ACHTERGROND - Lees ook deel één, twee, drie, vier, vijf en zes.
Het ministerie van onderwijs werkt aan een nieuw systeem voor het toezicht op de kwaliteit van het hoger onderwijs, onder de noemer ‘accreditatie 3.0’. Zoals besproken in de vorige twee stukken zijn enkele doelstellingen die aan die wijziging ten grondslag liggen twijfelachtig. En als de doelstellingen niet deugen, dan deugen de nieuwe regels natuurlijk ook niet. In dit artikel een opsomming van een aantal vreemde wendingen die de minister wil maken.*
Eén van de voorstellen is om voortaan toe te staan dat opleidingen worden gekeurd door medewerkers van de eigen instelling. Zolang het niet de opleiding is waar ze zelf aan verbonden zijn. Zo iemand komt in een onmogelijke positie, als het oordeel richting een onvoldoende zou gaan. Een (mogelijke) sluiting van een opleiding zal hem of haar niet in dank worden afgenomen door de collega’s daar, en ook niet door leidinggevenden. Ook in het panel van experts leidt het tot een ongemakkelijke positie. Stel: de expert die verbonden is aan de instelling waarvan een opleiding gekeurd wordt, is positiever dan de andere panelleden. Dat kan onmiddellijk wantrouwen oproepen: hoe onafhankelijk is dit panellid? Uiteraard komt dit alles ook niet ten goede aan het maatschappelijk vertrouwen in ons hoger onderwijs.
Een andere opmerkelijke stap is om de ‘bestuurlijke afspraken’ af te schaffen die soms worden gemaakt tussen een onderwijsinstelling en de kwaliteitsbewaker NVAO. Dit behoeft enige toelichting. Wanneer een panel een opleiding controleert, beoordeelt het heel veel zaken tegelijk. Het moet bijvoorbeeld een oordeel geven over de kwaliteit van de ‘onderwijsleeromgeving’. Daaronder vallen de kwaliteit van de vakken, de onderwijsinhoud, de gebruikte vakliteratuur, de docenten, de materiële en digitale voorzieningen en de didactiek. Het kan gebeuren dat een panel de kwaliteit over het algemeen goed vindt, maar op één onderdeel iets aantreft dat volstrekt onder de maat is. Het totaaloordeel van de onderwijsleeromgeving zal dan alsnog ‘goed’ of ‘voldoende’ zijn. Wat de NVAO momenteel kan doen, is de instelling benaderen en aangeven dat de opleiding het accreditatiestempeltje wel kan krijgen, mits binnen een bepaalde tijd het geconstateerde manco verholpen is. Door de ‘bestuurlijke afspraken’ af te schaffen, zoals Bussemaker voorstelt, kan dat dus niet meer.
In eerdere artikelen heb ik veel geschreven over het experiment met ‘instellingsaccreditatie’: het niet meer controleren van opleidingen, maar van instellingen. Ik heb toegelicht waarom dat onverstandig is. Hier wil ik nog één reden aan toevoegen, namelijk de huidige bestuurscultuur en -structuur. Zonder te willen vervallen in management-bashing (want er lopen veel goede, hardwerkende en competente managers en bestuurders rond in ons onderwijs), kan ik echter alleen maar constateren dat er óók baasjes (m/v) rondlopen als leidinggevenden. Die meer bezig zijn met ‘scoren’ dan met het verbeteren van het onderwijs. Die, wanneer een panel van deskundigen constateert dat een opleiding niet deugt, níet als reflex hebben als een gek te kijken wat beter kan. Maar die proberen panels, visitatiebureaus en NVAO onder druk te zetten.
Hoe gaat dit soort leidinggevenden te werk als ze zelf hun kwaliteitskeuringen mogen vormgeven? Gaan ze voor kritische, onafhankelijke panels die harde feedback geven waar nodig? Of kiezen ze voor een beoordeling door wat gematigde experts, waarvan vooraf al bekend is dat die op één lijn zitten met de opleiding? En als er felle kritiek komt, gaat deze dan de openbaarheid in? Of wordt geprobeerd het onder de pet te houden omdat het eigen imago belangrijker is dan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs? Ik heb de afgelopen jaren te vaak boze baasjes meegemaakt om vertrouwen in dit systeem te hebben. Dat vertrouwen heb ik zeker niet binnen de huidige bestuurs- en organisatiestructuur, waarin we te maken hebben met hoger onderwijsinstellingen die volgens bedrijfsmatig model zijn georganiseerd. Waar bestuur en management nauwelijks tegenkracht hebben. Waar intern toezicht gehouden wordt door de Raad van Toezicht, vaak op grote afstand, analoog aan een raad van commissarissen in het bedrijfsleven. Waar inspraak van docenten en studenten marginaal is, en geregeld analoog aan de ondernemingsraden in het bedrijfsleven. In een structuur waarin veel bestuurders hun goddelijke gang kunnen gaan is het een slecht idee om hen ook nog verantwoordelijk te maken voor de externe kwaliteitscontrole.
Dat brengt ons bij het volgende punt. Het hele stuk van Bussemaker over ‘accreditatie 3.0’ staat vol met ronkende taal over het ‘eigenaarschap teruggeven aan docenten’. Maar het eigenaarschap van het onderwijs teruggeven aan docenten, dat gebeurt natuurlijk niet met dit voorstel. Dit gaat over de externe controle op wat die docenten doen, niet over het onderwijs zelf. Aan het wetsvoorstel dat dáár over gaat wordt momenteel ook gewerkt. Onder de catchy titel Wetsvoorstel in verband met versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen. En paradoxaal genoeg gebeurt op dat vlak juist niets. Dat was van te voren al te verwachten, en daarin stelde de minister niet teleur.**
Saillant detail is dat zowel Bussemaker als de vereniging van universiteitsbestuurders, VSNU, framen dat ze met hun plannen voor instellingsaccreditatie een plezier doen aan de studenten en docenten die actie voer(d)en voor meer inspraak en democratie in het onderwijs. Beide suggereren dat instellingsaccreditatie tegemoet komt aan boze studenten en docenten die onder andere het Bunge- en Maagdenhuis in Amsterdam bezetten. Maar er zat geen student in het Maagdenhuis voor instellingsaccreditatie.*** Die zaten daar, als ik hun opiniestukken, tweets en Facebookposts goed heb gelezen, om mee te kunnen praten over de inhoud van hun onderwijs. Om het opheffen van kleine, ‘niet rendabele’ opleidingen te voorkomen. Omdat ze de mogelijkheid willen fatsoenlijk toezicht op hun bestuurders te houden, zodat deze het geld dat bedoeld is voor onderwijs niet verkwanselen aan dure prestigeprojecten, vaak in het vastgoed. Dat studenten en docenten er niet zaten om de bestuurderslobby voor instellingsaccreditatie te ondersteunen bleek ook uit een recent debat over de bezetting van het Maagdenhuis, in het Maagdenhuis. Toch proberen de bestuurders, tegen wie actie wordt gevoerd, een protest tegen hen te kapen voor de eigen doeleinden.
Deze framing van Bussemaker en de VSNU is even doorzichtig als onwaarachtig.
János Betkó was ruim vijf jaar lang secretaris bij opleidingscontroles (‘visitaties’) door onafhankelijke experts en was als bestuurslid van de Landelijke Studenten Vakbond betrokken bij de totstandkoming van de huidige wetgeving op dit gebied.
* Voor de echte liefhebbers: in augustus was ik te gast als expert bij een hoorzitting van de Tweede Kamer over dit onderwerp. Hier is mijn complete schriftelijke input te vinden, inclusief een gedetailleerde lijst met wat er allemaal niet deugt. Deze is wat uitvoeriger dan dit artikel.
** Nou ja, de inhoud van haar wetsvoorstel was dus uitermate teleurstellend, maar ze stelde er dus niet in teleur dat ze naar verwachting niets leverde. Ik benadruk het maar, voor de zekerheid.
*** Ja, dit is een aanname. Mocht er toch eentje bij zitten, meld je vooral!
Reacties (6)
Tja, de auteur ziet vooral veel leeuwen en beren op de weg, en ergert zich aan ronkend taalgebruik (van de ander). Maar ik zie veel voordelen in de nieuwe aanpak, die in ieder geval mogelijkheden schept voor docenten en bestuurders om hun verantwoordelijkheid te nemen. En zoals Napoleon al gezegd schijnt te hebben: eerst de maatregel, dan zien we daarna de gevolgen wel.
@1 Klopt, ik hou van beren. En ik zie ze met betrekking tot dit voorstel in overvloed. Maar concreet: zijn het volgens jou imaginaire beren? Welke dan? En dat een nieuwe aanpak “mogelijkheden schept voor docenten en bestuurders om hun verantwoordelijkheid te nemen”, wat wil je daar concreet mee zeggen? Kunnen ze dat momenteel dan niet? Waarom niet?
Ik hou ook van ronkend taalgebruik. Waar ik niet van hou is als met ronkend taalgebruik iets wordt aangekondigd, wat vervolgens op geen enkele manier wordt waargemaakt. Zoals in dit geval Bussemaker die met de mond beleidt dat ze “het eigenaarschap van docenten gaat versterken” en tegengesteld beleid voert.
Wat betreft Napoleon: je kan natuurlijk eerst een maatregel nemen en dat wel zien wat er gebeurt. Het lijkt me echter verstandiger om daar eerst eens goed over na te denken. Heel veel gevolgen van maatregelen zijn namelijk best voorspelbaar.
@1:
Zoiets als, eerst een “treintje” kopen en dan kijken of het ding kan rijden?
;-)
@1: “…de nieuwe aanpak, die in ieder geval mogelijkheden schept voor docenten en bestuurders om hun verantwoordelijkheid te nemen.
Wat hebben we daar eigenlijk aan als voor veel vakken de basis (i.e. rekenen en wiskunde) niet goed gelegd is? Als ik bv een docent economie zou zijn, en ik zit op een school waar mensen uit arren moede dat vak moeten kiezen (omdat ze niet in staat zijn de echte Beta-vakken te volgen), hoe leg je ze dan een eenvoudig IS-LM model uit zonder dat de rest van de klas zich te pletter zit te vervelen? (en dan laat ik voor het gemak het begrip “elasticiteit”, waar het begrip van, en het rekenen met, procenten van belang is nog maar even buiten beschouwing).
Dan kun je zo’n docent wel “verantwoordelijkheid” geven, maar als hij die verantwoordelijkheid zou invullen door gewoon op niveau onderwijs te geven, en niet toe te geven aan leerlingen met een te zwakke basis, dan blijft de helft zitten. Leuke verantwoordelijkheid is dat…
Er wordt te veel ge-oh’d over de top, en te weinig over de basis, lijkt me.
@3:
– Of het toetsen van complexe derivaten overlaten aan de financiële wereld.
– Of het keuren van vlees aan de slachthuizen zelf overlaten.
Werkt goed dat zelfregulerend vermogen van de markt waar de neoliberalen zo in geloven.
Allemaal prima trouwens wanneer ik ook mijn eigen belastingaangifte mag controleren… Maar als het op burgers aankomt zijn ze ineens weer voor zoveel mogelijk controle en hard aanpakken… Stelletje hypocrieten.
@1, ik vind het stuk van János heel doordacht en goed onderbouwd.
Voor docenten is de mogelijkheid om de ‘verantwoordelijkheid’ te nemen maar zeer beperkt, de bestuurders hebben de afgelopen heel veel jaar ook de ruimte die ze wel hadden nadrukkelijk niet benut voor het creeren van daadwerkelijk beter onderwijs. Waarom verwacht je hier iets van?
Tsja.