DATA - Vandaag een gastbijdrage van Noor Huijboom en Bas Kotterink, werkzaam bij TNO. De bijdrage stond eerder in NRC Handelsblad.
In zijn recente boek Je hebt het niet van mij, maar… pleit Joris Luyendijk voor meer openheid over contacten tussen lobbyisten en ambtenaren. Zelf onthulde hij deze week dat minister Hillen (Defensie, CDA) bij zijn aantreden had verzwegen dat hij tot voor kort betaald advies gaf aan een sigarettenfabrikant.
Wij zijn het eens met Luyendijks oproep. Terwijl internationaal meer transparantie de trend is, blijven Nederlandse overheidsinstellingen relatief gesloten. De regeringen van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Australië houden zelfs een wedloop: wie publiceert de meeste overheidsdata online?
Regeringen noemen diverse motieven voor hun beleid van openheid. Ten eerste kunnen overheidsdata worden gebruikt om de overheid te controleren. In de Verenigde Staten zijn er talloze initiatieven, bijvoorbeeld de website followthemoney.org, met informatie over politieke donaties. Met één druk op de knop wordt duidelijk dat Tim James, Republikein in Alabama, vooral wordt gesponsord door makelaars en democraat Jim Folsom door advocaten. In Groot-Brittannië organiseerde The Guardian een grootschalig onderzoek naar declaratiepraktijken van politici, met behulp van een onlineapplicatie en toegang tot overheidsdata.
Op de tweede plaats kunnen ondernemers met overheidsdata nieuwe digitale diensten ontwikkelen – om een gratis parkeerplek te vinden, te zien of een product is afgekeurd of om de wachttijd bij een loket te raadplegen. De Europese Commissie becijferde al in 2006 dat de economische baten van dit soort nieuwe diensten kunnen oplopen tot 44 miljard euro per jaar in Europa.
Kritiek is er ook. Regeringen wordt schijntransparantie verweten. Zo weigerde de regering-Obama in eerste instantie bezoeken van ceo’s aan het Witte Huis te publiceren. De krant El País rapporteerde dat de Spaanse overheid de locatie van apotheken publiceert, maar dat burgers nog steeds niet weten hoe vastgoedprojecten precies worden gefinancierd.
Ook kleven er risico’s aan het publiceren van overheidsdata. Ook criminelen gebruiken de data. In de Verenigde Staten ontlopen straatbendes de politie door informatie over politiebureaus, cameratoezicht en patrouilleroutes te combineren. In Australië publiceert een museum zijn collectie, bezoekersgegevens en plattegronden online. Dit maakt kunstroof een kinderspel. En – last but not least – onze privacy is in het geding. Een combinatie van overheidsgegevens over iemands huis, auto en bedrijf maakt hem wel erg kwetsbaar.
Toch lijken de voordelen sterker. Een betere informatiepositie van burgers betrekt hen meer bij politiek en overheid. Uit de enorme aantallen downloads blijkt dat er een grote behoefte is aan de nieuwe diensten op basis van overheidsdata. Waar meer gegevens zijn, worden wetenschap en kennis verrijkt. Het is aan de overheid om deze kansen te benutten en de nadelen te beperken, bijvoorbeeld door apps zo te laten ontwerpen dat privacy zo veel mogelijk gewaarborgd blijft, of data zo te publiceren dat ze niet leiden tot staatsgevaarlijke combinaties.
Meedoen in de openheidbeweging betekent wel inspanning voor Nederland. De bestaande wetgeving vormt eerder een belemmering dan een stimulans voor openheid. Aan de Auteurswet en de Databankenwet ontlenen overheidsinstellingen het ‘alleenrecht’ op de data. Overheidsinstanties vragen te veel geld voor de informatie. Ook is de overheidscultuur gesloten – geen ambtenaar wordt beloond voor openheid – en heeft Nederland leiders nodig die een open overheid propageren, zoals Obama en Brown. Dus, dames en heren bestuurders: begin een openheidsoffensief. Vandaag nog.
Reacties (3)
Een goede trend lijkt me, al moet de komende jaren nog blijken of de voordelen opwegen tegen de vereiste inspanning.
Buiten de motieven die genoemd worden, lijkt me het belangrijkste motief dat het simpelweg het juiste is om te doen. Overheidsdata wordt samengesteld met geld van de burgers en het lijkt me dan ook correct om diezelfde burger inzicht in de data te geven en de mogelijkheid die te manipuleren.
Andrew McLaughlin, Obama’s CIO, noemde overheidsdata een ‘public asset’, maar ik kan me voorstellen dat het in Nederland moeilijk zal zijn steun voor meer openheid te krijgen op dat argument alleen.
Het boekje van Joris Luyendijk had bij mij een veel lastiger boodschap: hoe bestrijden we de verstrengelde relaties tussen de politiek, de media en de lobbyisten?
Dat is toch wel iets anders. Ik sluit niet uit dat een totale transparantie vooral nadeel heeft; maar de wederzijdse afhankelijkheid van politiek en media lijkt mij het centrale probleem. Je moet scoren in de publiciteit, dat is nog te begrijpen.
Maar politiek is toch vooral een handwerk: hoe geef je goede sturing aan de ontwikkeling in de samenleving? Hoe zorg je dat wetten ergens op slaan en ook controleerbaar en handhaafbaar zijn?
De politici zouden zich wat minder mogen bezig houden met de waan van de dag. Dan kwam er ook meer ruimte voor verweer tegen lobbyisten.
@tom, daar kan data dus ook weer bij helpen. Als je ledenlijsten, linkedin-accounts etc. kan doorspitten, kun je ook veel makkelijker verbanden blootleggen. Laten we nu eens eerst beginnen met een lobbyregister. Dat is zo basaal dat het belachelijk is dat dat er nog niet is. Met zo’n register kun je vervolgens leuke dingen doen.