In dienst van de nazi’s

Serie: Dossier:

RECENSIE - © Uitgeverij Omniboek. Boekomslag In dienst van de nazis, door Paul van de WaterHet was een soort spelletje, in het beruchte Groningse Scholtenhuis. De arrestant werd omringd door vier beulen, die hem om de beurt een klap gaven met een gummiknuppel. Na elke klap liet de beul de knuppel op de grond vallen, waarna de arrestant deze moest oprapen om hem aan de volgende beul te geven. En weer een klap te krijgen.

Op een dag was het de beurt aan de opgepakte verzetsstrijder Louis Swaagman om deze behandeling te ondergaan. Swaagman zag dat één van de beulen de gehate Sleijffer was, en op het moment dat hij had opgepakt en aan hem moest geven, haalde Swaagman keihard uit en raakte Sleijffer met de knuppel vol in het gezicht.

‘De reactie van Sleijffer, ‘zo schrijft Paul van de Water, ‘was dodelijk voor zijn positie. Hij begon namelijk te huilen.’ Sleijffer herpakte zich snel, en begon hij Swaagman in blinde razernij te slaan en te schoppen maar voor zijn reputatie onder zijn collega’s was het te laat. Die vonden hem al gestoord, een sadist en een lafaard (Sleijffer ging klussen in executiepelotons en doodseskaders steevast uit de weg) maar dit incident liet zien dat hij ook een zwakkeling was. Hij had zich laten slaan én hij had gehuild.
Louis Swaagman werd door de SD afgevoerd naar het concentratiekamp Neustadt en overleed daar op 11 mei 1945.

Elf collaborateurs heeft Paul van de Water in dit boek bijeengebracht. Elf korte biografietjes die meestal treurig beginnen en die meestal eindigen in weerzinwekkende beschrijvingen van martelpraktijken en aanverwante misdaden. Van de Waters belangstelling voor juist de gewelddadige collaborateurs ontstond toen hij (via zijn familiegeschiedenis) stuitte op de beruchte Friese collaborateur Lucas Bunt. Van de Water ontwikkelde, vermeldt hij in de inleiding ‘een fascinatie voor gewelddadige daders en verraders’, hetgeen resulteerde in een promotieonderzoek en dit boek. Het is deprimerend leesvoer. Meegezogen in de spiraal van terreur, geweld en contrageweld, met name gedurende de laatste maanden van de bezetting, verloren sommige collaborateurs hun laatste restje menselijkheid. Van de Water beschrijft de afdaling, de wreedheden en uiteindelijk, indien mogelijk, de berechting. En dat, zeg maar, elf keer.

Waarom deze aanpak? Waarom deze elf? Van de Water probeert over zijn selectie een academisch sausje te gieten maar het blijft bij enige verwarrende opmerkingen. Zijn selectie laat zien (p.14):

… dat er tussen collaborateurs wel overeenkomsten zijn, maar dat de verschillen zo talrijk zijn dat het eigenlijk onmogelijk is om te spreken over “de” collaborateur en dat het ook niet mogelijk is om een algemeen profiel te maken.’ [Met deze keuze] ‘wil ik recht doen aan de overeenkomsten en vooral aan de verschillen die zo kenmerkend zijn voor de collaborateur, en meer in het bijzonder voor de gewelddadige en verraderlijke collaborateur. Het gaat in dit boek weliswaar om een kleine groep […] maar de resultaten van dit onderzoek zijn betekenisvol voor het onderzoek naar de grote groep van deze categorie collaborateurs.

Van de Water wil met deze elf dus aantonen dat gewelddadige collaborateurs qua achtergrond en motivatie sterk uiteenlopen. Maar hij geeft helemaal niet aan dat het hier om een aselecte steekproef gaat; om een willekeurige greep uit de (honderden) gevallen. Onduidelijk blijft ook (althans voor deze recensent) waarom Van de Water uitgebreid ingaat op de naoorlogse rechtsgang, inclusief slordigheden, leugens, hoger beroep et cetera. Wat zegt dit over de kenmerken van deze categorie collaborateurs? Maar goed, elf gruwelhoofdstukken (en een hoofdstuk over de beroerde Bijzondere rechtspleging) later, wordt het tijd voor zijn ‘Ten Slotte’. Van de Water opent met de mededeling dat gewelddadige handlangers van de Duitsers in de jaren na de oorlog vaak aangeduid werden als beesten of sadisten maar ‘de in dit boek besproken daders waren – op een paar uitzonderingen na – niet krankzinnig of psychopathisch.’ Maar ja, de door hem opgevoerde daders zijn z’n persoonlijke selectie. Van de Water benadrukt vervolgens de verschillen qua opvoeding en motivatie (die was zelden ideologisch; hij spreekt van opportunisten zonder empathisch vermogen) en hij constateert (p. 325):

Gezien de vele verschillen is het niet goed mogelijk en in ieder geval niet productief om op basis van de kenmerken van de groep van elf daders een daderprofiel of een prototype van dé gewelddadige en verraderlijke dader te maken.

En even verderop, na een kort overzicht van de karakteristiek van zijn elf:

Deze gegevens geven een goed beeld van de achtergronden van de elf daders van dit boek. Het is de vraag of dat beeld geëxtrapoleerd kan worden naar de grote groep van honderden gewelddadige en verraderlijke daders in Nederland. Welnu, ik heb de afgelopen jaren vele tientallen dossiers bestudeerd en steeds zie ik ditzelfde beeld van variatie in milieu, leeftijd levensbeschouwing van de ouders, opleiding en beroep. Voor een meer definitieve conclusie is verder systematisch onderzoek nodig naar de achtergronden, maar het lijkt erop dat er opvallend vaak sprake is van een problematische jeugd.

Ik geloof onmiddellijk dat deze collaborateurs uit allerlei hoeken en gaten tevoorschijn kwamen, en langs verschillende wegen in de hel zijn afgedaald – maar ik verwacht dat Van de Water dat bewijst, of aannemelijk maakt. Nu moeten we hem blijkbaar op zijn blauwe ogen geloven, en vertrouwen dat die elf geselecteerden een evenwichtig beeld geven van zijn indruk opgedaan dankzij ‘honderden’ dossiers. Wellicht hadden ze vrijwel allemaal een rotjeugd. Maar ja, ook dat ligt aan zijn selectie. En daarbij ik zou willen opmerken dat dit gegeven vaak achteraf is geconstateerd (door daders of onderzoekers), en afgezet moet worden tegen het gegeven dat vrijwel iedereen toen een armoedige rotjeugd had.

Paul van de Water is promovendus aan de UvA en aan het NIOD, zo vermeldt de achterflap. Hij is van plan op dit onderwerp te promoveren. Zijn voornaamste conclusie lijkt hij in dit boek reeds te hebben neergelegd. Geen schokkende conclusie. Maar de methodologische onderbouwing, daar mag volgens mij nog naar gekeken worden.


Paul van de Water In dienst van de nazi’s. Omniboek. 384 blz.

Reacties (12)

#1 Ankie+Molensteen

Hopelijk heeft Van de Water het verhaal over Sleijfer niet zo opgeschreven.
“Na de bevrijding werd hij opgepakt en gevangengezet in Groningen. Een psychiatrisch onderzoek dat door de Nederlandse rechter in 1945 werd gelast, toonde aan dat Sleijfer sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. Hij zou “gevaarlijk en instabiel” zijn. Hij werd daarom in een gesloten psychiatrische inrichting opgesloten, waar hij na een aantal vergeefse pogingen tot zelfmoord reeds overleed in 1953. ”

https://nl.wikipedia.org/wiki/Zacharias_Sleijfer

  • Volgende discussie
#2 beugwant

@1: De laatste wijzigingen in dat wikipedia-lemma zijn bijna vijf jaar oud.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 Ankie+Molensteen

@2: Aha, dus hij is ineens eerder overleden?

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4 P.J. Cokema

@1: Je schrijft: “Hopelijk heeft Van de Water het verhaal over Sleijfer niet zo opgeschreven”.

Heb je de recensie goed gelezen? Daar staat:
“Zacharias Sleyffer werd uiteindelijk door zijn eigen werkgever, de SD afgevoerd naar het concentratiekamp Neustadt. Hij zou de oorlog niet overleven.”

Eer vanuit gaande dat de recensent het boek goed heeft gelezen (reken maar dat-ie dat wel heft gedaan) dan heeft Van de Water dat inderdaad dus “niet zo opgeschreven”.

Je toont wel aan dat de Wikipedia soms met een korrel zout genomen dient te worden.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5 gbh

@4: Volgens zijn bloedeigen zoon is Sleyffer in ’53 aan kanker overleden:

https://www.werkgroepherkenning.nl/nsber-als-vader/

Dat de wiki met een korrel zout moet worden genomen wordt dus op geen enkele wijze aangetoond. Misschien moet Paul van de Water met een flinke korrel zout worden genomen als je dat soort feiten niet met 2 klikken weet te vinden.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#6 P.J. Cokema

@5: Kijk eens aan. Interessant, dank u.
Ik ga eens kijken of ik de recensent en de auteur te pakken kan krijgen.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#7 Marco

@4 en @5: het is zeer waarschijnlijk de recensent die hier de fout heeft gemaakt.

Ten eerste, het Utrechtse archief meldt de dood van Zacharius Schleijfer in 1953. Ten tweede, *Swaagman* is in Neustadt is overleden, overigens officieel na de oorlog (11 mei 1945).
Tot slot is er een interview met Paul van de Water in Trouw, waarin Sleijfer ook wordt genoemd, en daarin uit Van de Water zijn verrassing dat Sleijfer was vrijgelaten uit een inrichting in 1952 https://www.trouw.nl/binnenland/op-zoek-naar-nederlanders-die-in-dienst-van-de-nazi-s-traden-en-hun-beweegredenen~b15d4d23/.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#8 gbh

@6: De zoon is ook met 2 klikken te vinden bij een advocaten kantoor en als voorzitter in de raad van commissarissen bij een bekende club in de eerste divisie.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#9 gbh

@7: Lijkt mij dat een zoon over zijn vader niet dat soort fouten maakt en dat was dus makkelijk te controleren.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#10 P.J. Cokema

@1 en @5 en @7
Het is inmiddels gecorrigeerd. Niet Sleijffer maar verzetsman Swaagman is in Neustadt overleden (op 11 mei 1945).

De Wikipedia is dus correct.

Namens de recensent en mijzelve: excuses.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#11 beugwant

Dat is drie dagen na de officiële capitulatie.
Niet dat er vanaf de 8e mei ineens weer orde heerste in wat er van Duitsland restte of dat alle gevangenen ineens weer in blakende gezondheid verkeerden…
Maar het kan een schrale troost zijn geweest, dat in elk geval dàt nieuws Swaagman nog heeft bereikt.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#12 Ankie+Molensteen

@10: Aanvaard, met de aantekening dat je je eigen overtuigingen soms best met een korrel zout mag nemen als Wikipedia daar aanleiding toe geeft. Of andersom natuurlijk.

  • Vorige discussie