“Zeker, ook hebzucht heeft enige regulering nodig. Maar hebzucht heeft meer voor deze wereld gedaan dan al het medelijden bij elkaar.”
Arnon Grunberg spreekt ons toe in zijn mini-column (Volkskrant 1 september). Het is lastig om de exacte bedoeling van Grunberg te doorgronden, want de mini-column is te kort voor nuance. Je kunt menen dat er ironie in het spel is, maar afgaande op eerdere Volkskrant-schrijfsels van Grunberg lijkt dat ijdele hoop: Grunberg heeft niet veel op met opgeheven vingertjes en vindt moraal iets voor zielige wereldverbeteraars. Zo schrijft hij:
“Moraal is weinig meer dan de voortzetting van religie zonder God, waarbij de moraalridder met ternauwernood onderdrukte wellust de plaats van God inneemt.”
Het rare is dat de column van Grunberg zelf niets anders is dan een opgeheven vingertje. Arnon vertelt ons wat wij wel en niet moeten vinden: volgens hem stellen we ons aan als we denken dat de moraal een leidend kenmerk van onze beschaving is. Het is een prachtige paradox: Grunberg geeft een waardeoordeel over moreel gedrag. Maar elk waardeoordeel over gedrag is per definitie zelf een vorm van moreel gedrag. Sterker nog: het is verrekte moeilijk om totaal a-moreel te zijn. Het beoordelen van gebeurtenissen en gedragingen om ons heen, in termen van goed of slecht, is een automatisme. Het zit in ons ingebakken, het maakt ons tot wie we zijn. De mens is een moreel wezen, tegen wil en dank.
Met zijn uitspraak kiest Grunberg overigens, gewild of ongewild, partij in een eeuwenoude filosofische discussie. Is een handeling goed of slecht door de intentie van degene die hem uitvoert, of kun je alleen aan het resultaat afmeten of een handeling goed of slecht is? Grunberg kiest duidelijk voor de laatste ? utilitaristische ? opvatting zoals die ook verkondigd werd door Jeremy Bentham in de 18e eeuw.
De columnist neemt ook de laatdunkende term ‘moraalridder’ in de mond. Maar wie is hier de moraalridder: de aangesproken lezer, of de columnist die dagelijks zijn waardeoordeel over de wereld via de voorpagina aan een half miljoen lezers aanbiedt? Natuurlijk is er de quasi-postmoderne ontsnapping “ik observeer slechts, ik oordeel niet.” Maar omdat we al lang weten dat taal nooit neutraal kan zijn, en omdat alleen al de keuze welke observatie op de voorpagina moet komen ook weer een oordeel inhoudt, kunnen we die tegenwerping eenvoudig afserveren.
Je kunt je afvragen wat Grunberg precies bedoelt als hij over ‘hebzucht’ spreekt. We kunnen hem het voordeel van de twijfel gunnen en het woord neutraal interpreteren: als ik naar de bakker loop om een brood te kopen, kun je dat eventueel ook hebzucht noemen. Ik wil een brood hebben en ben bereid daar moeite voor te doen. Hebzucht als milde ambitie die zorgt dat we in beweging komen. In die betekenis is het niet moeilijk om enig begrip te voelen voor Arnons standpunt dat hebzucht veel goeds heeft gebracht. De gangbare betekenis van hebzucht in ons spraakgebruik is echter sterk negatief (zie ook Van Dale). Het gaat dan over een bovenmatige vorm van begeerte waarbij we bereid zijn niet alleen zelf offers te brengen, maar ook anderen leed toe te brengen ter bevrediging van ons grenzeloos verlangen naar meer bezit. Afgaand op de toon van de column, lijdt het geen twijfel dat het deze gangbare betekenis van hebzucht is ? ook bekend van de zeven klassieke hoofdzonden ? die hij vergoeilijkt. Frappant is ook het gebruik van het woord ‘wellustig’ als negatieve aanduiding. Blijkbaar komt uit wellust minder moois voort dan uit hebzucht.
De uitspraak: “[…] hebzucht heeft meer voor deze wereld gedaan dan al het medelijden bij elkaar” is op zijn zachtst gezegd eigenaardig. Ze oogt als een neutrale observatie van de gevolgen van de menselijke natuur. Maar dat is schijn, want de uitspraak lijkt weliswaar de vorm te hebben van een bewering die waar of onwaar kan zijn, maar ze kan in essentie nooit meer kan zijn dan een mening over de gevolgen van menselijk handelen in de wereldgeschiedenis. Hoe zou je immers daadwerkelijk de opbrengsten van hebzucht en van medelijden kunnen optellen en vergelijken? Saillant detail is nog dat Grunberg alleen de opbrengsten van hebzucht vergelijkt met die van mededogen. Moeten we aannemen dat we de ellende die veroorzaakt is door hebzucht niet in de beoordeling moeten meenemen? Maar het is juist de orgie van geweld en onderdrukking die in de hele menselijke geschiedenis verbonden is geweest met eigenschappen als hebzucht en machtswellust. Een feitelijk en controleerbaar oordeel over de som van alle goede en kwade gevolgen van dergelijke eigenschappen is niet mogelijk. Een moreel oordeel wel.
Grunbergs uitspraak is in het gunstigste geval een ondoordachte one-liner. Die one-liner kan zoals gezegd nooit een vrijblijvende afstandelijke observatie zijn, te meer omdat hij wordt gepubliceerd in een wereld die worstelt met de naweeën van de grootste economische crash in 70 jaar tijd. De rol van hebzucht in dat debacle is onderwerp van fel debat en het is bijna stompzinnig om in een column op nauwelijks meer dan twitter-formaat een dergelijke oppervlakkige opmerking te dumpen die op geen enkele manier recht doet aan de inhoud van het debat over de rol van hebzucht in onze maatschappij. Grunberg verlaagt zich tot het niveau van de oprispingen van reaguurders op onderbuik-websites.
Als de Volkskrant-columnist werkelijk meent te moeten aanschurken tegen Gordon Greed-is-Good Gecko, dan hebben we een meningsverschil dat zo groot is dat discussie zinloos is. Meer dan het tegenover elkaar stellen van onverenigbare meningen is dan niet mogelijk. Daarom volgt hier mijn mening als tegengif: hebzucht leidt tot armoede, honger, wreedheid en onderdrukking.
Grunberg begint zijn column met een verwijzing naar über-liberaal Bernard Mandeville (‘private vices, public virtues’). Hij zou er beter aan doen kennis te nemen van Spinoza die meende dat een mens pas echt vrij is wanneer hij geen slaaf meer is van zijn eigen verlangens.
Reacties (13)
Dank u wel Martin!
Leuk stukje, maar mijns inzien sla je plank volledig mis. Voor niet morele/godsdienstige inzichten zou je eens werk moeten naslaan van LaVey, Nietschze en Machiavelli. Je maakt namelijk precies de tegenovergestelde aannames in je stuk dan bovengenoemde lui.
“über-liberaal Bernard Mandeville”
Was die niet, Mandeville was meer een mercantilist stond zeer sceptisch tegenover sociale mobiliteit, schreef nog in een tijd waar het ging om de verdeling van de koek en niet de groei van de koek.
Hij is belangrijk geweest in de ontwikkeling van het sociaal en economisch denken omdat in zijn tijd de stoïcisme nogal dominant was en daaraan gekoppeld het streven naar matiging. Mandeville wilde laten dat als iedereen zich matigde dat dat ten koste ging van de economische bedrijvigheid mn luxury. Maar hij noemde hebzucht wel vice. Luxury was een van de centrale thema’s in de verlichting. Mandeville was voor luxury maar dan wel voor de bovenste klassen, de lagere klassen moesten er zich niet aan wagen. DE lonen zouden dan ook te hoog worden en dan verlies je de concurrentie met het buitenland. In de tijd van Adam Smith ging men het streven naar eigen belang of hebzucht neutraler definiëren. En ging men het streven naar geluk als uitgangspunt voor beleid en wetgeving nemen. Ook was men (Smith cs) meer voor sociale mobiliteit. Luxury werd gedemocratiseerd. De koek kon groeien en iedereen kon een groter deel van de koek krijgen.
In deze tijd van individualsme is alles juridisch gerationaliseerd. Woorden als ’trouw’ worden vrijwel niet meer gebezigd in het huidige taalgebruik.
@4: Als ik de zeven klassieke deugden even langsloop, krijg ik sterk de indruk dat dat niet meer de algemeen aanvaarde deugden van vandaag zijn.
@5. Dat bedoelde ik, dank je wel. Komt dat mede door de teloorgang van de christelijke tradities waarin gemeenschappelijke normen en waarden zoals naastenliefde nog werden aangemoedigd. Met de nodige kanttekeningen trouwens.
Grunberg is inderdaad zelf een moralist. Wat ontbreekt is de argumentatie. Dat hebzucht meer ‘nut’ heeft gehad dan medelijden lijkt me moeilijk te bewijzen. Maar ja, G. is ook schrijver en het is altijd leuk om te provoceren.
Moraal is de efficientie van het collectief. Een groepje individualisten dat elkaar tegenwerkt kan niet op tegen een goed geoliede machine met een samenbindend element in de vorm van een moraal die alle leden van de groep ten goede komt.
@6: Vroeger waren deugden vormen van gedrag die misschien niet altijd even makkelijk vol te houden zijn, maar die je tenminste nastreeft. Ook de kerk(en) gingen wel ’s de fout in, maar beleden die waarden wel steeds met de mond.
Tegenwoordig zijn deugden die gedragingen die makkelijk zijn na te streven, ik zou als tegenhanger van genoemde zeven, deze Zeven Moderne Deugden willen stellen (dit lijstje is een eerste opzet, sta open voor verbeteringen):
Kardinaal
1 Festinatio (ongeduld, haast)
2 Accommodatio (aangepastheid, conformisme)
3 Insolentia (overdrijving, verkwisting, onbeschaamdheid, overmoedigheid)
4 Volubilitas (wispelturigheid, onbestendigheid, sneller praten dan je gedachten bij kunnen houden)
christelijk
5 Suspicio (achterdocht, argwaan, verdachtmaking)
6 Timor (vrees, lafhartigheid)
7 Fastidium (afkeer, misnoegdheid, minachting, arrogantie, trots)
Heel mooi lijstje Erik, maar mag dat in normaal Nederlands, want is in het Latijn niet een vorm die transparantie tegen werkt, een vorm van uitsluiting voor de minder intelligente men, een vorm van overdrevenheid op gebied van kennis?
Het oorspronkelijke rijtje bestaat ook uit latijnse termen waarvan de betekenis lastig in één nederlands woord zijn te vangen. Ik heb weer voor Latijn gekozen om die meerduidigheid erin te kunnen aanbrengen. Ik heb de nederlandse vertalingen die ik voor deze deugden voorstel erachtergezet, maar voel je vrij voor elk een omvattende term in het Nederlands te bedenken. Ik ben er een leuk uurtje mee zoet geweest, festinatio en volubilitas vragen van me dat ik nu ergens anders mee bezig ga (i.c. mijn avondeten).
Maar inderdaad zit er misschien wat insolentia in mijn poging latijnse termen te gebruiken, zou misschien zelfs wel als fastidium kunnen worden uitgelegd. ;-)
In elk geval kun je me wat dat betreft niet van accommodatio beschuldigen, hetgeen bij sommige lezers misschien zelf weer suspicio, timor en fastidium oproept, deze drie, maar ’t meest nog fastidium.
Interessant stuk, mooi de nuance gevonden. Is het misschien niet veel simpeler, Grunberg schrijft voor de volkskrant en wil als rebel een beetje tegen de gemiddelde zure pvda stemmer aan schoppen?
Als hij voor de telegraaf had geschreven was het zeer waarschijnlijk het tegenovergestelde, dan had hij een soort communisme 2.0. geroepen. o.i.d.
Dan hadden we hier passages over Troelstra en Marijnissen kunnen quoten.
@2:
Het artikel geeft aan, dat er 2 stromingen zijn, en dat Grunbergs keuze voor slechts een van die 2 op zijn minst discutabel is: “Met zijn uitspraak kiest Grunberg overigens, gewild of ongewild, partij in een eeuwenoude filosofische discussie”.
Volgens mij hebben beide visies evenveel waarde, evenveel betekend in de menselijke geschiedenis, en is het juist het plaatsen van de een boven de ander, die tot “armoede, honger, wreedheid en onderdrukking” leidt. In die zin is het tegengif in het artikel net zo goed of fout als de mening van Grunberg.
Overigens wordt de mening, die mensen hierover hebben, vaak sterk beïnvloed door de verwachte inhoud van de eigen portemonnee. Dat zal bij Grunberg niet anders zijn. Aanhangers van de filosofie, dat hebzucht goed is, rechtvaardigen daarmee hun eigen hebzucht. Tegenstanders wijzen graag op de negatieve gevolgen van hebzucht, en gaan voorbij aan de ook mogelijke positieve gevolgen daarvan.