COLUMN - Het was nacht en mijn vader stuurde de auto linksaf bij de Chinees in Grevenbicht, een smal straatje in dat na drie lantaarnpalen aan zijn lot wordt overgelaten. Het licht van de laatste huizen ijlde nog even na in de spiegels van de auto en toen waren we alleen, tussen donkere weilanden en deinende maisvelden.
In de verte moest ons eigen dorp liggen, maar het was totaal verduisterd, alsof men geen nachtelijke reizigers wenste te attenderen op haar bestaan. Dat kost weinig moeite. Aan deze kant van het dorp liggen de huizen met hun rug naar het donker.
Ineens kwamen er koplampen op ons af. Mijn vader remde en stuurde de rechterwielen de berm in. De koplampen remden niet en reden langs ons of we er niet waren.
Een klap.
Eerst de verbazing en toen het antwoord: de spiegel was eraf gereden. Hij bungelde aan een paar elektriciteitsdraadjes langs het portier.
We stopten. Ik keek achterom en zag de auto doorrijden. Pas een moment later gloeiden alsnog de remlichten op. Mijn vader stapte uit en begon de lange gang door het donker te maken, naar de andere auto. In de verte ging een autodeur open en toen nog twee deuren. Vier mannen stapten uit. Ik haastte me om mijn vader te achterhalen.
Een man van mijn vaders leeftijd en drie jongens van rond de twintig stonden ons op te wachten.
Mijn vader zei dat de spiegel eraf lag.
Waarom ging je niet opzij? vroeg de man. Je was niet genoeg opzij gegaan.
Ik stond stil, zei mijn vader. Jij reed te hard.
Nee, je stond niet stil, zei een jongen. Dat is echt onzin.
Waarom denk je dat ze die berm zo hebben gemaakt, dat is om opzij te gaan, zei een andere jongen.
Ja als we zo gaan beginnen, zei mijn vader. Dit heeft geen zin. Zo lossen we niks op.
Ik heb hetzelfde probleem als jij, zei de man.
We liepen naar zijn spiegel, maar hij had een nieuwere auto en deze spiegel was alleen ingeklapt. De man klapte hem weer uit.
Ja en nu? vroeg mijn vader.
Ja, luister eens, jij had gewoon meer opzij moeten gaan.
Ik was opzij gegaan en ik stond stil. Zo is het. Jij had moeten remmen. Je reed te hard.
Schei toch uit man, je stond niet stil, zei die ene jongen weer.
Ik reed niet hard, zei de man. Ik reed veertig, je mag hier zestig.
Ja als we zo gaan beginnen, zei mijn vader. Bah, wat een geouwehoer. Hij maakte een wegwerpgebaar. Dit heeft geen zin.
Het ging een poosje zo door. Ik zei ook een paar keer iets, maar het enige resultaat was dat er toen zes mannen waren die hun kleine waarheidjes op verhitte toon bleven herhalen.
Je zou er iets sombers van kunnen vinden. Over dat niemand meer luistert of dat de hufterigheid toeneemt. Maar voor een lekkere portie pessimisme smaakte het verdomd caloriearm. Hoe iedereen zich ook inspande, de hufterigheid wilde maar niet op gang komen.
Weet je, zei de man. Ik ken jou. Ik weet wie je bent.
Ja, zei mijn vader, ik weet ook wie jij bent.
Ja precies. Ik bel je morgen en dan maken we het in orde.
Nee maar luister, zei mijn vader. Het is heel simpel. Ik stond stil aan de kant en jij had moeten remmen. Als je zo rijdt….
…jij stond niet stil, man, onderbrak de jongen. Hou daar toch eens mee op.
Ja als we zo gaan praten, jongens, dat heeft dus geen zin.
Pap, rustig, zei ik.
Ik ben rustig.
Kom, zei ik. We gaan. Hij gaat je morgen bellen.
Na een paar keer aandringen, was mijn vader eindelijk meegegaan. Een paar tellen nadat we weer op weg waren, zei hij: ach, ik koop op de sloop wel een nieuwe spiegel.
Hij gaat je bellen, zei ik.
Mijn vader staarde over het stuur de duisternis in en zei afgemeten: nou, dat moet ik nog zien.
Dat de man niet zou bellen was niet in me opgekomen. Ik woon al lang in de stad, waarschijnlijk had ik in mijn herinnering de dorpse mores geromantiseerd, een erecode verzonnen die alleen kan bestaan in de hoofden van hen die er niet zijn.
Toen ik de volgende ochtend de keuken betrad en mijn eerst kop koffie inschonk, bleek de man al gebeld te hebben. Hij had aangeboden de helft van de spiegel te betalen. Dat hoefde niet. In het daglicht bleek de spiegel niet kapot. Mijn vader had hem weer vastgeklikt.
Op het station gaf ik ineens een twee euro aan de straatmuzikanten, waarvan er een met een klarinet een Balkandeuntje aan het martelen was. Hij grijnsde en toonde me genereus zijn verwoeste gebit.
Reacties (8)
mooi dit
Ja, zo gaat dat tegenwoordig. Iedereen moet en zal eigen Heilige Gelijk halen. Ik doe er zelf ook regelmatig aan mee, helaas.
Mooi stukkie, +1.
Beter opgelost dan hier: http://www.nu.nl/binnenland/3000634/steekpartij-vluchtstrook-a2.html
Ik vraag me af waar die agressie vandaan komt. Bang om een fout toe te geven? Bang voor de (financiële) gevolgen?
Ik moet eerlijk toegeven dat ik ook wel eens boos ben geworden toen ik werd aangereden door een automobilist die niet op zat te letten.
Wat ging je ook in Obbicht doen?
Mooi, mooi, en het roept herinnering op.
Ik woonde in een dorp dat aan een stad vastgeplakt zat. Wel, een dorp.
Op een zaterdag doe ik wat boodschappen, eindelijk een vrij en rustig weekend.
Anderhalf uur later word ik gebeld, de politie. Ik ben doorgereden na een aanrijding? Aanrijding?????
Of ik even naar mijn autospiegel wil kijken. Wel, ik kijk en zie niets bijzonders. Dan wordt mij verzocht om naar het bureau te komen. Dit weiger ik, want ik zit heerlijk te lezen en heb net een Tripel Westmalle gedronken, dus auto rijden zit er niet in.
De politie komt bij mij langs. Beetje mal ook, want er staan in mijn achtertuin voor het raam 5 grote hennepplanten. Dat was toegestaan toen, nu nog? Ik hoor er verder niets over. Mijn spiegel staat toch niet helemaal perfect in de houding volgens de politie en ik moet mee naar het bureau. Wel met de politiebus dan. Daar wordt mij verteld dat ik toch schade veroorzaakt heb aan een spiegel van een auto. Ik weet van nix maar geef aan dat ik, als dit mijn schuld is, de schade betaal en verder gewoon verzekerd ben. Men brengt mij thuis.
Later 2 jongens aan mijn deur. Gloednieuwe auto? En ja, een krasje van nog geen halve centimeter op hun spiegel. Dat heb IK gedaan, dat is gezien. Normaal gesproken kan je dit wegpoetsen, maar bij een nieuwe auto doe je dat niet.
Goed, 100 Euro betaald? Meer? Vergeten. Opgeven aan de verzekering doe je niet want dat gaat weer ten koste van het feit dat je al tig jaar schadeloos rijdt.
Ik heb ze nog gevraagd of ze een garage hadden. Nee, die was er niet. Toen heb ik ze sterkte gewenst. Daarna verder genoten van mijn vrije weekend. Mijn spiegel daar mankeerde niets aan. Dus geluk bij een ongeluk.
De laatste 3 jaar dat ik in dat vastgeplakte dorp woonde is eenmaal mijn auto opengebroken, eenmaal zijn mijn ruitenwissers vernield, is eenmaal mijn slot van de benzinedop gemold en is mijn auto eenmaal ’s nachts zo aangereden dat het mij moeite kostte om het ding niet total loss te laten verklaren. Ehm dan vergeet ik nog een nachtelijk deukje hier en daar.
Ik geloof niet dat ik hierover ooit aangifte gedaan heb. De tijd van een briefje achter een ruitenwisser met het telefoonnummer van degene die de schade veroorzaakte plaatsen, is al lang geleden.
Vertederend verder dat ’s nachts zo’n autospiegel ervaring zo leuk kan aflopen in Nederland.
Maar goed, ik ben een oudere dame zonder begeleiding van een zoon. Misschien scheelt dat ook.
en wat een ervaring, want escaleren doet het al om nix. tenminste dat haal ik uit het nieuws.
Meer over Obbichtenaren (en andere doprsbewoners).
ah, bedankt voor de link. Bismarck, ik ga die vanavond even kijken.
ik ben een echte Amsterdamse autochtoon, bestaat het woord nog? met een Franse voorouder ergens. verder heb ik het genoegen gehad lang in Brabant te wonen. alleen nu al jaren niet meer in Nederland.
maar nog wel een betrokkenheid. de hagelslag, stamp, en stroopwafels mis ik niet. toch nog wel eens lezen, hier en daar.
hopelijk mag dat, is dat toegestaan. want Nederland is mijn land niet meer? toch? een mening mag je niet meer hebben over het land. toch?
En hoe gaat het met het nieuwe boek, Michel?