ACHTERGROND - In het najaar van 1978 verscheen een politiek essay van Havel over macht en vrijheid. Het werd aan twintig geselecteerde lezers verstuurd, die daarop op schrift zouden reageren. Dat mocht aanvullend, ondersteunend, of polemisch zijn.
Het was in de nadagen van Charta 77 en het gevolg was dat Havel en zijn coauteurs werden gearresteerd. Maar de bundel essays had een groot effect op de ontwikkelingen in de landen van het Oostblok; het was brandstof voor de Poolse vakbeweging en een bouwsteen voor de Fluwelen Revolutie.
Het is overdreven de vermolmde macht van Husak en Jaruzelski te vergelijken met de politieke onmacht van vandaag, al was het maar omdat hier de politieke repressie ontbreekt. Maar toch: de ideologische rechtlijnigheid, de politieke ‘spin’ over daadkracht, het gebrek aan fantasie of creativiteit vertoont toch wel enige gelijkenis.
Politieke armoede
De strategie van Havel c.s. was, los van de politiek, inhoud en voeding te leveren voor debat. Ze hadden een onwrikbaar geloof in ‘leven in waarheid’, in de werking van inhoudelijke redeneringen. Dat geeft mij inspiratie. Ik acht het mogelijk dat het beleidsproces verbetert door serieuze, vrijzinnige commentaren van meedenkers en dwarsdenkers.
Zo kwam ik terecht in het Netwerk voor Politieke Innovatie (NPI), met eenvoud in beleid als basismotief. Daarvoor is politieke innovatie nodig, want de politiek mist de vrijheid, de dapperheid, de creativiteit, de binding met vernieuwende bewegingen, die nodig is voor het bespreken en inslaan van andere richtingen in het beleid.
Havel vertelt van de Oost-Europese groenteboer, met zijn socialistische slogans in de etalage. Niet omdat hij zelf gelooft dat de arbeiders van de wereld zich moeten verenigen, maar omdat hij zich een brave burger wil tonen door de slogans van het regime te etaleren.
De machthebbers geloofden er ook niet in, maar standaardbeelden van de wereld voelen lekker en bevorderen conformisme. Ik ben vast cynisch als ik gelijkenis zie met het politieke debat van ons, elke dag weer.
Die innovatie begint dus bij het voeden van het politieke debat.
Het debat over wonen
Neem nu de discussie over de woningcorporaties.
Het rapport van de parlementaire enquêtecommissie wordt geprezen, maar de aanbevelingen zijn niet zozeer richtinggevend als wel voorbeelden van ferme politieke retoriek. Dat is niet onverwacht, want het onderzoek is opgehangen aan geruchtmakende incidenten en niet gericht op een herwaardering van het stelsel in het licht van de huidige tijd.
Politieke innovatie zou, behalve door nieuwe richting, ook kunnen ontstaan uit analyse en verbetering van operationalisaties van beleid. Ook daarin schiet de huidige discussie tekort. Het gaat over huurprijzen, puntenstelsel, eerlijke marktverhoudingen en soortgelijke ideologisch gekleurde artikelen.
Sommige discussies zijn betekenisvol, zoals die over de verhuurdersheffing en de de betaalbaarheid van huurwoningen versus ons systeem van huurtoeslagen, maar gaan eigenlijk ook voorbij aan de fundamentele vragen, die het stelsel nu oproept:
- Waar was de sociale huur precies voor? Is die, na een eeuw, nog nodig?
- Welke beleidsinstrumenten dragen nog bij aan het doel, welke niet?
- Wat is de wenselijke rol van het Rijk, van gemeenten, van woningcorporaties?
- Welke beleidsinstrumenten passen bij die wenselijke rollen?
De parlementaire verwarring
Helaas, daarover gaat het niet. De parlementaire enquêtecommissie wil graag dat woningcorporaties failliet kunnen gaan. Maar, pardon? Woningcorporaties gaan niet failliet en hebben nog een paar voordelen in de borging op leningen, zodat zij goedkoop kunnen functioneren voor hun huurders en bescheiden huren kunnen aanbieden.
Daarover was decennia geleden discussie binnen VROM: zou tucht van de markt niet heilzaam zijn? Gekozen werd voor het behoud van het sociale karakter van de onderneming, of hybriditeit. En voor een borgingssysteem, met het risico van moral hazard. (als je niet failliet kunt gaan, zoals de banken, word je lichtzinnig.)
De gemeenten worden geacht een woonvisie te ontwikkelen en met woningcorporaties prestatie-afspraken te maken. Gedaan wordt alsof dit een lumineuze gedachte is. Maar al twee decennia geleden waren dezelfde gedachten en intenties aan de orde. Meer dan vrijblijvende coördinatie tussen gemeente en corporatie is het niet geworden. Decentralisatie en kleinschaligheid zouden juist in het wonen richtsnoer moeten zijn, onder meer omdat het onderzoek steeds weer wijst op verschillen op lokale en regionale woningmarkten.
De enquêtecommissie en minister Blok verschillen van inzicht over het toezicht. Maar of er een onafhankelijke woonautoriteit komt (vgl. AFM, Opta, etc) of een ambtelijke toezichtsdienst onder de minister, maakt weinig uit. Autonome marktpartijen worden niet gestuurd door mensen met lijsten vol controlepunten, maar door de alledaagse verhoudingen waarbinnen zij opereren. Wie dat niet inziet, moet nog eens goed nadenken over alle toezichtsdiscussies, bijvoorbeeld in de financiële sector. Toezicht vooraf is een illusie, achteraf vooral huilen.
De verhuurdersheffing blijft ongenoemd. Maar de beleidsmatige logica raakt hiermee volledig zoek: er is een stelsel dat gericht is op het produceren van goedkope woonruimte voor lage inkomens, met een modererend huurbeleid, met individuele huurtoeslag en een borgingsstelsel voor de producenten van woonruimte. Dat kost een paar centen, maar dan heb je ook wat. Alleen gaan we de huurinkomsten, ter hoogte van twee van de twaalf maanden, die het systeem oplevert, wegbelasten. Het is onlogisch, rondpompen van geld.
Enzovoort.
Er is nog wel meer over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie en over de novelle van Blok te zeggen. Maar moet ik het doen?
Een ontregeling
Een ontregeling van deze discussie is hard nodig. De laatste decennia worden gekenmerkt door geleerde commissies die aanbevelen hoe het systeem beter en anders kan. Alleen werken de rapporten niet, omdat zij zijn opgedragen binnen het politieke systeem dat de status quo in stand houdt. Zij gaan op een stapel of in de onderste lade. Het risico dreigt dat de resultaten van de parlementaire enquête een zelfde lot wacht.
Vandaar deze uitdaging van het NPI: wij adresseren deze tekst aan mensen die vinden dat zij een opvatting hebben over de sociale volkshuisvesting. Zij worden verzocht na te denken, aan te vullen, mee of tegen te denken, maar vooral: richting te geven aan het debat en de politiek daarmee uit te dagen. Zij mogen op drie A4 aangeven wat in hun visie ontbreekt. De lezers van Sargasso mogen dat ook doen.
Het NPI wil de reacties verdichten en de politieke discussie hiermee voeden. De geadresseerden mogen aangeven of zij open of anoniem hun bijdrage willen leveren. Het NPI maakt er een publicatie van, die voor het parlementaire debat beschikbaar komt.
Reacties (1)
Nee. Het gaat hier om een oligarchie. Heel veel vragers en relatief weinig aanbieders, zeker wanneer we het over het niveau van de corporaties hebben.
Het alternatief is de markt volledig vrij laten en de corporaties op te doeken. Dat leidt tot huurprijzen, die we op de vrije markt zien: hele hoge prijzen, die niet alleen dienen om de woning taf te betalen en onderhoud te plegen, met een kleine vergoeding voor de eigenaar, maar dienen als belangrijke inkomstenbron van de eigenaars. Huizen die voor 150000 euro gebouwd worden en na het bouwen voor 400000 euro verkocht kunnen worden. Tel uit je winst, maar daar wordt wel door veroorzaakt, dat heel veel mensen geen gewone woning meer kunnen betalen. Dus zijn zij aangewezen op de corporaties en is het ‘overlaten aan de markt’ een bijzonder slecht idee.
De tucht van de markt werkt namelijk exponentieel in het voordeel van hen die al veel geld hebben. Er moet dus minimaal goede controle op de markt zijn, en de juiste voorwaarden moeten geschapen worden om de markt ook eerlijk te laten zijn.
PS: macht der machtelozen… dat doet me aan Nestor Machno denken (‘alle macht aan de machtelozen’)…