serie

Boeken

Sargassoredacteuren bespreken boeken in alle soorten en maten: van non-fictie tot kinderboek, van roman tot politieke essays.


Foto: Abhi Sharma (cc)

Zo nabij en toch zo vreemd

RECENSIE - Katholieken in Nederland en België leefden in de 19e eeuw in twee verschillende werelden, laat Roberto Dagnino zien in zijn proefschrift uit 2015.

Allemaal katholiek, allemaal Nederlandstalig. Het Roomse Nederland en de Vlaamse regio hebben veel gemeen. Maar de cultuurdragers uit beide streken kwamen zelden tot samenwerken. Men bleef liever onder elkaar.

De leden van het ‘Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas’, opgericht in 1863, spraken af om jaarlijks bijeen te komen voor een leerzame, meerdaagse excursie, op zoek naar ‘christelijke kunst’. Die kunst moest ontdekt, onderzocht én gepromoot. Wat christelijke kunst was, daarover bestond nauwelijks meningsverschil. Christelijke kunst, dat was de gotiek van de 13e tot 16e eeuw. De late middeleeuwen waren de bloeiperiode geweest van West-Vlaanderen en van het rooms-katholicisme. Het was, zo geloofden de Gildeleden stellig, een tijd geweest van welvaart en van geniale kunstenaars zoals de gebroeders van Eyk, maar ook van harmonie en een innig geloofsleven. Allemaal zaken waaraan de goddeloze negentiende eeuw een voorbeeld kon nemen. En dus trokken de katholieke kunstkenners eropuit, op zoek naar de sporen van deze superieure christelijke kunst.

Een scherpe grens

Alleen, Nederland, net over de grens, bleek door de jaren heen steeds weer onbereikbaar. En dat terwijl Noord- en Zuid-Nederland in die late middeleeuwen (onder bestuur van de Bourgondiërs) één waren geweest. Het Gilde telde ook actieve Nederlandse leden, zeker in het begin, en de eerste excursie, in 1863, ging naar de werkplaats van de Nederlandse architect Pierre Cuypers in Maastricht, die op dat moment bezig was met de restauratie van het schilderwerk van de Sint-Servaas. Het was een geslaagd bezoek, zeker, maar gedurende de jaren daarna bleef men in Vlaanderen, of een enkele keer in Duitsland of werd het de Wereldtentoonstelling in Londen. Maar Nederland… Volgens een van de leden was daar sinds de Beeldenstorm eigenlijk niks interessants meer te vinden. Maar waar het om draaide dat Nederland te zeer ‘buitenland’ was. De grens tussen Nederland en België, bij de oprichting van het Gilde net dertig jaar oud, was te scherp geworden.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Beschaafd genieten

RECENSIE - © Uitgeverij IJzer boekomslag Muziek beleven in het negentiende-eeuwse Nederland van Jeroen van GesselOp 22 april 1870 beleefde Bachs Mattheus Passie zijn Nederlandse première, in Rotterdam. Een inhaalslag. De beroemde ‘herontdekking’ van het werk door Felix Mendelssohn was ruim veertig jaar verleden tijd, maar dat werd nu goedgemaakt.

De fine fleur van het Nederlandse muziekleven was aanwezig. De Amsterdamse première van de Passie was vier jaar later en is vooral de geschiedenis in gegaan omdat (aldus het verhaal) een deel van het publiek nog tijdens het slotkoor (‘Wir setzen uns…’) opstond en de uitgang opzocht. Waarop dirigent Johannes Verhulst zich omdraaide en verontwaardigd riep: ‘Mensen, wat doen jullie nou, nou lopen jullie weg bij het mooiste koor dat ooit geschreven is!’

Waar gebeurd? Het zou kunnen, schrijft Jeroen van Gessel.

Maar dan vertrok het publiek waarschijnlijk niet uit verveling maar om de laatste tram of trein nog te kunnen halen: ‘Zelfs een hartstochtelijk muziekliefhebber als Van Santen Kolff schrijft regelmatig dat hij de voorstelling voortijdig verliet.’ Een ander, Fredrik van de Poll, verliet om dezelfde reden vroegtijdig een uitvoering van Lohengrin. Muziek was mooi, maar thuiskomen was mooier.

Bovenstaande anekdote wordt vaak gebruikt om aan te tonen dat de negentiende-eeuwse Nederlander (of Amsterdammer) een cultuurbarbaar was en dat het muziekleven in Nederland daarom zo weinig voorstelde. Van Gessel toont in zijn ‘Muziek beleven in het negentiende-eeuwse Nederland’ in elk geval aan dat een al te vurige passie voor muziek niet op prijs werd gesteld. Musiceren was een goede zaak, maar dagelijks naar de opera gaan of al te veel praten over deze of gene componist of knappe sopraan – dat deden ze maar in Londen, Parijs of Wenen. Niet hier. Men (de betere burgerstand en alles daarboven) ging regelmatig naar een concert of operavoorstelling maar dat was dan op de eerste plaats een sociale activiteit. Het ging om zien en gezien worden. Wat er op de lessenaars stond, kwam op de tweede plaats.

Foto: Abhi Sharma (cc)

De welbespraakte moslim aan het woord

RECENSIE - © Uitgeverij Atlas Contact, boekomslag De halalborrel - Maurits Berger‘Als ik moet kiezen tussen Nederland en Marokko dan kies ik voor Nederland, en het mooie van Nederland is dat ik mag zijn wie ik wil zijn, en dat is moslim, dus de hoofddoek blijft op. Ga me niet vragen mij anders voor te doen alleen maar om mij aan te passen aan de smaak van de meerderheid.’

Aldus Hanan, een studente van de Leidse hoogleraar Maurits Berger. Ze had zojuist een aanvaring gehad met haar vader die graag had gezien dat ze haar hoofddoek af zou doen omdat ze anders nooit een baan zou vinden. Maar Hanan had dat voorstel afgewezen, met bovenstaande woorden. Berger vond haar altijd al ‘welbespraakt’ maar wat zij daar even kort samenvatte, ‘was in een notendop precies waar de nieuwe generatie van moslimse Nederlanders mee worstelt.’

Berger, hoogleraar ‘Islam en het Westen’, is duidelijk in zijn nopjes met zijn studenten. En in het bijzonder met de studenten die bereid waren om deel te nemen aan zijn kleine ‘Denktanks’ van moslims en niet-moslims, bedoeld om elkaar dieper te ondervragen. Daar zitten vooral welbespraakte moslims in, als we hem mogen geloven, en hij neemt ze mee naar allerlei avondjes en bijeenkomsten. Want de ondertitel van De Halalborrel, ‘de toekomst van de islam in Nederland’, is volkomen onjuist. Die toekomst, daar gaat het in dit boekje niet echt om; hooguit filosofeert Berger een beetje over dit onderwerp in de laatste pagina’s. Nee, een veel betere ondertitel zou zijn geweest: ‘de belevenissen van Maurits Berger in het islamdebat van de afgelopen 15 jaar’. Want het ware onderwerp van dit boekje is Maurits Berger. Hij over zijn voorbeeldige studenten, zijn gedachten bij het grote en kleine nieuws, zijn deelname aan formele bijeenkomsten van politie en justitie, aan discussieavonden, tv-programma’s en ga zo maar door. En natuurlijk zijn ontmoetingen met welbespraakte moslims.

Foto: Abhi Sharma (cc)

In dienst van de nazi’s

RECENSIE - © Uitgeverij Omniboek. Boekomslag In dienst van de nazis, door Paul van de WaterHet was een soort spelletje, in het beruchte Groningse Scholtenhuis. De arrestant werd omringd door vier beulen, die hem om de beurt een klap gaven met een gummiknuppel. Na elke klap liet de beul de knuppel op de grond vallen, waarna de arrestant deze moest oprapen om hem aan de volgende beul te geven. En weer een klap te krijgen.

Op een dag was het de beurt aan de opgepakte verzetsstrijder Louis Swaagman om deze behandeling te ondergaan. Swaagman zag dat één van de beulen de gehate Sleijffer was, en op het moment dat hij had opgepakt en aan hem moest geven, haalde Swaagman keihard uit en raakte Sleijffer met de knuppel vol in het gezicht.

‘De reactie van Sleijffer, ‘zo schrijft Paul van de Water, ‘was dodelijk voor zijn positie. Hij begon namelijk te huilen.’ Sleijffer herpakte zich snel, en begon hij Swaagman in blinde razernij te slaan en te schoppen maar voor zijn reputatie onder zijn collega’s was het te laat. Die vonden hem al gestoord, een sadist en een lafaard (Sleijffer ging klussen in executiepelotons en doodseskaders steevast uit de weg) maar dit incident liet zien dat hij ook een zwakkeling was. Hij had zich laten slaan én hij had gehuild.
Louis Swaagman werd door de SD afgevoerd naar het concentratiekamp Neustadt en overleed daar op 11 mei 1945.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Het raadsel van Femma

RECENSIE - © Uitgeverij De Geus. Boekomslag Het raadsel van Femma door Els van Diggele‘Ik was een Calmeyer-geval.’ Het schoot Femma ineens te binnen. Haar familie had de naam Calmeyer nooit eerder gehoord. Ze wisten dat hun moeder (of oma) in het concentratiekamp had gezeten maar wat en hoe precies, daarover had ze nooit iets verteld. Het bleef altijd vaag, bij een paar steekwoorden. En natuurlijk was er ook lange tijd nauwelijks aandacht voor de slachtoffers van de Holocaust en hun verhalen. Ook van Femma werd altijd verwacht dat ze daar niet bij stil bleef staan – het leven ging door. En nu zat ze ineens op haar praatstoel. Alle verschrikkingen moésten verteld.

Want het verleden achtervolgde haar. Femma was door haar ervaringen getekend. Haar humeur kon plots omslaan, ze kon vreselijk, onredelijk woedend worden. En dan was er haar schoonmaakwoede. Wel twee keer per week moest alles en iedereen aan de kant, want dan was het tijd voor een rigoureuze schoonmaak. Haar man Henk lag vaak in de vuurlinie maar hij had er altijd begrip voor gehad. Femma’s zonen ‘herontdekten’ hun joodse verleden en wilden meer weten. Nog pas twee jaar geleden hakte zoon Ruud de knoop door. ‘Nu ga ik. Wie mee wil gaat mee, anders ga ik alleen.’ En ze gingen. En Femma ging mee. Naar Auschwitz. Het was een doorbraak. Eenmaal terug in Nederland durfde ze voor het eerst alles te vertellen. Hoe ze opgepakt was, waar ze was geweest, wat ze allemaal had gezien, en doorstaan. Nooit had ze de moed opgegeven. Want haar verblijf in de hel was immers een vergissing. Haar ouders zouden dat aan Calmeyer duidelijk maken. Straks zou ze te horen krijgen dat ze naar huis mocht.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Wereldreiziger voor het vaderland

RECENSIE - © Uitgeverij Querido Boekomslag Dr. Hendrik Muller Wereldreiziger voor het vaderland (1859-1941)Waarom Hendrik Muller? Dat zal menige diplomaat zich rond de jaarwisseling van 1918/1919 zich toch even hebben afgevraagd. Waarom moest juist hij de gezant worden in Roemenië? Het korte antwoord luidde dat Hendrik Muller misschien niet over de diplomatieke kwalificaties beschikte, maar wel de meest geschikte kandidaat was. Deze grand voyageur (aldus een interne notitie) was in ieder geval een keer in die contreien geweest, en had er ook eens over geschreven. En zo werd Hendrik Muller de Nederlandse gezant in dat gloednieuwe Balkanland. Maar hoezeer hij ook had verlangd naar een diplomatieke carrière, dat samenraapsel Roemenië vond hij toch wel wat te min. Hij heeft nog gezeurd, maar ging uiteindelijk overstag omdat hij daarna vast een betere positie zou krijgen.

Een ijdele man, daar is iedereen het over eens. En geen geboren zakenman. Hendrik, de zoon en gedoodverfde opvolger van de Rotterdamse havenbaron Hendrik Muller Samuelszoon, bleek niet uit het commerciële hout gesneden. Zijn moeder achtervolgde hem met wijze raad, waarschuwde hem voor wereldse verleidingen én voor zijn ijdelheid, maar dat alles mocht niet baten. Hendrik junior ging liever op reis. Het bezorgde hem een bescheiden reputatie als wereldreiziger, en in Duitsland scharrelde hij daarmee een academische titel bij elkaar. Maar het gaf allemaal geen voldoening. En ook de familie trok de handen van hem af.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Het lijk van de dictator

RECENSIE - Een nogal lugubere geschiedenis

Ze verblijven die nacht in een hotelletje in Port-Joinville, het belangrijkste stadje op het eilandje. Er is een bestelbusje geregeld. Die nacht duwen ze het busje door de straten, om pas buiten de stadskern echt te gaan rijden. Het is maar een kort stukje, het is niet meer dan 500 meter naar het kerkhof. Het is volle maan. Ze rijden het kerkhof op, en lopen met hun gereedschap naar het graf. Eerst moet de enorm zware deksel er afgetild. En daarvoor moet een gat worden geslagen. Een van de grafrovers ‘geeft een grote klap op het graf.’ Paniek. Honden slaan aan. Maar verder gebeurt er niets. Na lang ploeteren ligt de grafsteen opzij. ‘De kist verscheen in het maanlicht. We hoorden in de verte de golven. Het was zeer indrukwekkend.’ Hubert Massol, het brein achter de operatie roept: ‘Maréchal, nous voilá.’

Aldus de roof van het lijk van maarschalk Pétain, in het voorjaar van 1973. Of althans, het eerste deel van de roof. Daarna volgde nog het ruwe gesleep, de ontdekking van het gesloopte graf en een reeks arrestaties. De in het nauw gedreven Massol geeft een persconferentie waarop hij verklaart dat de kist ‘in onze handen blijft’ totdat de Franse president belooft dat de maarschalk eerst ondergebracht zal worden in de crypte van de Invalides (naast Napoleon, zogezegd) en daarna definitief herbegraven zal worden in Douaumont, het monument voor de slachtoffers van de Slag bij Verdun. Kort daarop treft de politie de kist aan onder een hoop rommel in een garagebox in de Parijse wijk Saint-Ouen, bekend vanwege zijn grote rommelmarkt.

Foto: Abhi Sharma (cc)

De val van Athene

RECENSIE - Selymbria moest veroverd. En snel. Wanneer dat niet gebeurde, dan zat er een gapend gat in de door Athene gedomineerde kustlijn van de Hellespont. Straks zouden de graanschepen vanuit de Zwarte Zee komen, richting Athene. Die aanvoer moest koste wat kost worden beschermd, om een hongersnood te voorkomen. En ondertussen werkten de aartsvijand van Atheners, de Spartanen, koortsachtig aan een nieuwe vloot. Die was bijna gereed, daar viel weinig aan te doen – maar de Spartanen mochten dus nooit één veilige haven krijgen in de buurt van de Bosporus. Kortom, de Atheense belegeraars van Selymbria hadden haast. Hun leider Alcibiades was in staat contact te leggen met een aantal aanhangers van Athene bínnen de stad. Op een afgesproken tijdstip zouden zij de stadspoorten openen.

Maar op het moment suprême bleek dat hij in de val was gelokt:

Toen kwam het vuursignaal – veel te vroeg! Er was iets misgegaan! Alcibiades kon zich niet veroorloven te aarzelen. Hij schreeuwde bevelen naar zijn kapiteins om hem te volgen zodra ze konden en rende met twintig lichtbewapende infanteristen en dertig hoplieten die toevallig het dichtst bij hem in de buurt waren, door het donker naar de stadsmuren. De poort stond open. Ze renden naar binnen en zagen toen recht voor zich het leger van Selymbria in volle wapenrusting over de brede straat op hen afkomen, de helmen neergeklapt, de rond schilden geheven. Het was een enorme overmacht. Wat moest hij doen? Vechten betekende zelfmoord. Vluchten was ondenkbaar

Foto: Abhi Sharma (cc)

Vertrouwen op de quarantaine – of op God

RECENSIE - © Uitgeverij Verloren. Boekomslag A.H.M. Kerkhoff, Per imperatief plakkaat, 2020.De grenzen dicht, strikte controle van alle reizigers, een verbod op samenkomsten en een dwingende oproep aan alle burgers om binnen te blijven. Desnoods met geweld afgedwongen.
Het lijken moderne maatregelen maar ze dateren al uit de Middeleeuwen.

In de vijftiende, zestiende eeuw hadden de stedelijke magistraten al in de gaten dat de pest dan wel een straf Gods kon zijn, maar dat de ziekte net zo goed per schip vervoerd aan kon komen, en van mens op mens werd overgedragen. Het is niet voor niets dat het begrip quarantaine uit de middeleeuwen dateert.

Grote handelssteden hielden goed in de gaten waar de pest opdook (ambassadeurs en diplomaten waren daarbij van groot nut) en handelaren of schepen uit besmette streken werden zo goed en zo kwaad als dat ging geweerd, of veertig dagen op afstand gehouden. De praktische problemen waren legio; botte ontkenning, list en bedrog lagen ook toen al voortdurend op de loer, maar desondanks wist iedereen dat die methode, mits keihard doorgevoerd, succesvol kon zijn.

Dat wisten bestuurders en kooplieden. De medische wetenschap was nog niet zo ver. Die hield nog vast aan de klassieke overtuiging dat ziekten veroorzaakt werden door bedorven lucht, vieze geuren, miasma’s, eventueel in combinatie met verstoorde lichaamssappen, en volgens de beste deskundigen speelden ongunstige astrologische samenstanden ook een rol.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Loveboat naar ons Indië

RECENSIE - In de roman De passagiers van ‘De Rembrandt’ (1919) van Thérèse Hoven (1860-1941) is een verpleegster openlijk uit op een one-nightstand. Ze manipuleert een knappe officier naar een afgezonderde ruimte, maar als blijkt dat hij verliefd is op een ander wordt ze kwaad:

En ’t pleegzustertje is woedend en uit eenige invectieven, niet bepaald complimenteus voor haar onwilligen cavalier, maar evenmin getuigende van een goede opvoeding of een liefderijk gemoed. […] ‘Hè, wat een mispunt! Zoo’n ongelikte beer! Ik had juist zoo’n dollen zin in een beetje pret. ’t Is een miserabele reis. Hè, toen wij uitgingen, die Deli-planter! Ik wou, dat ik er weer zoo een ontmoette.

Uit de archieven diepte de leraar Nederlands Coen van ’t Veer tientallen romans op zoals De passagiers van ‘De Rembrandt: boeken waarin de boottocht tussen Nederland en Nederlands Indië een belangrijke rol speelde en die verschenen tussen 1850 (ongeveer het moment waarop die reis een intree doet in de Nederlandse letterkunde) en 1940 (rampspoed geboren).

Het resultaat van dat onderzoek is een boeiend proefschrift, De kolonie op drift, dat door uitgeverij Verloren voorbeeldig is vormgegeven: een boek dat laat zien hoe Nederland zijn koloniale samenleving verbeeldde in de vorm van romans over de kleine koloniale kosmos die zo’n schip was.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Een kleine Karel de Grote

RECENSIE - Na jaren van grote en kleine vernederingen was Karel de Grote het zat. En dus trok hij in 772 met een enorm leger het woongebied van de Saksen binnen, en verwoestte de Irminsul, een heiligdom op de Eresburg, aan het riviertje de Diemel. Wat die Irminsul precies was, weten we niet, maar als we de Karolingische bronnen mogen geloven, was dat het centrale heiligdom van de Saksen (die overigens geen centraal gezag kenden).

Een verpletterende slag voor het heidendom en de heidenen. Of toch niet. Tien jaar later werd een groot Frankisch leger verpletterend door de Saksen verslagen, en in datzelfde jaar hakte Karel óók weer in op de Saksen, in de Slag bij Verden. Een overwinning was niet voldoende: Karel liet na afloop ook nog eens 4500 krijgsgevangenen ombrengen. Toen was het eindelijk stil ten oosten van de Rijn. En er volgden jaren van draconisch bestuur.

Karel de Grote wordt momenteel voornamelijk herinnerd in deze gedaante van de ‘Saksendoder’. Maar hij was veel meer, wil Peter Rietbergen duidelijk maken. Hij was in elk geval de eerste Europese vorst die zich tot keizer liet kronen, en zo een dikke vinger opstak naar het Byzantijnse rijk. Maar die kroning was ook bittere noodzaak. Het immense Frankische Rijk was simpelweg te groot geworden. Karel plaatste de lokale graven en bisschoppen onder regionale koningen (bij voorkeur zijn zonen), en daarmee werd een hogere, keizerlijke bestuurslaag onvermijdelijk. Hij gaf het barbaarse, verdeelde Europa een Romeins ‘smoel’ zogezegd, en drukte zeer vasthoudend de noodzakelijke hervormingen door. Want imperiale noblesse oblige. Daarmee was hij dus niét de bedenker van het verenigd Europa, zoals tegenwoordig EU-voorlichters graag zeggen. Rietbergen: ‘Andere Europa’s waren eveneens mogelijk geweest’.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Nogmaals Peter Gøtzsche over vaccinaties

RECENSIE - Een gastbijdrage van Pepijn van Erp, eerder verschenen op KloptDatWel.nl

De controversiële Deense arts Peter Gøtzsche kondigde op Twitter de publicatie van zijn nieuwe boek over vaccinaties aan. Door het lezen van zijn vorige boek en wat recente akkefietjes rondom zijn persoon was ik toch wel nieuwsgierig naar het boek en heb het inmiddels gelezen.

Nogmaals Peter Gøtzsche over vaccinaties 1

In zijn vorige boek maakte Gøtzsche al duidelijk waar hij staat in discussies over vaccinaties. Dat werd eigenlijk ook wel tijd aangezien hij vaak door antivaxxers wordt aangehaald als een volkomen onafhankelijke expert, wars van enige BigPharma-invloed, die heel kritisch is over vaccins. Ja, van het griepvaccin en dat tegen HPV is Gøtzsche bepaald geen fan, maar de meeste vaccinaties die bij ons in het Rijksvaccinatieprogramma zitten, vindt hij fantastisch. In zijn net verschenen Vaccines: truth, lies and controversy diept hij het onderwerp verder uit.

Vaccinontkenners

Het eerste hoofdstuk gaat over het vaccindebat en de soms uiterste felle toon waarop dat plaatsvindt. Gøtzsche maakt zich er zorgen over dat uit angst de antivaxxers in de kaart te spelen, zo’n beetje elke kritiek op vaccins al snel als verdacht en ongewenst wordt weggezet.

People who reject all vaccines and are totally resistant to rational arguments and findings from high-quality science going against their beliefs are often called anti-vaxxers. I do not like calling people anti-something. People who criticise the huge consumption of psychiatric drugs for valid scientific reasons are often called anti-psychiatry by psychiatrists, which they are not; they are pro-people. I prefer to use the term vaccine deniers, since they deny the science, just as there are Holocaust deniers and people who deny that man ever set foot on the Moon.
The other camp I shall call vaccine advocates even though this term is too kind for those of them who are similarly unreasonable as the vaccine deniers when they say we should accept all vaccines without asking questions.

Vorige Volgende