ESSAY - door Lucas Dijker (University College Dublin)
Coronavirus, stikstofcrisis, kunstmatige intelligentie – onze samenleving staat bol van complexe problemen die alleen experts kunnen begrijpen. Toch verwachten wij in een liberale democratie dat burgers direct of via hun gekozen vertegenwoordigers deelnemen aan de besluitvorming over dit soort zaken. In een democratie ligt de uiteindelijke politieke macht immers bij het volk. Maar wanneer besluitvorming steeds afhankelijker wordt van wetenschappelijke experts, wat blijft er dan over van de democratie?
In veel opzichten staan wetenschap en democratie lijnrecht tegenover elkaar: democratische besluitvorming gebeurt door te stemmen, terwijl wetenschappers niet stemmen over wat waar is. De wetenschap zegt, of probeert te zeggen, wat de feiten zijn. Zoals filosofe Hannah Arendt schreef: feiten staan los van “overeenstemming, discussie, mening of instemming.” Het democratisch debat daarentegen draait juist om instemming, onenigheid en verschillende meningen.
Twee uitersten
De liberale democratie is min of meer een geïnstitutionaliseerd besluitvormingsproces waarin burgers op basis van gelijkheid collectief beslissen, met respect voor grondwettelijk beschermde individuele rechten. Maar omdat wij deze besluitvorming ook toepassen op complexe vraagstukken, zijn wij vaak afhankelijk van deskundigen.
Als de democratie zo sterk afhankelijk wordt van experts, riskeert zij een technocratie te worden – een elitaire vorm van epistocratie waarin alleen experts publieke besluiten nemen.
Als experts het zo goed weten, waarom laten we hen dan niet beslissen? Deskundigen spelen al vaak een rol in de politiek. Zo was natuurkundige Robbert Dijkgraaf minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het vorige kabinet. Ook ondersteunen deskundige adviescommissies, zoals de?Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de regering bij het nemen van beslissingen.
Maar experts hebben niet altijd gelijk en zijn het vaak onderling niet eens. Hoe moeten zij verantwoording afleggen aan burgers die geen verstand hebben van wetenschappelijke data en argumenten? Bovendien zijn er vaak, bewust of onbewust, sociale en politieke waarden verweven met wetenschappelijk onderzoek. Vaak heeft dit te maken met de vergelijkbare sociaaleconomische achtergronden van experts, waardoor zij doorgaans dezelfde normen en waarden delen.
Alleen experts kunnen ‘het onzichtbare’ zichtbaar maken
In de opkomst van het populisme, dat het niet zo nauw neemt met constitutionele bescherming van individuen en minderheden, kunnen wij een tegenpool zien van de technocratie. Populisten achten deskundigen overbodig, wantrouwen vaak experts, en beschouwen ‘gezond verstand’ en ‘je eigen onderzoek doen’ als enige alternatieven.
Maar kunnen we wel zonder experts? Mensen die ‘hun eigen onderzoek doen’ beseffen vaak niet welke cruciale informatie ze missen – het onbekende blijft voor hen onzichtbaar.
Vertaling of samenwerking?
Discussies over de rol van experts binnen de democratie zijn niet nieuw. Een eeuw geleden werd in Amerika al de vraag gesteld of burgers nog konden meebeslissen in een samenleving die steeds complexer werd door onder andere een globaliserende economie en nieuwe communicatietechnieken, zoals de radio. ?
Twee prominente denkers die zich hiermee bezighielden waren Walter Lippmann, een invloedrijke journalist, en John Dewey, een vooraanstaande filosoof in de Amerikaanse pragmatistische filosofische traditie.
Lippmann bekritiseert het democratische ideaal dat burgers overal een mening over moeten vormen. Hij vindt dat politieke kwesties te complex zijn voor burgers om voldoende geïnformeerd te zijn.
Volgens Lippmann moeten experts de feiten vertalen voor politieke vertegenwoordigers, die zodoende betere beslissingen kunnen nemen. Lippmanns boeken (bijvoorbeeld Public Opinion) zijn provocerend en nog altijd relevant omdat ze de democratie confronteren met onze afhankelijkheid van experts en de beperkingen van onze eigen kennis.
Kennis is een gemeenschappelijk goed
Dewey is het met Lippmann eens dat de publieke opinie vaak onvoldoende geïnformeerd is, maar pleit voor meer betrokkenheid van burgers bij besluitvorming in plaats van een grotere rol voor experts.
Dewey denkt dat wetenschap, net als de democratie, begint met het oplossen van praktische gedeelde problemen. Ook burgers komen namelijk de uitdagingen tegen waar wetenschappers mee worstelen.
Dewey pleit daarom voor een samenwerking waarin zowel burgers als experts hun kennis bijdragen om gezamenlijk de problemen op te lossen die ons allemaal parten spelen. Zowel de kennis van de burger als die van de expert is onmisbaar, want alleen de patiënt weet hoe de pijn voelt en alleen de dokter kan die genezen. Dewey zelf gebruikt de analogie dat “de man die de schoen draagt het beste weet waar deze knelt.” Alleen door samenwerking tussen degenen die de problemen ervaren en de experts die cruciale kennis kunnen aanbieden, kan de democratie goed functioneren.
Wantrouwende burgers
De spanning tussen technocratie en populisme staat centraal in de discussie over de rol van de expert in de democratie. Technocraten vertrouwen de ongeïnformeerde burgers geen zeggenschap toe in publieke besluitvorming, terwijl populisten experts wantrouwen en zelfs onnodig vinden.
Welke relevante kennis hebben burgers en welke experts kunnen we vertrouwen?
Lippmanns analyse roept de vraag op of het redelijk is om zoveel macht in handen van experts te leggen. Deweys bijdrage laat ons juist achter met de vraag wat nu de relevante kennis is die burgers kunnen bijdragen.
Individuele ervaringen kunnen namelijk verschillen. Wanneer worden persoonlijke problemen publieke problemen? Het voorbeeld van de schoenendrager is misschien te simpel, aangezien publieke besluitvorming vaak te maken heeft met zeer complexe kwesties die interdisciplinair onderzoek vereisen.
Voor beiden is het echter essentieel dat we eerst het vertrouwen in experts vergroten. Die taak vraagt om een gezamenlijke inzet van burgers en experts. Want geen enkele duurzame samenwerking kan gebaseerd zijn op naïef, blind vertrouwen of irrationeel wantrouwen.
Of experts vervolgens een plek zullen hebben in de democratie? Dat hangt af van de burger: hoe graag wil die belangrijke publieke beslissingen overlaten aan deskundigen?
Dit artikel verscheen eerder op Bij Nader Inzien. Lucas Dijker is promovendus aan University College Dublin in Ierland. Hij is verbonden met het Europees onderzoeksnetwerk Policy, Expertise and Trust in Action en met het project Science and Democracy aan de Universiteit van Oslo. Zijn onderzoek wordt gefinancierd door de Irish Research Council.
Verder lezen
– Dewey, J. (1954). The Public and Its Problems. Swallow Press. Origineel gepubliceerd in 1927.
– Lippmann, W. (1993). The Phantom Public. Taylor & Francis. Origineel gepubliceerd in 1925.
– Lippmann, W. (2012). Public Opinion. Dover Publications. Origineel gepubliceerd in 1922.
Reacties (8)
Er is geen tegenstelling tussen democratie en wetenschap, als je het vanuit de oorspronkelijke gedachte achter de vertegenwoordigende democratie bekijkt. Die hield immers altijd al in dat de wereld zo ingewikkeld is, dat je als normale burger je onmogelijk overal in kunt verdiepen. Daarom heb je mensen nodig, volksvertegenwoordigers, die vrijgesteld worden van andere taken, zodat ze wel de mogelijkheid hebben om zich te verdiepen in alle politiek relevante kwesties. Wat ligt er dan meer voor de hand dan dat die volksvertegenwoordigers zich over zulke kwesties laten informeren door de wetenschap?
Dat ligt in elk geval voor de hand, zolang de volksvertegenwoordigers hun mening willen baseren op feiten. In een goed functionerende democratie zou dat zo zijn. De vertegenwoordigende democratie zou bij uitstek de bestuursvorm zijn waar veel ruimte is voor wetenschappelijke experts. Die ruimte wordt minder, naarmate de democratie minder goed functioneert. Bijvoorbeeld omdat hij trekjes krijgt van een oligarchie.
Dat gaat niet werken. Er zijn te veel actoren en partijen die nepnieuws verspreiden. Desinformatie is het belangrijkste thema van vandaag, en het is de belangrijkste reden dat democratie in wezen totaal failliet is. Neem het stikstofdossier. Ik durf de stelling wel aan dat 80% van de bevolking niet begrijpt waar het probleem door veroorzaakt wordt, en niet ziet wat de gevolgen zijn van het probleem. Hoe kun je dan ooit verwachten dat een democratie zo’n probleem op gaat lossen?
Het probleem is dat we menen dat iedere stem even veel waard is, terwijl dat natuurlijk niet zo is. Een oplossing zie ik in referenda met stemdiploma. Beslis veel meer per referenda, maar dan niet zo dat iedere oetlul automatisch mee mag beslissen. Bij het Oekraine-referendum zei de nee-campagne letterlijk dat dat hele Oekraineverdag hun geen biet interesseerde, dat het ze alleen maar ging om een spaak in het wiel te steken. Dat soort van stemvandalisme wil je uitsluiten, en dat kan met een stemdiploma. Wil je meebeslissen over het onderwerp waar het referendum over gaat? Bewijs dan eerst maar eens dat je je als kiezer in dat onderwerp verdiept hebt, door het afleggen van een stemtoets. Dit stemexamen toets feitelijke kennis over het onderwerp van het referendum. Alleen mensen die het examen voor referendumdeelname halen mogen meestemmen. Weiger je je te verdiepen in het onderwerp van het referendum, dan lijkt het mij volstrekt logisch dat je ook niet mee mag beslissen.
De stemtoets is niet bedoeld om zoveel mogelijk mensen uit te sluiten. Het is bedoeld om mensen te dwingen zich in het onderwerp te verdiepen, want anders telt hun stem gewoon niet.
Maar de vraag is of die misinformatie de kwaal is, of een symptoom van iets dat dieper zit. Ik denk het tweede. Misinformatie en uitholling van de democratische rechtsstaat versterken elkaar, zonder dat duidelijk is wat nou precies oorzaak is, en wat gevolg. Kip of ei.
De arrogantie dat technische kennis over een onderwerp hebben automatisch zou betekenen dat je meer te zeggen zou moeten hebben.
Neem stikstof. Je kan nog zo veel weten over dat onderwerp, je kan niet voor anderen bepalen in welke mate dit een probleem is, hoe dit zich verhoudt tot andere problemen en op welke wijze dat opgelost zou moeten worden. Je kan daar vanuit jouw kennis hoogstens een advies over uitbrengen.
Hoe problematisch ook, er is geen beter alternatief voor het geven van een gelijke stem aan alle inwoners van een land in het landsbestuur.
Uiteraard is er meer nodig voor een goed functionerende democratie dan sec het een keer in de zoveel tijd tellen van de uitgebrachte stemmen. Je moet ook kwalitatief goede beslissingen kunnen nemen, en dus bijvoorbeeld organiseren dat er zo goed mogelijk kennis is over de relevante onderwerpen. En daarin zien we nu inderdaad dat de balans tussen vrijheid van meningsuiting en een goede kennis van de werkelijkheid in het publieke domein verstoord is, er is veel ruimte voor het gericht pushen van misinformatie ter bevordering van politieke of andere doelen. Maar om daar iets aan te doen is het niet nodig om stemmen ongelijk te gaan wegen; het middel is vrijwel zeker erger dan de kwaal.
[Maar om daar iets aan te doen is het niet nodig om stemmen ongelijk te gaan wegen; het middel is vrijwel zeker erger dan de kwaal.]
Ach, nu doen we dat ook. Als je onder de 18 bent telt je stem totaal niet, hoeveel belang je ook bij een onderwerp hebt en hoe veel je er ook van afweet. Als je boven de 18 bent telt je stem altijd, hoe onzinnig je motivatie ook is, en hoe totaal je je NIET in het onderwerp verdiept hebt. Onder de 18 ben je zogenaamd “stem-onbekwaam”, terwijl ik flink wat mensen van 16 of 17 ken die heel wat afgewogener oordelen over een bepaald onderwerp hebben dat de gemiddelde volwassen Nederlander.
Het staat iedereen vrij om zich in een onderwerp te gaan verdiepen. Als je al vindt dat niemand voor jou mag bepalen in hoeverre stikstof een probleem is, en in welke mate dat afgewogen moet worden tegen andere belangen, dan ga je je toch gewoon in de technische aspecten van het onderwerp verdiepen, en gewoon die stemtoets halen? Ik snap het probleem niet. Het is echt niet de bedoeling dat het een examen wordt dat je alleen op VWO-niveau kan halen.
Ik vind het heel normaal dat je pas mee kunt beslissen over een onderwerp wanneer je je daar ook in verdiept hebt. Nogmaals: de toets is niet bedoeld als uitsluitingsinstrument. Maar als stimuleringsinstrument.
Ik vind het daarentegen niet normaal dat er beslissingen worden genomen op basis van stemmen die compleet irrationeel zijn, en die vooral op basis van desinformatie genomen zijn – en ga niet net doen of dat “collateral damage” bij de democratie is, want kijk om je heen. Het is tegenwoordig eerder uitzondering dan regel. Die desinformatie kun je tegengaan met een verplichte stemtoets bij een referendum.
We gaan hier voorbij aan het feit dat, ondanks wetenschappelijk feiten, er nog steeds politiek bedreven kan worden. Neem Corona. Hadden de mensen die protesteerden tegen het opzij zetten – tijdelijk – van hun burgerrechten, gelijk? Allerlei maatregelen, altijd genomen in samenspraak met wetenschappers, vlogen ons om de oren, soms met elkaar in tegenspraak. Terugkijkend viel de schade mee, en was die vergelijkbaar met Zweden, die notoir weinig tot niets had gedaan. Daarnaast: de waarde van een mensenleven wordt continu uitgedrukt in geld, door alles en iedereen, en is op allerlei plekken gewoon een beleidstool, en je ziet wat er van de ‘normalisatie’ van noodwetten is gekomen: het instrument wordt nu ook ingezet voor scenario’s die daarvoor eigenlijk niet in aanmerking komen.
Ik vind het een beetje weinig genuanceerd en een beetje ‘doof’ om te doen alsof de wetenschap louter met feiten komt, die zo – hup – te gebruiken zijn in wetgeving. En dat het dan aan de burger ligt dat die dat niet bevatten kan.
Over zo’n normatieve kwestie bestaat geen gelijk of ongelijk. Alleen meningen. Dat is nou precies waar we politiek voor hebben.
Ook hier geldt dat de politiek besloot over maatregelen. De politiek besloot dat voorkomen van overbelasting van de zorg prioriteit was. De wetenschap adviseerde vervolgens met welke maatregelen dat zou kunnen. Waarbij overigens ook altijd benadrukt werd dat er daarbij sprake was van aanzienlijke onzekerheden. Zoals dat ook werd gemeld, door Rutte.
Waar je wel kritiek op zou kunnen hebben, is dat wetenschappers (in dit geval vooral het RIVM) een bepaalde verantwoordelijkheid op zich nam die eigenlijk thuishoorde bij de politiek. Zo werd Van Dissel vaak door Rutte naar voren geschoven als boodschapper van slecht nieuws. Zodat Rutte daarbij op de achtergrond kon blijven.
Klopt, en dat heeft alles te maken met de economisering van de wereld. Je zou het neoliberalisme kunnen noemen. Een bepaalde stroming in de economische wetenschap is daarin meegegaan, al is er vanuit diezelfde wetenschap ook altijd kritiek op geweest.
Dat heeft weinig met Covid te maken. Autocraten hebben altijd al misbruik gemaakt van noodwetgeving, op de manier waarop radicaal rechts dat op het moment in veel democratieën doet.
Ik vind het heel erg ongenuanceerd om de wetenschap een gebrek aan nuance te verwijten, als je zelf niet de moeite neemt om naar de aanwezige nuances te luisteren.
(Bij dit alles is het wel belangrijk om te beseffen dat er een verschil is tussen opmerkingen van individuele wetenschappers en wat ‘de wetenschap’ zegt. Daar zit een van de problemen in de verhouding tussen politiek en wetenschap: politici die selectief naar die wetenschappers verwijzen die zeggen wat hen van pas komt. Echt begrijpen wat de stand van de wetenschap over een onderwerp is, kost vaak wat meer moeite.)
Dat is politieke afweging. Dat kun je niet op het bordje van wetenschap schuiven.
Klopt niet. Je kunt landen niet zomaar met elkaar vergelijken. Zweden is een dun bevolkt land, NL is een van de dichtst bevolkte landen. NL heeft een ander klimaat dan Zweden. En er is een andere “volksaard”. Allemaal zaken die van invloed zijn op de verspreiding van een virus, waardoor je NL en Zweden niet plat naast elkaar kunt leggen. Als je de schade in Zweden wilt vergelijken dan moet je die vergelijken met andere Scandinavische landen, die zijn beter vergelijkbaar. En dan zie je dat er in Zweden wel degelijk meer slachtoffers waren dan in omliggende vergelijkbare landen. Wat het aantal dodelijke slachtoffers betreft heeft Zweden het helemaal niet zo goed gedaan. De schade bij ons was dus helemaal niet vergelijkbaar met Zweden; die schade was veel minder.
Althans, als je sec kijkt naar het aantal slachtoffers door het virus. Dat is en blijft natuurlijk een politieke afweging. Wat vind je belangrijker: sec het aantal slachtoffers, of weeg je psychologische stress onder de bevolking ook mee.
Daarnaast kun je ook niet per se zeggen dat de schade door het virus meeviel. In het begin hadden we met een totaal ander virus te maken dan nu – dat wordt nogal eens vergeten. Er zijn toen best veel slachtoffers gevallen. Verder worden de long-covidgevallen vaak ook vergeten. Dat is toch 3% van de bevolking, en 5% van de jongeren. Enorme aantallen.
Ik zie op geen enkele manier in hoe je dat ooit op het conto van wetenschap kunt schrijven. Eerder op het conto van corona-“critici”, want die zitten toch meestal behoorlijk in de (extreem)rechtse hoek. Misschien is het je ontgaan, maar domrechts is de dominante politieke stroming in het land, en we hebben voor het eerst een extreemrechtse regering. Dat biedt een boel verklaring voor de voorkeur voor normalisatie van noodwetten. Met wetenschap heeft dat niets te maken – domrechts is juist sterk antiwetenschappelijk.