Jordanië in identiteitscrisis

, Dossier:

Verkiezingspamfletten in Amman (Foto: ammonnews.net)

Deze week vonden er in Jordanië vervroegde parlementsverkiezingen plaats, nadat koning Abdullah II bin al Hoessein het parlement in november 2009 tussentijds ontbond. De verkiezingen stonden in het teken van de binnenlandse en buitenlandse uitdagingen die de aard en de identiteit van Jordanië als Hashemitische staat raken. Ophef over de nieuwe kieswet resulteerde in een boycot door de belangrijkste oppositiepartijen.

Kiesstelsel onder vuur
Het Jordaanse kiesstelsel is een erfenis van het Britse Rijk, een one man one vote districtenstelsel waarbij elk district een vastgesteld aantal volksvertegenwoordigers kiest. De bevolking kiest het Lagerhuis, of Huis van Afgevaardigden, terwijl het Hogerhuis, of Huis der Notabelen, rechtstreeks door de koning benoemd wordt. Al langere tijd is dit systeem aan kritiek onderhevig, omdat het de plattelandsgebieden, waar de koningsgezinde traditionele stammen en bedoeïenen dominant zijn, qua zetelaantal bevoordeelt is ten koste van de drukbevolkte stedelijke gebieden, waar veel Palestijnen wonen en de islamistische partijen veel aanhang genieten.

Vorig jaar november ontbond de koning, die veel meer macht heeft dan onze Nederlandse koningin, het parlement halverwege de zittingstermijn. Er werd officieel geen reden voor gegeven, maar het besluit stuitte op weinig weerstand. Grote delen van de bevolking zagen het parlement als een orgaan waar corruptie gebruikelijk was en inefficiëntie hoogtij vierde. Vernieuwingen stagneerden doordat wetten eindeloos op de plank bleven liggen.

De nieuwe regering die de koning installeerde, had als opdracht een nieuwe kieswet op te stellen en de hervormingen gestalte te geven. Dat voedde de hoop dat Jordanië nu definitief zou kiezen voor liberalisering en democratisering, en afscheid zou nemen van de oude tribale structuren ten faveure van een meer nationaal georiënteerd partijenstelsel. De eerste benoemingen waren daar al gelijk mee in tegenspraak: zittend premier Rifai komt uit een oude conservatieve Jordaanse familie, die  eerder al drie premiers leverde.

De nieuwe en wederom tijdelijke kieswet kwam in mei dit jaar gereed en kwam enigszins tegemoet aan de hervormingsgezinden. Het aantal zetels in het parlement werd uitgebreid van 110 naar 120. De grote steden Amman, Irbid en Zarqa kregen vier extra parlementszetels, maar zes extra zetels gingen naar het tribale platteland, waardoor de ondervertegenwoordiging van de Palestijnse districten eerder toenam dan afnam. Het bestaande quotum voor vrouwen werd verdubbeld van zes naar twaalf zetels. De gegarandeerde vertegenwoordiging van minderheden werd gehandhaafd: negen zetels voor de christenen en drie voor de Circassische en Tsjetsjeense minderheid. Kiezers kunnen zich nog steeds laten registreren in hun woonplaats of in hun geboorteplaats, iets wat het tribale denken in stand houdt. De kieswet voorziet echter niet in het versterken van de politieke partijen, noch komt hij tegemoet aan de wens van een gemengd stelsel van districten en evenredige vertegenwoordiging. Het is interesssant om te kijken welke politieke realiteit daar onder schuil gaat.

11/9
De verkiezingsdatum 9 november is geen willekeurige datum, hij brengt ons gelijk bij Jordanië’s eerste uitdaging. Op 9 november 2005 vond een bomaanslag plaats op drie van de grootste hotels in de hoofdstad Amman: het Grand Hyatt, het Radisson en het Days Inn hotel. Meer dan zestig mensen kwamen om, meer dan de helft Jordaniërs, 115 mensen raakten gewond. De bom in het Radisson hotel ontplofte in de banketzaal terwijl daar een bruiloft met honderden gasten gaande was. Het bruidspaar verloor beide vaders, familie en vrienden en raakte zelf gewond, net als veel van hun gasten. Het hotel was ook al het doelwit van een aanslag door islamisten net voor de millenniumwisseling, maar die werd bijtijds verijdeld. Al-Qaïda in Irak, dat de aanslagen opeiste, koos de hotels als doelwit vanwege hun populariteit bij Amerikaanse en Israëlische veiligheidsdiensten en Westeuropese regeringen. In 2005 was het voor westerse diplomaten, bedrijven en journalisten nog niet mogelijk rechtstreeks naar Irak te vliegen. Zij gebruikten Jordanië, een belangrijke VS-bondgenoot in het Midden-Oosten, als gateway naar Irak.

De aanslagen raakten het hart van de Jordaanse samenleving. Duizenden mensen gingen de straat op om te protesteren tegen de aanslagen en wensten de leider van Al-Qaïda in Irak, de Jordaniër Abu Musab al-Zarqawi, toe dat hij in de hel zou branden. Zarqawi’s stam, de enige duizenden familieleden tellende Al-Khalayleh, plaatste grote advertenties in veelgelezen dagbladen waarin zij afstand van hem namen en zijn daden veroordeelden.

Het was niet de eerste en ook niet de laatste aanslag: begin augustus dit jaar werden de zuidelijke havenstad Aqaba en het naastgelegen Israëlische Eilat vanuit de Sinai met raketten bestookt. Een raket sloeg in bij het Intercontinental Hotel, met één dode en vier gewonden tot gevolg. Jordaniërs kampen dus met terrorisme als gevolg van ontwikkelingen buiten hun landsgrenzen: het conflict tussen Israël en Palestina in het westen, de oorlog in Irak in het oosten.

Identiteitspolitiek
In de politieke discussie over het nieuwe kiesstelsel speelt de demografische en politieke strijd over de rol van Jordanië’s burgers van Palestijnse origine en het moeizame vooruitzicht op een eventuele Palestijnse staat een grote rol. Door de oorlogen in 1948 en 1967 vluchten veel Palestijnen naar Jordanië. Daardoor is nu bijna de helft van de Jordaanse bevolking van Palestijnse origine. Zij hebben veelal het Jordaanse staatsburgerschap, en dus ook actief en passief kiesrecht. De meeste Palestijnen wonen geconcentreerd in drie kiesdistricten: Amman, Irbid en Zarqa. Het huidige districtenstelsel is echter sterk in hun nadeel en beperkt het aantal zetels dat ze in het parlement kunnen verwerven.

Eenzelfde beeld zien we bij de islamisten, in het parlement vertegenwoordigd door het Islamic Action Front, de politieke tak van de Moslim Broederschap in Jordanië. In de praktijk overlappen deze groepen: veel aanhangers van het IAF zijn van Palestijnse origine. Hun belangrijkste doel is niet het invoeren van de sharia, maar meer invloed voor de Palestijnen en een minder toegeeflijke positie ten opzichte van buurland Israël. Zo stelden zij naar aanleiding van recente uitspraken in de Knesset voor om het vredesakkoord tussen beide landen op te zeggen. Binnen Jordanië vreest men een toename van de macht van de islamisten en ziet men hen als bedreiging van de prowesterse oriëntatie van het land.

Tot nu toe worden deze twee groepen – de oude, tribale Jordaniërs en de nieuwe burgers van Palestijnse origine – min of meer in balans gehouden. De koningsgezinde stammen hebben de meeste politieke invloed en zij bezetten de belangrijkste posities in het leger en de veiligheidsdiensten. De Palestijnen op hun beurt hebben veel economische invloed, veel hotels en grote bedrijven zijn in hun handen, evenals de Arab Bank, één van de grootste banken in Jordanië. Wordt het kiesstelsel aangepast, dan zal ook de politieke invloed naar de Palestijnen verschuiven. ‘Oude’ Jordaniërs komen hiertegen in opstand omdat ze het gevoel hebben dat Jordanië niet meer hun land is. Dat sentiment is aanzienlijk toegenomen na het huwelijk van de koning met de Palestijnse Rania en de daaropvolgende benoemingen van Palestijnen op een aantal belangrijke posities.

En dan is er uiteraard het onzekere vooruitzicht op een Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever. Jordaniërs horen met argwaan de uitspraken aan van rechtse Israëliërs als Arieh Eldad, die openlijk spreken over de ‘Jordaanse optie‘, die vinden dat Jordanië eigenlijk Palestina is en er dus geen aparte Palestijnse staat hoeft te komen. Dat soort geluiden wakkert de onrust onder beide groepen in Jordanië aan. Onder de Palestijnen, die nog steeds strijden voor een onafhankelijke Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza. En onder autochtone Jordaniërs die bang zijn dat de gedwongen verplaatsing van honderdduizenden Palestijnen het uiteindelijke doel is van Israël, wat zou betekenen dat het Palestijnse probleem wordt opgelost ten koste van hun land en dat, zo zeggen zij, betekent het einde van de Jordaanse identiteit. De oude elite doet er dan ook alles aan om ervoor te zorgen dat dit scenario geen werkelijkheid wordt.

Zorg om economie
Wat de Jordaniërs wellicht nog meer bezighoudt, is hun economische situatie. Jordanië voert economische hervormingen en privatiseringen door. Daar profiteren vooral de grote Palestijnse ondernemers van en de oude Jordaanse families, met hun machtsbasis in staatsbedrijven, hebben het nakijken. We zien hier dus dezelfde tendens als bij de politieke hervormingen, aangezien de islamisten vooral aanhang hebben in districten waar veel Palestijnen wonen. Beide ontwikkelingen versterken elkaar in het voeden van de angst.

Er is ook alle reden tot zorg. Het begrotingstekort heeft een recordhoogte bereikt, de schuldenlast is gestegen tot nabij zestig procent van het BNP. De bevolking kampt met stijgende prijzen voor voedsel en brandstof, met een werkloosheid die inmiddels dertien procent bedraagt en met een toenemende kloof tussen arm en rijk. De gevolgen zijn met name in de Badia, het woestijngebied rond Wadi Rum en Wadi Araba in het zuiden, groot. In dit schaarsbevolkte gebied, waar overwegend bedoeïenenstammen wonen, heerst armoede, een gigantische (jeugd)werkloosheid en er zijn problemen met de toegang tot water en basisvoorzieningen als onderwijs. De overheid zegde toe het tekort binnen een jaar te halveren, maar aarzelt om de salarissen en pensioenen in de publieke sector te korten, want juist die sector is traditioneel een bastion van koningsgezindheid.

Destalibisatie
De ‘oude garde’ ziet dus destabilisatie en onveiligheid op alle fronten: Israël en Palestina in het westen, Irak in het oosten, de wereldwijde economische crisis waar ook Jordanië de gevolgen van ondervindt, buitenlandse problemen die hun uitweg vinden in terrorisme in Jordanië, getuige de aanslagen op 11/9 en in augustus dit jaar. In essentie gaan de verkiezingen dus om de toekomstige identiteit van Jordanië. De conservatieve krachten lijken daarbij op de winnende hand te zijn, maar krijgen wel met steeds luider klinkende protesten onder Palestijnen en islamisten te maken.

Boycot
De verkiezingen van afgelopen dinsdag werden uit protest tegen de nieuwe kieswet geboycot door een aantal partijen. De Popular Unity Party pleit voor een actievere rol van politieke partijen en politiek pluralisme en stelt bovendien dat de kieswet niet door een parlement is goedgekeurd, evenmin zijn maatschappelijke organisaties erbij betrokken.

Het Islamic Action Front vindt dat de gebieden – waar ook overwegend de Palestijnen wonen,  worden benadeeld ten gunste van de schaarsbevolkte landelijke gebieden, traditioneel het terrein van de koningsgetrouwe stammen en de bedoeïenen die de ruggegraat van de monarchie vormen en de manschappen leveren voor de veiligheidsdiensten, het leger en het overheidsapparaat.

Tegelijkertijd is er druk van buitenaf om hervormingen door te voeren. Human Rights Watch bijvoorbeeld plaatste zeer kritische kanttekeningen in de aanloop naar de verkiezingen en beschuldigt Jordanië ervan de oppositie te onderdrukken onder meer door verschillende islamistische en prodemocratische activisten te arresteren en kritische geluiden in de pers te censureren.

Winst voor tribalisme
Mede doordat zorgen over de Palestijnse staat en de boycot door een aantal partijen de verkiezingen overheersten, trad het traditionele tribalisme sterk op de voorgrond. De verkiezingsuitslag laat zien dat de loyalisten met grote meerderheid wonnen. De opkomst was met 53 procent redelijk, maar in Amman, waar veel Palestijnen wonen en het IAF veel aanhang heeft, was de opkomst slechts 34 procent. Van de gekozen kandidaten zijn er – mede door de boycot – slechts zeventien aan oppositiepartijen gelieerd. Tweederde van de gekozen parlementariërs komt nieuw het parlement binnen, zij het dat velen behoren tot de koninklijke machtsbasis: de bedoeïenenstammen. De voorzitter van het Hogerhuis zag er desalniettemin een signaal in dat de kiezers verandering willen.

Op straat is echter vooral pessimisme te horen over de kansen op vernieuwing. Want eenzesde van de parlementariërs is weliswaar nieuw maar ook oud-bewindsman, en de Palestijnen, in 1989 nog goed voor twintig procent van de zetels, haalden nu nog maar twaalf procent. En door de boycot zijn de islamisten, ooit goed voor een kwart van de zetels, op een enkele kandidaat na die zich als onafhankelijke toch verkiesbaar stelde, in het nieuwe parlement niet meer vertegenwoordigd.

Wat ook zorgwekkend is, is dat zich bij de verkiezingen flink wat incidenten voordeden, waarvan één met dodelijke afloop. Desalniettemin waren de voor het eerst bij de verkiezingen aanwezige internationale waarnemers redelijk te spreken over het verloop. Het International Republican Institute stelde in een persverklaring dat de verkiezingen “credible, an improvement on previous elections and a significant step forward for the Middle East” waren. De werkelijke test van het succes van deze verkiezingen ligt echter, zoals het National Democratic Institute stelde, in de acceptatie van de uitslag door de bevolking en het gedrag en de effectiviteit van het nieuwgekozen parlement. De eerste vooruitzichten zijn niet hoopgevend: de Islamist Centrist Party, die wel aan de verkiezingen deelnam, overweegt zichzelf op te heffen uit teleurstelling over de uitslag en onvrede met de politieke atmosfeer. Zij zeggen dat degenen die niet meegingen in de boycot van de islamisten nu dubbel gestrafd worden: door hun lidmaatschap van de Moslim Broederschap op te zeggen én door het verlies in de verkiezingen.

Reacties (11)

#1 wim raven

Dank voor dit duidelijke artikel vol waardevolle informatie.

  • Volgende discussie
#2 vandyke

“Het bestaande quotum voor vrouwen werd verdubbeld van zes naar twaalf zetels”

Nog maar 10%, maar hoe doe je dat bij vrije verkiezingen in een districtenstelsel?
Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor negen zetels voor de christenen en drie voor de Circassische en Tsjetsjeense minderheid.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 Bismarck

@2: Voor de minderheden kun je districten creëren (niet territoriaal gebonden, maar kiezer gebonden). Voor de vrouwen lijkt me dat een moeilijker verhaal.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4 Erik

@2/3: In de grondwet vind ik er niks over, maar hier wordt gesproken over de 12 vrouwen die de meeste stemmen krijgen in ‘virtuele reserve-kieskringen'.
Wat ik me er precies bij moet voorstellen is me niet duidelijk, maar vrouwen lijken wel op dezelfde lijsten te staan en te stemmen als mannen.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5 Johanna

@ Allen
Een korte toelichting over de gegarandeerde zetels voor vrouwen en minderheden:

De religieuze en etnische minderheden in Jordanië wonen geconcentreerd in een beperkt aantal kiesdistricten. Zo wonen Tsjetsjenen meestal in Amman of in het oostelijke Azraq. Veel christenen wonen in Amman, Madaba, Karak en Fuhays.
De gereserveerde zetels voor de christelijke en tsjetsjeense minderheid zijn één op één gekoppeld aan een specifiek district op grond van het feit dat daar een meerderheid van die minderheid woonachtig is.

Voor het vrouwenquotum werkt het anders. Het Jordaanse parlement heeft 120 zetels, maar de verkiezingen gaan over 108 zetels. En dan zie je al direct dat er 12 zetels missen: de gereserveerde zetels voor vrouwen.
@Erik heeft gelijk: vrouwen staan gewoon op de kandidatenlijst en doen net als mannen mee aan de verkiezingen.
Vrouwen die op eigen kracht de meerderheid halen in het subdistrict waar ze kandidaat zijn, zijn daarmee ook verkozen. Hun zetel komt bovenop het quotum.

Om te bepalen wie voor het quotum in aanmerking komt, wordt het percentage stemmen dat elke vrouw in haar subdistrict behaald heeft op een rij gezet. De 12 vrouwen met het hoogste percentage worden vervolgens parlementariër.

Bij de verkiezingen van afgelopen week waren 129 van de 763 kandidaten vrouw.
Eén vrouwelijke kandidaat in Amman won op eigen kracht een zetel, waarmee er nu 13 vrouwen in het parlement vertegenwoordigd zijn.
Twee van de 12 vrouwen vertegenwoordigen daarnaast een minderheid met gegarandeerde zetels: één christelijke vrouw in Karak (die daarmee het totaal aantal christenen in het parlement op 10 brengt) en één bedoeïenenvrouw in de noordelijke Badia (die daarmee het aantal gegarandeerde zetels voor de bedoeïenen op 10 brengt).

Rest mij nog om te melden dat het percentage christenen in Jordanië wordt geschat tussen de vier en vijf procent (cijfers lopen wat uiteen). Met de huidige 10 zetels hebben zij in het nieuwe parlement een aandeel van 8,3 procent.

hoe het systeem voor het vrouwenquotum werkt

de resultaten voor vrouwen

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#6 Johanna

Aanvulling: in het Jordaanse kabinet zitten op dit moment vier vrouwelijke ministers (van de in totaal 29): planning & internationale samenwerking, toerisme & oudheden, sociale ontwikkeling, hervorming van de publieke sector.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#7 Jonas

Johanna, doen ze daar ook al aan de hervorming van de publieke sector. Zijn dat eisen van de IMF en Wereldbank ofzo?

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#8 Johanna

@Jonas
De hervorming van de publieke sector richt zich op vier gebieden: hervorming van de overheidsdiensten en administraite, hervorming van het budget- en financieel systeem, hervorming in het rechtssysteem, het invoeren van e-overheid initiatieven. Niet alleen de Wereldbank en het IMF spelen daar een rol in, maar ook bijvoorbeeld de verplichtingen in het kader van mensenrechtenverdragen, de rapportages van het UNDP en de handelsbetrekkingen met bijvoorbeeld de EU.
Wanneer Jordanië de zogenaamde Advanced Status voor de EU zou krijgen, levert dat aanzienlijke handelsvoordelen op, zoals lagere invoerheffingen. De EU stelt niet alleen eisen als het gaat om transparantie, tegengaan van corruptie en verbetering van financieel beheer, maar ook bijvoorbeeld dat mensenrechtenverdragen worden nageleefd. Zie ook: http://www.jordantimes.com/index.php?news=26513

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#9 Erik

@Johanna: Ik heb vaak de indruk dat Jordanië het enige land in de regio is dat serieus probeert iets te bereiken tussen Israël en de palestijnen (o.a. recent interview van koning Abdullah bij Jon Stewart). Je noemt wel de houding van de islamisten t.o.v. de vredesverdragen met Israël, maar wat ik me nog afvraag is hoe de rest van de bevolking naar de jordaanse Israël-politiek kijkt.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#10 Johanna

@9 Dat was inderdaad een prachtig interview, met veel humor. Ik moest terugdenken aan de speech die hij hield voor het verenigde US Congress op 7 maart 2007. Ik kan er geen directe link naar geven, maar je vindt hem op zijn eigen website, ga naar ‘Royal speeches & letters’, vervolgens naar ‘Speeches’, ‘Search for more speeches’ en zoek op 07-03-2007.

Hoe de rest van de bevolking ernaar kijkt? Dat is een lastige vraag, want er spelen veel verschillende dingen.
De Jordaanse bevolking heeft sinds 1948 vier oorlogen meegemaakt (maar was niet bij alle vier actief betrokken), die ook voor hen grote impact hadden. Ik ken de verhalen over algehele mobilisaties, evacuaties van burgers naar het platteland, de verduisteringen, de spertijd. En toch wekt de bevolking veel minder dan wij de indruk daar door getekend te zijn en probeert men zo goed mogelijk te leven, niet in het verleden maar in het hier en nu, met het oog op de toekomst.

Jordanië en Israël sloten in 1994 vrede en dat heeft grote gevolgen gehad voor de bevolking. Positieve vooral. Het leven is beter geworden, het is er in vergelijking met omringende landen veilig en stabiel, er komen weer veel toeristen (ook vanuit Israël) en daardoor is de levensstandaard veel hoger dan in het verleden.
Tegelijk is vrede een fragiel iets dat door onvoorziene gebeurtenissen zo verstoord kan worden. Als er vandaag een incident gebeurt bij de grens tussen Aqaba en Eilat en dat haalt onze pers, dan vragen al die toeristen zich gelijk af of het nog wel veilig is. Ze blijven weg en het leven stort in. Een voorbeeld: nu komen er misschien per dag 4000 mensen in Petra. Maar in maart 2003, toen de oorlog in buurland Irak begon, waren dat er 20 op een dag. En Jordanië kent niet de verzorgingsstaat zoals wij die kennen, het sociale vangnet is vele malen kleiner. Ook dat is een realiteit: niets is zeker, alles kan veranderen, ingrijpend veranderen.

Veel mensen zijn trots op de koning en de manier waarop hij zijn gedachten in het buitenland verwoordt. Velen vinden echter ook dat hij te westers is, te toegeeflijk, dat er te weinig voor het volk wordt gedaan. Positieve keuzes hebben soms grote gevolgen. Als je 6 miljoen inwoners hebt en je vangt 500 tot 750 duizend Irakezen op, dan vang je je broeders gastvrij op zoals je dat je plicht vindt. Maar het betekent ook dat de huren verdubbelen, huizen kopen veel duurder wordt, brandstof, voedsel, water duurder wordt, dat basisvoorzieningen als scholen en medische zorg letterlijk overspoeld raken. En het is de gewone bevolking die daar de gevolgen van ondervindt.
Hetzelfde geldt als het gaat om de Jordaanse Israël-politiek: enerzijds wil men in vrede leven, anderzijds vindt men dat de Arabische broeders recht hebben op rechtvaardigheid, dat hen niet zomaar hun land en hun waardigheid ontnomen kan worden. Dat appeleert ook aan het eigen gevoel van vernedering van Arabieren en moslims in deze geglobaliseerde wereld. Een emotie die door Dominique Moïsi in zijn boek ‘Geopolitiek van emoties’ zo treffend werd beschreven.
Robert Fisk schreef er voor The Independent dit stuk over afgelopen juli, dat de sentimenten wel redelijk goed weergeeft.

Ik zie dat een erg lange reactie is geworden, korte antwoorden bestaan niet in deze regio.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#11 Erik

@10: “Ik zie dat een erg lange reactie is geworden, korte antwoorden bestaan niet in deze regio.”
Voor sommigen helaas wel.

Als ik je antwoord toch probeer samen te vatten, kom ik op één woord uit, ‘dubbel’.

  • Vorige discussie