Polarisatie in de Nederlandse politiek

RECENSIE - Het politieke debat in Nederland is gepolariseerd, zegt men. Maar is dat ook zo? Groeiende tegenstellingen, verruwing in het taalgebruik, een ‘kloof’ tussen Haagse politiek en burgers in het land, tussen de Randstad en de rest van Nederland: politieke polarisatie zien we de afgelopen jaren in allerlei toonaarden beschreven en becommentarieerd. Loopt de democratie gevaar of kunnen we er op vertrouwen dat de meerderheid van de bevolking toch zal blijven zorgen voor pluralisme en redelijkheid in de politiek? Onder redactie van politicoloog en publieke opinie onderzoeker Paul Dekker doen 22 sociale wetenschappers in de bundel Politieke Polarisatie in Nederland een poging ons op basis van degelijk empirisch onderzoek een genuanceerd beeld te geven van de ernst van de problematiek.

Een grote verdienste van de Nederlandse sociale wetenschappen is dat er in opinieonderzoeken al heel lang gewerkt wordt met vergelijkbare thema’s waarover om de zoveel tijd dezelfde vragen worden gesteld. Dat betaalt zich nu uit in verschillende bijdragen in deze bundel waarvoor gebruik kon worden gemaakt van de ontwikkeling van politieke standpunten in de Nederlandse bevolking in de afgelopen decennia. Zo analyseerde Dekker trends in de standpunten van verschillende groepen in de samenleving over onder meer man/vrouwrollen, Europese integratie en de multiculturele samenleving. Hij komt dan tot de conclusie dat er in een minderheid van de gevallen sprake is van divergentie (het uiteenlopen van standpunten) en in een bijna even groot aantal gevallen van convergentie. Als we kijken naar opleidingsverschillen is er wel vaker sprake van divergentie en is de divergentie over de jaren heen het grootst. Maar over het geheel genomen ziet Dekker geen bewijs voor (toenemende) polarisatie als dominante trend. Hij haast zich wel er bij te zeggen dat hij daarmee het polarisatieprobleem niet wil ontkennen. We moeten zijn bevindingen vooral zien als relativering van een trend die soms op alarmistische toon en met verwijzing naar Amerikaanse toestanden in de publiciteit komt. Een probleem is wel de perceptie van de polarisatie. Dekker wijst er op dat onze indrukken van tegenstellingen vaak niet kloppen. Dat komt ook omdat we doorgaans afgaan op de media waarin de tegenstellingen niet zelden worden uitvergroot.

Opleidingskloof

Quita Muis, Tim Reeskens en Inge Sieben hebben gekeken naar homogeniteit en divergentie van opvattingen binnen opleidingsgroepen in de loop van de tijd. Hoe meer de standpunten van mensen binnen een bepaalde groep op elkaar gaan lijken, hoe sterker het verschil met een andere groep zal worden ervaren. Ook een soort polarisatie zou je kunnen zeggen. De onderzoekers zien niet direct grote verschillen tussen opleidingsgroepen als het gaat om traditionele waarden (man/vrouw rollen). ‘Wel nemen we een groeiende opleidingskloof in institutioneel vertrouwen waar, die cultureel van aard lijkt te zijn (…) Groepsidentiteiten worden op deze manier versterkt en zo ook de perceptie van opleidingsverschillen’. Ondanks het feit dat meer kinderen uit verschillende milieus hoger onderwijs volgen ‘gaan individuen na een lange periode van socialisatie in het hoger onderwijs meer op elkaar lijken’. Hogeropgeleiden lijken zo ‘de aanjagers van een groeiende kloof tussen hen en lageropgeleiden, omdat zij zich zowel mentaal als fysiek (steeds) meer afzonderen van de lageropgeleiden die achterblijven in dezelfde economisch onzekere omstandigheden.’ (p.53)

Affectieve polarisatie slaat op de wederzijdse afkeer van mensen met tegengestelde standpunten. Bepaald geen nieuw verschijnsel. Het is wel eens erger geweest. Maar er is de afgelopen tien jaar wel sprake van toename van wederzijdse afkeer van politiek tegengestelde groepen, schrijft Eelco Harteveld. Hij onderscheidt drie groepen: centrumlinks, centrumrechts en radicaal populistisch rechts. Op zijn thermometer van affectieve polarisatie is de weerstand van beide eerste groepen tegen radicaal populistisch rechts het grootst. Bij dit gegeven, waar we bijna dagelijks voorbeelden van zien, zet Harteveld twee kanttekeningen (p.93,98). Polarisatie suggereert een symmetrie tussen twee uiteenlopende groepen. De vraag is of je daar van kan spreken om de tegenstelling tussen pakweg 15% van de bevolking en de rest aan te duiden. De tweede kanttekening betreft het alarmisme dat deze affectieve polarisatie oproept waarbij verwezen wordt naar de Verenigde Staten. Ons voorland? Daar gaat het duidelijk om twee vijandelijke kampen. In de meeste Europese landen is toch nog steeds sprake van een zekere mate van pluralisme in de politiek. Het alarmisme is echter niet zonder gevolgen. Percepties van polarisatie wakkeren namelijk daadwerkelijke polarisatie aan. Een waarschuwing voor een selffullfilling prophecy is hier dus wel op zijn plaats.

Politieke polarisatie in Nederland

De bundel bevat meer interessante bijdragen. Zoals van Tom van der Meer die laat zien dat het vertrouwen in het parlement in Nederland schommelt, anders dan in zuidelijke Europese landen waar het duidelijk is gedaald sinds de eeuwwisseling. Wat wel opvalt is dat het vertrouwen zelf inmiddels een politieke factor is geworden en dat de kloof is vergroot tussen degenen die het parlement vertrouwen en degenen die dat niet meer doen. Annemarie Walter en Philip van Praag hebben geprobeerd na te gaan of er sprake is van een duidelijke verruwing in het parlementaire debat. Dat blijkt moeilijk empirisch vast te stellen. Wel tonen zij een grafiek over de perceptie van ‘onbehoorlijke omgangsvormen’ in het parlement bij het publiek. Het percentage dat onbehoorlijk gedrag waarneemt schommelt jarenlang rond de 40%. In 2021 stijgt het voor het eerst boven de 50%. Ook deze auteurs wijzen op de uitvergroting van incidenten in de media.

Will Tiemeijer schrijft in zijn bijdrage dat polarisering van standpunten gezien moet worden als een vorm van ‘coping’-gedrag, een compensatie voor onzekerheidsgevoelens. Mensen die het gevoel hebben dat ze de controle over hun leven verliezen zoeken naar vastigheid, mijden nuances en sluiten zich aan bij leiders die alles zeker weten en maximale controle uitstralen. Deze psychologische reacties op onzekerheid en machteloosheid, bekend uit de literatuur over fascisme en autoritaire persoonlijkheden, moeten de weg wijzen naar middelen om te voorkomen dat de polarisering uit de hand loopt.  Het bestrijden van politieke polarisatie heeft echter wel zijn grenzen. Want, dat lezen we ook bij andere schrijvers, een zekere polarisatie is eigen aan de politiek, gezond en noodzakelijk. Uit sociale spanningen komen de beste wetten voort, schreef Machiavelli al. In die zin is het vlakke, neutrale en met alles en iedereen meebewegende midden in de politiek misschien wel even problematisch als de ontsporing op de flanken.

Met deze en andere bijdragen geeft de bundel Politieke Polarisatie in Nederland ons veel te denken over de actuele stand van zaken in de Nederlandse politiek. Onze volksvertegenwoordigers kunnen er nog wel wat van leren. Een curieus detail tot slot. In de literatuuropgave trof ik een publicatie aan van ene P. van Houwelingen, in 2012 nog onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau, nu Kamerlid voor FvD en als zodanig in deze bundel een van de voorbeelden van polarisatie in het parlementaire debat. Of hij ook nog wat wil leren van zijn oud-collega’s waag ik te betwijfelen.

Politieke polarisatie in Nederland. Paul Dekker (redactie). Uitg. Het Wereldvenster, 245 p., ISBN 978 90 76905 53 2 € 19,90 

Reacties (1)

#1 Joop

Een van de opstellers van deze bundel heeft ook een mooie bijdrage geschreven: https://www.socialevraagstukken.nl/politieke-polarisatie-is-in-nederland-geen-overheersende-trend/