RECENSIE - ‘In een gemeente in de buurt bleek een meisje, terwijl ze nog niet getrouwd was, zwanger te zijn. De kerkenraad nam de situatie hoog op en eiste van het aanstaande echtpaar dat zij op zondag in de kerk publiekelijk een zondebekentenis zouden afleggen. Ik was er toevallig bij en heb het als een buitengewoon gênante vertoning ervaren. Toen al vond ik dat de essentie van het leven is dat je samen kinderen krijgt. In die zin was het voor mij onbegrijpelijk dat de kerk een jong stel dat te vroeg in verwachting was geraakt, dwong om voor een publiek van achthonderd mensen spijt te betuigen.’
Aldus een jeugdherinnering van Jan Blom, een van de leden van de familie Blom wiens herinneringen centraal staan in ‘Van huis uit protestant’. Johan Blom was de zoon van een gereformeerde dominee, en het voorval zal dateren uit de jaren veertig. Een veelzeggend voorval. De domineeszoon vond die publieke bestraffing niet normaal, en ook niet beangstigend. Het was in zijn herinnering een gênante vertoning. Zo jong als hij was, wist hij dat hier onrecht geschiedde, dat de kerkenraad er naast zat. De kleine Johan had een eigen moraal ontwikkeld, los van de moraal die de kerkenraad wilde opleggen. Toen al.
Hoe is het protestantse geloof verloren gegaan? Die vraag staat centraal in dit boek van Hans Snoek. Hij wil twee vragen stellen, vertelt hij in de inleiding: welke levensbeschouwelijke verandering hebben protestanten doorgemaakt, en welke ervaringen en opvattingen hebben daaraan bijgedragen?
Snoek zoekt het antwoord enerzijds in de ervaringen van de (door hem op basis van verschillende criteria uitgezochte) familie Blom, en anderzijds in brede beschouwingen over de ontwikkeling van het denken God en de betekenis van godsdienst. Het boek is theologisch opgezet, met hoofdstukken over de almachtig God, de mens als zondaar, Jezus als zoon van God, leven na de dood, et cetera.
Snoek opent elk hoofdstuk met de herinnering en de huidige opvattingen van een of meer leden van de familie Blom, voegt daar indien beschikbaar de resultaten van enquêtes aan toe en geeft een overzicht van hoe het denken over dat ene aspect in de loop der eeuwen veranderde: van Augustinus, via Calvijn, Darwin en Nietzsche, tot aan Nico te Linden of Kuitert. Ook Madonna en Jesus Christ Superstar komen voorbij.
Maar de kern van de zaak ontbreekt. Waarom en hoe brak die methodische twijfel der grote denkers nu uiteindelijk door? Snoek moet het antwoord schuldig blijven: ‘Waarom al die veranderingen zich juist in de tweede helft van de twintigste eeuw hebben voorgedaan, heb ik niet kunnen achterhalen. Wellicht kunnen vroeg of laat historici daar wel iets verstandigs over zeggen.’
Vier eeuwen lang wisten Hervormden en gereformeerden vreemde invloeden buiten te houden, dan wel onschadelijk te maken. De wetenschap, Spinoza, de Franse Revolutie, de industrialisatie – de Kerk ging er niet aan onderdoor. Maar dan, omstreeks 1950, ging er iets mis. God verandert. De Kerk verandert. Was het de verstikkende verzuiling? Nee, want het proces deed zich elders ook voor. De groeiende welvaart dan? Waarom gingen de Verenigde Staten dan niet voorop? De verzorgingsstaat dan? Snoek gaat er niet op in. En dan is er die andere mogelijke sleutel tot de oplossing van dat raadsel: de veranderende opvattingen binnen de Protestantse kerken. Snoek had gebruik kunnen maken van Bram Mellinks recente boek ‘Worden zoals wij’, waarin de auteur aan de hand van publicaties in protestantse onderwijskringen laat zien hoe de dwang in de jaren vijftig uit de mode raakte, om plaats te maken voor ‘persoonlijke ontplooiing’. Niet de samenleving, maar de kerken zélf hebben het geloof getransformeerd.
‘Van huis uit protestant’ is daarmee een onvolkomen boek. Maar voor wie de auteur vergeeft, valt er veel te overdenken, over die raadselachtige transformatie. De kleine domineeszoon Johan ervoer de alomtegenwoordigheid van het protestantse geloof nog als volstrekt vanzelfsprekend. Thuis waren er geen strikte regels, hooguit ingeroeste gewoonten: ‘Vader en moeder legden eerder de nadruk op het principe dat je je netjes moest gedragen.’ Kern van de moraal was niet langer de Bijbel noch de dominee, maar dat wat ‘normaal’ werd gevonden. En eenmaal op die basis gegrondvest, kon het grote veranderen, het grote twijfelen, beginnen.
Hans Snoek, Van huis uit protestant. Hoe de leer verdampte en het geloof veranderde, Uitgeverij Kok, 250 blz, (ISBN 9789043524094), 18,99 euro.
Reacties (4)
Kortom, dat verhaal dat steeds wordt opgedist, dat “het christendom” door de Verlichting is “gegaan” (of hoe mensen als hirsi ali dat ook omschrijven) klopt niet echt. Altijd al gedacht.
Iets anders: Hulspas noemt de Tweede Wereldoorlog niet. Snoek ook niet? Want die heeft bij veel mensen forse twijfel aan de almachtige God gezaaid, toen de gruwelen van de nazi’s bekend werden.
En tenslotte noemt hulspas nog een auteur: Hans Hoekman. Dat is vast een vergissing.
@1 Jep, helaas zag ik dat vanochtend pas, nadat dit berichtje al verschenen was, maar ik heb het toch maar even hersteld. Anders wordt het wel erg verwarrend.
Met onze buren komt het niet goed, zo zeiden mijn ouders zo eind zestiger jaren tegen mij. Ze zullen niet in de hemel komen. Ik was toen een jaar of zes. Waarom niet? Ze gaan niet naar de kerk (of een kerk). Dat begreep ik toen en nu niet, want de buren waren aardige en nette mensen. Mijn ouders zijn inmiddels van mening veranderd. “God” is volgens mij niet uit de polder verdwenen, maar wel de god van de bijbel. Die ene die alles ziet en alles bepaalt. Met een tekst als deze (Mattheus 10: 29 en 30) zal menig mens weinig kunnen: En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader. En ook uw haren des hoofds zijn alle geteld.
Misschien is het uiteindelijk heel simpel: men kwam er achter dat men was voorgelogen door een stel hypocrieten. En ja, de wereldoorlogen zullen daar best iets mee te maken hebben gehad. Of zoals Kipling dichtte:
En als je je dan realiseert dat god ook maar een verzinsel is ben je snel klaar.