Alsof er niets anders te melden was over de Europese verkiezingen bleven de media de afgelopen weken eenzelfde boodschap eindeloos herhalen: radicaal rechts gaat winnen. We zullen zondag zien in hoeverre dat een selffullfilling prophecy is geworden. In de berichtgeving stonden vooral de nationale leiders van radicaal rechts (Wilders, Le Pen) centraal en niet de Europese kandidaten (Stöteler, Bardella), laat staan de kiezers en hun motieven.
De opiniepeilingen wijzen onmiskenbaar in de richting van een conservatiever Europarlement. Van de middenpartijen die het in het vorige parlement voor het zeggen hadden kan alleen de centrumrechtse EPP op enige winst rekenen. Centrum-linkse en liberale partijen staan op verlies. Aan deze kant van het politieke spectrum mankeert een aantrekkelijk alternatief, zo constateert ook Politico:
Meestal stromen kiezers in tijden van instabiliteit – oorlogen, pandemieën, economische onzekerheid – massaal naar de traditionele machtspartijen. Tegenwoordig zijn deze partijen in veel landen uiteengevallen. Decennia lang hebben Europees rechts en links voor het centrum gevochten, en als twee dronken boksers zijn ze ingestort, waardoor de arena open is gebleven voor nieuwe uitdagers.
Het is nog steeds wachten op de nodige introspectie en reflectie van de machtspartijen in het midden die een opmaat kunnen bieden voor een nieuw elan en herstel van het vertrouwen.
Eén blok niet waarschijnlijk
Daarvoor is het nodig dieper te graven in de achtergrond en de motieven van de kiezers. Er zijn nogal wat verschillen tussen zowel de partijen als hun kiezers in de radicaal rechtse hoek van het politieke spectrum. Een verschil dat wel enige aandacht heeft gekregen betreft het standpunt ten aanzien van de oorlog in Oekraïne. In Oostenrijk, Hongarije en Slowakije staan partijen gereserveerd tegenover steun aan Oekraïne. Dat geldt ook voor de AfD in Duitsland. Orbán en ook de Oostenrijkse FPÖ hebben nog steeds vriendschappelijke banden met Moskou. Daartegenover staat de Italiaanse premier Giorgia Meloni van de extreemrechtse Fratelli d’Italia die Oekraïne onvoorwaardelijk steunt. Zoals ook haar Poolse partijgenoten in de ECH fractie van het Europarlement. De vorming van één rechts radicaal blok in het nieuwe parlement lijkt alleen al daarom vrijwel onmogelijk.
De meeste kiezers, en zeker degenen die stemmen op radicaal rechtse partijen, kijken niet zozeer naar het parlement in Brussel/Straatsburg maar naar de toestand in hun eigen land. En dat leidt tot een nogal divers beeld. Een stem op radicaal rechts is vaak een stem tegen de zittende regering die niet levert wat geleverd zou moeten worden. Dat verklaart bijvoorbeeld een groot deel van de populariteit van het Franse Rassemblement National van Marine Le Pen die wint vanwege de impopulariteit van Macron. Iets dergelijk speelt ook in Duitsland waar de regering Scholz door onderlinge meningsverschillen tussen SPD en Groenen enerzijds en FDP anderzijds te weinig presteert in de ogen van de kiezers.
Sociaal-economische factoren spelen daarbij een belangrijke rol. Grote groepen werknemers voelen zich kwetsbaar vanwege onzekere vooruitzichten. Radicaal rechts profiteert daarvan door angstzaaierij, desinformatie en complottheorieën. Maar op economisch gebied zijn er grote verschillen van inzicht over de meest gewenste oplossingen tussen radicaal rechtse partijen uit de noordelijke en zuidelijke landen. De nationale soevereiniteit staat overal hoog in het vaandel. Maar in een gemeenschappelijke markt kan dat leiden tot grote ongelijkheid. Sterke nationale economieën drukken de zwakkere uit de markt. In het verleden pleitte eurosceptisch rechts daarom voor uittreden uit de EU, want ‘in eigen land kun je het beste voor je eigen burgers zorgen’. Maar dat station is gepasseerd. De gemeenschappelijke markt wordt niet meer principiëel afgewezen. Dat betekent wel dat we ook in de radicaal rechtse groepen clashes mogen verwachten over onderlinge solidariteit tussen de landen en bijvoorbeeld het uitgeven van eurobonds in crisistijd.
Ook verschillen op culturele issues
De grootste overeenkomsten tussen de radicaal rechtse partijen zijn op het gebied van migratie:
wat hen verenigt is een kijk op de wereld die gecentreerd is rond een etnische natiestaat, vijandigheid tegenover migranten, vooral als ze moslim zijn, en scepsis tegenover supranationale organisaties zoals de EU, de Verenigde Naties en, in sommige gevallen, de NAVO.
Een conservatief wereldbeeld domineert. Maar op sommige culturele issues zien we verschillen die in een eventueel samenwerkingsverband moeilijk genegeerd kunnen worden. Zo strijden Meloni en haar Poolse medestanders van de PiS voor ‘familiewaarden’. Wilders zal daar ook wel een eind in meegaan, afgaand op zijn campagnespotjes. Maar de PVV sluit de LGBTI-gemeenschap niet uit zoals dat met name in Polen wel gebeurt. Ook Len Pens RN flirt met de stem van homo’s.
In het kiezerspubliek zijn ook nogal wat verschillen als we kijken naar jong en oud, man en vrouw. Het idee dat vooral ‘boomers’ de EU naar rechts willen buigen klopt niet. Jongeren scoren hoog bij radicaal rechtse partijen, ook al zijn er opvallende verschillen tussen mannen en vrouwen, blijkt uit onderzoek in bijvoorbeeld Duitsland en België. In Frankrijk zou bijna een derde van de jongeren RN kiezen, zonder verschil tussen mannen en vrouwen. Die keuze van de nieuwe generatie hoeft niet meteen geïnterpreteerd te worden als een slecht voorteken voor de toekomst van Europa. ‘Boomers’ zijn traditioneel nogal partijtrouw. Jongere generaties tellen veel meer ‘zwevende kiezers’. Hier ligt dus een uitdaging voor links.
[foto: Europees Parlement in Straatsburg]