Nederland en Israël al jaren wapenbroeders

Foto: fotdmike (cc)

ACHTERGROND - Het oplaaiende geweld in Israël en Palestina in de herfst van dit jaar zet de schijnwerper voluit op de gevolgen van de decennialange bezettings- en apartheidspolitiek van Israël. Terwijl de bevolking in Gaza zwaar te lijden heeft onder het geweld van het Israëlische leger en het afsluiten van toegang tot eerste levensbehoeften was de Nederlandse regering er snel bij om de gruwelijke aanval van Hamas scherp te veroordelen. De uitgesproken onvoorwaardelijke solidariteit met Israël staat in scherp contrast hiermee. Die krijgt ook vorm in Nederlandse betrokkenheid bij Israëlische bewapening en banden met de wapenindustrie in dat land, schrijft Mark Akkerman (Stop Wapenhandel).

Nederland voert sinds het begin van deze eeuw een ‘restrictief’ wapenexportbeleid jegens Israël, waarbij in principe geen wapenleveringen worden toegestaan tenzij duidelijk is dat deze niet bij mensenrechtenschendingen, in het bijzonder in Gaza en de Westbank, gebruikt kunnen worden. De rechtstreekse Nederlandse wapenuitvoer naar Israël is dan ook relatief beperkt, de waarde ervan over het laatste decennium bedraagt nog geen 20 miljoen euro. Opmerkelijk is wel dat meer dan de helft hiervan voor rekening komt van de export van ‘delen voor geleide projectielen en raketmotoren’ in 2022, waarbij niet duidelijk is wat dit precies inhoudt. In datzelfde jaar verkoopt de Nederlandse krijgsmacht ook overtollige munitie aan het Israëlische wapenbedrijf Rafael. Maar dat is niet het hele verhaal.

Israël is ook al jaren een van de grootste afnemers van Nederlandse dual use-goederen, die zowel civiel als militair gebruikt kunnen worden. Het gaat daarbij met name om delen van nachtzichtsystemen, zoals beeldversterkerbuizen en camera’s. Details ontbreken veelal, maar in enkele gevallen wordt hierbij expliciet ‘surveillance’ en ‘beveiliging’ als einddoel vermeld. Hier heeft de Nederlandse regering blijkbaar minder problemen mee.

Verder belanden Nederlandse wapenonderdelen, vooral voor gevechtsvliegtuigen, via andere landen eveneens zonder beperkingen bij de Israëlische krijgsmacht. Een flink aantal Nederlandse bedrijven leveren bijvoorbeeld onderdelen voor het nieuwe F-35-vliegtuig (JSF), die zowel rechtstreeks als via vooral de Verenigde Staten ook naar Israël gaan. Een rechtstreekse levering aan Israël, kort na de start van de grootschalige aanvallen op Gaza, kwam in het nieuws toen bleek dat ambtenaren op Buitenlandse Zaken geadviseerd hadden deze tegen te houden wegens het risico dat er misdaden tegen het humanitair oorlogsrecht mee gepleegd zouden worden. Een advies dat de regering, in het belang van de betrekkingen met Israël, naast zich neer heeft gelegd. En hoewel bij het afgeven van wapenexportvergunningen ook getoetst dient te worden op de eindbestemming heeft Nederland dat in het geval van het leveren van onderdelen aan bedrijven in de Verenigde Staten volledig uit handen gegeven. De wapens met Nederlandse onderdelen kunnen in principe aan iedereen verkocht worden voor wie de Amerikaanse regering toestemming geeft.

Een zelfde soort mechanisme dreigt nu ook binnen Europa te gaan gelden. De regering heeft afgelopen zomer laten weten dat Nederland zich zal aansluiten bij een verdrag tussen Duitsland, Frankrijk en Spanje dat het leveren van wapenonderdelen aan deze landen automatisch toestaat en de beslissing over de export van de wapens waarin deze verwerkt worden volledig bij de betreffende staat laat. De Nederlandse wapenexport bestaat gemiddeld voor zo’n 80% uit onderdelen, dus daarmee wordt een zelfstandig exportbeleid de das omgedaan. De andere drie landen zijn in hun beleid veel soepeler. Duitsland is bijvoorbeeld één van de belangrijkste wapenexporteurs naar Israël, waardoor voor de gang van Nederlandse wapenonderdelen naar de Israëlische krijgsmacht de deuren wijd open gezet worden.

Wapenaankopen – ‘combat proven

Vooralsnog gaat de wapenhandel echter meer de andere kant op. De Nederlandse krijgsmacht en, op bescheidener schaal, ook de politie zijn vooral de laatste jaren enthousiaste klanten van Israëlische militaire en security bedrijven. Die staan hoog aangeschreven, omdat ze hun producten en diensten als ‘battle tested‘ of ‘combat proven‘ in de markt kunnen zetten, met andere woorden: uitgetest op Palestijnen. Bij dit ontwikkelen en testen van nieuwe wapens werkt de industrie nauw samen met de Israëlische krijgsmacht.

Het grootste Israëlische wapenbedrijf, Elbit, – met een vestiging voor het onderhoud van gevechtsvliegtuigen in Hoogerheide bij de vliegbasis Woensdrecht – profiteert hier het meeste van. Defensie schafte bij Elbit onder meer raketsystemen, smart vests voor soldaten, tactische computers voor landmachtvoertuigen en anti-drone-systemen aan. De nationale politie kocht een tapsysteem van Elbit. Verder bieden diverse Nederlandse ‘private security’-bedrijven vuurwapentrainingen in Israël aan, veelal gegeven door (ex-)militairen van de Israel Defence Forces.

Nederland staat hierin bepaald niet alleen. Veel andere Europese landen doen eveneens grootschalig inkopen bij Israëlische wapenbedrijven. Ook de EU laat zich niet onbetuigd. Grensbewakingsagentschap Frontex huurt voor tientallen miljoenen Elbit en Israeli Aerospace Industries (samen met Airbus) in om dronesurveillances boven de Middellandse Zee uit te voeren. De informatie wordt gebruikt om vluchtelingenboten te detecteren, zodat ze onderschept of teruggeduwd kunnen worden. Ook deelt Frontex inlichtingen met de Libische kustwacht, zodat die vluchtelingen terug kan halen om ze op te sluiten in de beruchte detentiecentra in dat land.

Israël behoort daarnaast tot een klein groepje niet-EU-landen waarvan de bedrijven in aanmerking komen voor EU-subsidies voor security-onderzoek. Ook hierbij duiken Elbit en IAI weer op. Met de massale aankopen en onderzoeksfinanciering voor Israëlische wapenbedrijven legitimeren en versterken de EU en zijn lidstaten het cynische businessmodel dat deze bedrijven hanteren. Europa draagt zo bij aan de ontwikkeling van nieuwe manieren om de Palestijnse bevolking te controleren en te onderdrukken.

Daarbovenop levert de Israëlische industrie volop wapens aan allerlei landen in oorlog en aan autoritaire regimes. De Filipijnen, Azerbeidzjan en Myanmar zijn bijvoorbeeld belangrijke klanten van Elbit.

Samenwerking

De Nederlandse krijgsmacht werkt – naar eigen zeggen op een beperkt aantal gebieden – al vele jaren samen met het Israëlische leger. Het zou daarbij vooral om kennisuitwisseling gaan. Volgens de regering beschikt Israël over voor Nederland nuttige expertise en technologie, die echter ook weer ontwikkeld is op basis van onderdrukking en geweld. Ook beschikt Israël over oefenlocaties waar het Nederlandse leger gebruik van wil maken. Nederlandse commandotroepen trainden al eens in Israël als voorbereiding op uitzending naar Mali.

De laatste paar jaar is deze samenwerking geïntensiveerd. In 2021 sloten Nederland en Israël een ‘memorandum of understanding‘ over militaire samenwerking, op grond waarvan een jaarlijks samenwerkingsplan gemaakt moet worden, en een ‘status of forces agreement‘ (SOFA), dat juridische zaken in het kader van de aanwezigheid van militairen op elkaars grondgebied regelt. Beide overeenkomsten worden nog besproken in het parlement. Maar dat gaat lastig, want de regering weigert het memorandum en de jaarlijkse samenwerkingsplannen aan de Kamer te verstrekken, met een beroep op diplomatieke belangen. Wel is duidelijk dat Nederland onder de SOFA geen Israëlische militairen die rechtstreeks betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen zal weigeren, de selectie van militairen wordt bij Israël zelf gelaten.

Nederlandse wapenbedrijven werken daarnaast regelmatig samen met de Israëlische industrie. Zo produceerde het Israëlische Rafael samen met het Nederlandse deel van het Franse wapenbedrijf Thales anti-tanksystemen. En diverse Nederlandse bedrijven, overheidsinstellingen en universiteiten – waaronder het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, Veiligheidsregio Haaglanden, de Erasmus Universiteit en de TU Delft – werkten met Israëlische wapenbedrijven en/of het Ministerie van Openbare Veiligheid samen in door de EU gefinancierde onderzoeksprojecten.

In oktober 2021 co-organiseerde NIDV, de lobbyorganisatie van de Nederlandse wapenindustrie, een speciale industriedag met Elbit. Deze dag was specifiek bedoeld om Nederlandse bedrijven warm te maken voor samenwerkingsprojecten. Een vertegenwoordiger van Elbit noemde Nederland daarbij een “belangrijke markt” voor het bedrijf, dat door een hoge medewerker van Economische Zaken als “een betrouwbare, vooruitstrevende partner” werd aangeprezen. Een jaar later sloot Elbit een overeenkomst met Fokker over het gezamenlijk aanbieden van trainingsmogelijkheden voor militaire piloten. De overeenkomst werd getekend tijdens de jaarlijkse wapenbeurs van de NIDV, waar Elbit en IAI vaste standhouders zijn.

Hoeksteen van apartheid

In dit licht biedt het, toch al op de helling staande, terughoudende wapenexportbeleid van Nederland jegens Israël hoogstens een schijn van verantwoordelijk handelen. Zowel de overheid als Nederlandse bedrijven dragen feitelijk bij aan de capaciteiten van het Israëlische militair-industriële complex als hoeksteen van de gewelddadige politiek van apartheid, bezetting en onderdrukking. De ongekende escalatie van deze politiek in de herfst van dit jaar maakt dat het meer dan ooit nodig is dit een halt toe te roepen en te strijden voor een einde aan al deze militaire en security-relaties.

Verder lezen: zie hier een overzicht van publicaties van Stop Wapenhandel met betrekking tot Israël

[dit artikel is overgenomen uit het Vredesmagazine jrg. 17, nr. 1, december 2023]

Reacties zijn uitgeschakeld