COLUMN - Ik citeer een lange passage uit een opiniebijdrage van neuroradioloog Liesbeth Reneman, in het NRC Handelsblad van 30 oktober. Ze reageert daarin op de oproep van Arjen Lubach om xtc te legaliseren. De cruciale passage luidt:
Het is waar dat de schade van tabak en alcohol heel groot is. Maar omdat deze middelen verslavend zijn, worden ze in veel grotere hoeveelheden gebruikt. Xtc wordt daarentegen over het algemeen recreatief gebruikt: men neemt eens in de zoveel tijd een pilletje. De verslavingszorg ziet dan ook weinig xtc-verslaafden. Hier wringt meteen de schoen: in vergelijkingen tussen xtc en alcohol wordt geen rekening gehouden met de mate van blootstelling. Als je een verslavend middel met een recreatief middel gebruikt, is het niet zo gek dat die sterk verschillen. Alles waar je te veel van neemt is uiteindelijk schadelijk, ook water.
Maar dat wil niet zeggen dat xtc ‘relatief onschuldig’ is. Integendeel. In al onze Amsterdam UMC studies vinden we dat zowel zware gebruikers als gebruikers die net zijn begonnen, fors lager scoren op een geheugentaak. Dit verschil is vergelijkbaar met het verschil tussen mavo/mbo en havo/vwo.
[Dan volgt een opmerking over mogelijke rol van serotonine, mh.]
Dit betekent dat als deze effecten inderdaad langdurig zijn, xtc deze gebruikers ook langdurig in hun cognitieve mogelijkheden beperkt. Zij zullen waarschijnlijk minder succesvol zijn in hun studie en minder veeleisende beroepen aankunnen. Volgens onderzoek uit 2016 van het Trimbos-instituut is het merendeel van de xtc-gebruikers namelijk achttien jaar of jonger.
Sta mij toe hier een paar opmerkingen bij te maken:
De oproep van Lubach is onzin. Een dergelijk besluit is onbestaanbaar, of anders gezegd, vergelijkbaar met een Nexit. Die zaak zit muurvast. Wat een drug heet te zijn, moet verboden worden en moet dus ook gevaarlijk zijn. De vraag is: is xtc gevaarlijk? Of is het relatief onschuldig vergeleken met drank en tabak, zoals Lubach stelt? Is Reneman in staat om die bewering van tafel te vegen?
Reneman geeft toe dat xtc niet verslavend is. Er zijn zeldzame gevallen waarbij er wél sprake lijkt te zijn van verslaving. De vraag dringt zich dan op of deze gevallen niet louter psychologisch zijn.
Reneman vindt (‘daar wringt de schoen’) dat we daar bij de beoordeling rekening mee moeten houden, dat wil zeggen dat we de effecten van xtc moeten beoordelen als was het wél verslavend. Ze wil met andere woorden dat we de effecten van xtc bij xtc-verslaafden vergelijken met de effecten van alcohol en tabak (bij verslaafden). Dat is uiteraard onlogisch. Wat we nodig hebben is een reële inschatting van het maatschappelijke gevaar. Zij wil een algemeen oordeel over xtc baseren op uitzonderlijke gevallen. Ze wil dat we de gevaren van vliegen beoordelen door uitsluitend te kijken naar vliegtuigcrashes.
Reneman zegt dat er schadelijke effecten gevonden zijn bij zware gebruikers en bij starters (die laatsten zijn niks gewend en slikken relatief meer dan naderhand). De lezer mag hier terecht uit concluderen dat bij de reguliere, recreatieve gebruiker ondanks alle studies géén schadelijke effecten zijn gevonden.
Reneman zegt dat deze twee subgroepen ‘fors lager scoren op een geheugentaak’, ‘vergelijkbaar met het verschil tussen mavo/mbo en havo/vwo.’ We mogen aannemen dat de speurtocht geen enkel ander effect heeft opgeleverd. Mag ik het samenvatten met ‘je wordt er suffig van’? Vergelijk dát eens met de effecten van drank en tabak.
Verder weet ik weet niet wat ‘fors’ betekent en weet ik bijna zeker dat de verschillen in geheugen tussen kinderen in groep 8 die naar het mbo gaan (de mavo bestaat niet meer, Liesbeth) en kinderen die doorverwezen worden naar hbo/vwo niet groot is. Eenmaal aangekomen zorgt de opleiding voor meer of minder geheugentraining, en dan groeit het verschil – maar training is een ander verhaal, dat ze negeert. Net zoals hier de vergelijking ontbreekt met de immense effecten van drankmisbruik op het geheugen.
Reneman oppert de hypothese ‘dat deze effecten langdurig zijn’. Dat staat dus niet vast. Bij de verslaafden wellicht wél, maar die groep is verwaarloosbaar en niet representatief. En de starters? Een deel wordt recreatief gebruiker en bij de huidige recreatieve gebruikers zijn geen schadelijke effecten gevonden. Reneman mag dus met een gerust hart constateren dat de effecten (bij starters) níét langdurig zijn. Waarschijnlijk omdat het brein zich aanpast, dan wel omdat het gebruik verandert.
Kortom, vergeleken bij drank en tabak mag je xtc zeker relatief onschuldig. Reneman mag het waarschijnlijk niet opschrijven van haar baas, maar ze heeft het tussen de regels door toch maar mooi verteld.
Reacties (3)
“Volgens onderzoek uit 2016 van het Trimbos-instituut is het merendeel van de xtc-gebruikers namelijk achttien jaar of jonger.”
Ook een lekker zinnige opmerking is dat. Net alsof legalisatie voor minderjarigen op de agenda staat. Voor tabak en alcohol is dat immers ook niet het geval.
Het is nogal lastig XTC-gebruik te onderzoeken. Ethische commissies liggen nogal eens dwars.
Ik ben niet op de hoogte van haar onderzoek, maar er zijn grote meta-studies geweest die vonden dat als je corrigeerde voor combinatiegebruik (dus xtc én andere spullen, zoals speed), de permanente vermindering van cognitieve vermogens verdween. Daarnaast vraag ik me af wat ze bedoelt met “fors lager”. Ik heb daar wel een paar studies over gezien, en die vonden die afname ook, maar slechts de dag of max een paar dagen na gebruik.
Ik weet niet in hoeverre dat vergelijkbaar is met een kater, maar dat lijkt me ook niet bevorderlijk voor je cognitieve prestaties
Rare vergelijking. Ik zou eerder zeggen dat wat ze voorstelt is om niet alleen te kijken naar de vliegtuigcrashes, maar naar het aantal crashes per passagierskilometer. En dat XTC als je kijkt naar het aantal problemen per gebruikseenheid – een stuk minder veilig uit de bus komt dan als je het aantal “kilometers” niet meerekent. Dat lijkt me een redelijke stelling.
De vraag die vervolgens gesteld moet worden, is wat het criterium moet zijn. Gaat het om gevolgen voor de samenleving of het gevaar van het middel voor de gebruiker. Die vraag beantwoord je al (“Wat we nodig hebben is een reële inschatting van het maatschappelijke gevaar.”) maar de keuze die je daarin maakt is arbitrair (ten minste: de onderbouwing haal ik niet uit de tekst). Bij bijvoorbeeld voedingsmiddelen is het veel gangbaarder om te kijken naar de intrinsieke eigenschappen van het middel, ongeacht de gebruiksfrequentie. Maatschappelijke impact wordt zelfs zelden meegewogen; tabak, alcohol, rood vlees en toegevoegde suikers zijn immers ook nog gewoon toegestaan.
Niet dat ik je standpunt niet deel, overigens, maar dit stuk van de argumentatie vind ik rammelig. Maar niet zo rammelig als het gebrek aan onderbouwing voor de wetgeving op dit vlak, natuurlijk :p