ANALYSE - Onlangs besloot ik te beginnen aan het boek van socioloog Ruud Koopmans Het vervallen huis van de islam, ondanks de flaptekst. Een cursist zou er eens vragen over kunnen stellen en dan sta ik niet graag met mijn mond vol tanden.
Het boek is geen kleine prestatie. Hoofdthese is de stelling dat de enorme achterstand in de islamitische wereld religieuze wortels heeft. De opkomst van het fundamentalisme in de afgelopen vijftig jaar zou die achterstand hebben aangejaagd. Dat is een punt dat door meer lieden wordt gedebiteerd, maar Koopmans is de eerste – ere wie ere toekomt – die dat tracht te adstrueren aan de hand van echte cijfers en wetenschappelijk onderzoek. Dat doet hij uitgebreid en daarbij verantwoordt hij de herkomst van zijn cijfers ook bijzonder goed. Daarnaast geeft hij ook vanuit zijn bevindingen kritiek op andere, alternatieve verklaringen naast de religieuze.
Ik moet zeggen: vooral bij het lezen van zijn eerste paar hoofdstukken had ik het idee dat hier eindelijk eens een beter onderbouwd stuk voorlag. Dat het niet lekker gaat in de islamitische wereld weten we wel, alleen: de oorzaken, daar lijkt nog wel een forse discussie over mogelijk. Ook met Koopmans, want een mogelijk omgekeerde causaliteit (achterstand veroorzaakt verspreiding van fundamentalisme) behandelt hij – helaas – in zijn boek niet. Dat neemt echter niet weg dat hij een boel nieuwe, frisse gegevens in de discussie aandraagt.
Kleine blunders
Toch raakte ik steeds meer teleurgesteld. Aanvankelijk vanwege kleine blunders. Bijvoorbeeld bij de behandeling van westers kolonialisme als verklaring voor de achterstand in de islamitische wereld. Koopmans pakt dat heel aardig aan door een vergelijking te maken tussen landen die kort, middellang en lang door het westen zijn gekoloniseerd en vervolgens te kijken hoe islamitische en niet-islamitische landen daar uit zijn gekomen. Zijn conclusie is verrassend: hoe langer een land gekoloniseerd is geweest, hoe groter de kans dat het nu een redelijk vrije democratie is. Dat effect is het sterkst in islamitische landen.
En passant meldt Koopmans dat enkele islamitische landen nooit zijn gekoloniseerd, noch westerse mandaatgebieden zijn geweest, waaronder Iran. Nu weet ik toevallig wat meer van dat land, en deze – formeel trouwens volkomen juiste – bewering gebruiken in dit betoog is niets minder dan een blunder. Iran heeft minstens een eeuw of anderhalf van hevige westerse bemoeienis mogen genieten en dat is bepaald niet ten voordele van het land uitgepakt.
Een vergelijkbare schuiver maakt Koopmans als hij bij de behandeling van internationale en nationale conflicten meldt dat rond 1950 de staat Israël een conflict had met ‘islamitische opstandelingen’. Die bewoording komt uit de terminologie van de database van conflicten die hij gebruikt, maat toch: zou een kritische noot hier niet op zijn plaats geweest zijn? Zou hij werkelijk niet weten dat – zeker rond 1950 – de Palestijnen bestonden uit een grote minderheid christenen en een kleine meerderheid moslims? Heeft hij nooit van Hanan Ashrawi gehoord? En dat ‘opstandelingen’ voor de oorspronkelijke bevolking een tikkeltje rare term is?
Mis geschoten
Koopmans’ wijze van argumenteren is ook niet altijd even effectief. Het hoofdstuk bijvoorbeeld waarin hij zo verrassend aantoont dat langere kolonisatie juist leidt tot een grotere kans op een vrijere en democratischer samenleving is bedoeld om het argument tegen te spreken dat de westerse kolonisatie mede debet is aan de situatie in de islamitische wereld nu. Door zich te concentreren op vrijheid en democratie leidt hij echter de aandacht af van het feit dat dit argument doorgaans gaat over de economie. Iran heeft van 1906 tot 1979 van slechts een zeer klein deel van zijn eigen olieopbrengsten mogen genieten en datzelfde geldt op meerdere terreinen voor meer landen.
Helemaal ongeloofwaardig maakt Koopmans het als hij het argument dat de grenzen tussen veel landen in het Midden Oosten volstrekt willekeurig getrokken zijn door westerse machten tracht tegen te spreken met de retorische vraag of onze eigen grenzen niet even willekeurig zijn. Ook daarmee negeert hij het belangrijkste deel van dat argument: namelijk dat veel grenzen in het Midden Oosten getrokken zijn door lieden die daar nog veel minder te zoeken hadden dan degenen die onze grenzen trokken. En dat de belangen die werden gediend bij het trekken van onze grenzen doorgaans ook hier te vinden waren, terwijl veel grenzen in het Midden Oosten niet zijn getrokken ter wille van belangen daar.
Zevenmijlslaarzen
Koopmans lijkt met zevenmijlslaarzen door zijn gegevens te stappen. Is je dat eenmaal opgevallen, zie je het overal. Terug naar zijn eerste hoofdstukken, waar hij betoogt dat niet zozeer de islam het probleem is – daar wil hij het ook expliciet niet over hebben, alleen over moslims – maar de opkomst van de fundamentalistische islam in de afgelopen vijftig jaar. Die fundamentalistische islam is in zijn ogen een fenomeen dat niet een kleine maar luidruchtige minderheid vertegenwoordigt, maar een set overtuigingen die wereldwijd door de meerderheid van moslims wordt ondersteund en gedragen.
Zijn cijfers – uit verschillende onderzoeken – liegen er niet om: 70% van de Turken, 70 tot 90% van de Marokkanen, 80-90% van de Irakezen en rond de 90% van de Tunesiërs, Algerijnen en Pakistanen houden er blijkens meerdere onderzoeken fundamentalistische opvattingen op na. Maar dan ga je eens goed kijken naar een paar vragen waarop die stelling gebaseerd is:
- Christenen/moslims moeten terug naar de wortels van hun geloof
- De regels van de bijbel/koran zijn voor mij belangrijker dan de wetten van [betreffende land]
- De enige aanvaardbare religie is mijn religie
- Wanneer religie en wetenschap botsen, heeft religie altijd gelijk
- Er is maar één interpretatie van de bijbel/koran waaraan alle christenen/moslims zich moeten houden
Deze vragen meten helemaal geen fundamentalisme, maar slechts het voorkomen van voor de meeste – inmiddels geseculariseerde – westerlingen niet meer helemaal begrijpelijke orthodoxe en conservatieve geloofsovertuigingen (en soms zelfs progressieve). Zo wek je snel en makkelijk de schijn van wijdverbreid fundamentalisme. Maar als lezer ga je je wel afvragen waar dan bijvoorbeeld de Groene Revolutie in Iran vandaan kwam.
Er is maar één criterium dat een fundamentalist onderscheidt van een orthodoxe en conservatieve gelovige, namelijk de mening dat die enige interpretatie die de fundamentalist voorstaat letterlijk dient te zijn (en daarmee eigenlijk ‘geen interpretatie is’ in de ogen van de fundamentalist), maar die vraag zit niet in de onderzoeken die Koopmans gebruikt. Voor het islamitisch fundamentalisme gelden bovendien nog extra criteria: het afwijzen van de vier klassieke rechtsscholen en de nadruk op het navolgen van de eerste drie generaties moslims. In dit geval is dat belangrijk, want er zijn wel degelijk conservatieve en orthodoxe moslims die zich niet tot het fundamentalistische kamp rekenen, zich er zelfs tegen verzetten. Koopmans heeft met andere woorden zijn begrippenapparaat niet voldoende doordacht.
Dat wreekt zich bijvoorbeeld ook bij de behandeling van wetgeving op basis van de sharia. Een enorme meerderheid van de moslims blijkt daar een voorstander van te zijn als je de onderzoeken moet geloven. Maar dat zegt zo mogelijk nog minder. Koopmans verwart sharia in klassieke zin met de shariawetgeving die sinds de 19e eeuw in de islamitische wereld in opkomst is. Gecodificeerde wetgeving is een westerse uitvinding. De klassieke sharia is niets meer dan een beperkte set strafmaatregelen voor enkele vergrijpen, een paar voorbeelden inzake de verdeling van erfenissen en verder slechts vijf gereedschappen van rechtsvinding (koran, traditionele anekdotes, analogie, consensus en gezond verstand) aan de hand waarvan rechters in ieder nieuw voorkomend geval iedere keer opnieuw tot een van de grond af aan opgebouwd vonnis moeten komen.
Aangezien moslims ook maar gewone mensen zijn, kon de toepassing van de sharia in de loop van de geschiedenis totaal anders uitpakken dan wij hier in het westen menen te kunnen voorspellen op basis van de ons bekende sharia-straffen voor bijvoorbeeld overspel en geloofsafval. Moslims vragen of ze voor de invoering van wetten op basis van de sharia zijn zonder erbij te vragen hoe die dan geoperationaliseerd moet worden, leert je helemaal niets over de aard van hun overtuigingen.
Ter vergelijking: ik ben – net als iedereen – voor ‘mensenrechten’, maar zegt dat iets over mijn standpunt over de doodstraf? Ik ben ook tegen racisme, maar voorspelt dat mijn opinie over Zwarte Piet? Liberteyt van consciëntie, nog zo’n prima idee, maar ben ik er dan ook voor dat een ambtenaar van de burgerlijke stand zich op basis van gewetensbezwaren mag onttrekken aan het sluiten van een homo-huwelijk? Andersom vind ik het idee van ‘dierenrechten’ volstrekt bespottelijk, maar ben ik dan een fundamentalistische carnivoor, een veganist, of iets daar tussen in? Ben ik dan voor of tegen de al dan niet rituele slacht? Uw gok mag in de commentaren hieronder.
Godsbewijs
Koopmans boek leest bovendien als een godsbewijs: zo gauw hij is aangekomen bij iets wat een religieuze verklaring is of lijkt, stopt hij met redeneren. But it’s turtles all the way down Mr. Koopmans. Ook religieuze factoren hebben een verklaring of oorzaak.
Simpel voorbeeld: in 1979 namen de mullahs de macht over in Iran en vestigden een theocratie, na een referendum over de invoering van een islamitische republiek waarvoor de steun onder de bevolking overweldigend bleek. Koopmans meldt dit feit een aantal keren en lijkt daarmee afdoende te hebben aangetoond dat die islamitische republiek er kon komen dankzij de religieuze overtuiging van zijn bevolking. Nergens meldt hij dat bijna anderhalve eeuw westerse bemoeienis met de Iraanse binnenlandse politiek – waaronder het meermaals met geweld fnuiken van een democratisch gekozen landsbestuur – de werkelijke reden was om een poging te steunen die nu eens daadwerkelijk Iran in handen van de Iraniërs beloofde te houden.
Wat Koopmans ook nergens meldt, is een observatie die echt in elk boek over de recente politieke ontwikkelingen in het Midden Oosten te lezen valt: de Koude Oorlog zorgde ervoor dat allerlei oppositiegroepen, vaak met steun van buitenlandse machten, effectief werden uitgeroeid. De enige goed georganiseerde groepen die overbleven, waren de religieuze autoriteiten, die de dictatoren van dienst nooit helemaal dorsten aan te pakken omdat die teveel steun hadden van de gewone bevolking en omdat ze die zelf nuttig konden inzetten om hun macht te legitimeren.
Iran raakte zo bijvoorbeeld zijn communisten vrijwel kwijt onder de door de Amerikanen gesteunde shah. Hetzelfde lot trof andere – seculiere – oppositiebewegingen. De enige club die rond 1979 nog effectief georganiseerde oppositie kón voeren waren de mullahs, omdat die als enigen nog waren overgebleven. Logisch dat die het pleit wonnen. Dit al zeer vaak in de vakliteratuur gesignaleerde mechanisme kwam ik nergens in Koopmans boek tegen, zelfs niet om het tegen te spreken. Dit was trouwens de reden dat ik zijn boek helemaal uit heb gelezen: ik begon me halverwege af te vragen of hij het werkelijk zou negeren. Ja dus.
Momentopnames
Laten we niet zeuren: Koopmans heeft met zijn boek een belangrijk punt te pakken. Het gáát niet goed in de islamitische wereld, daar zijn vast redenen voor en het zou vreemd zijn als ontwikkelingen in de islam daar niet op de één of andere manier ook een rol in zouden spelen. Net zo goed valt over migranten in het westen uit de islamitische wereld negatief nieuws te melden. Dat doet Koopmans dan ook en wat me daarbij begon op te vallen: soms – niet altijd – schetst Koopmans de ellende in nogal statische cijfers.
Over de achterstand in opleiding bijvoorbeeld, niet alleen in islamitische landen ten opzichte van niet-islamitische landen, maar ook tussen autochtonen in westerse landen en de opeenvolgende generaties migranten uit de islamitische wereld in diezelfde landen. Koopmans laat overtuigend zien dat er sprake is van een achterstand onder moslimmigranten. Wat ik daarbij mis, is een overzicht van de ontwikkeling door de tijd heen. Ik wil best geloven dat er een achterstand in opleiding bestaat onder moslimmigranten, maar als we weten dat bijvoorbeeld de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders in Nederland destijds juist werden geselecteerd op een gebrek aan opleiding, en dat hun kleinkinderen hier nu in het HBO en op de universiteit zitten, dan verwacht je toch op zijn minst een antwoord op de vraag: is die achterstand statisch, of hebben ze de achterstand op dit moment nog niet helemaal ingehaald?
Ik kwam diezelfde methode van het weergeven van momentopnames tegen bij de behandeling van de arbeidsparticipatie van migrantenvrouwen van islamitische signatuur. Ik geloof onmiddellijk dat die achterloopt, maar is hij nu wel of niet aan het inlopen? Het maakt nogal wat uit of je je cijfers presenteert als een negatieve stand van zaken wanneer die ook als een positieve ontwikkeling geduid kan worden.
Bij de behandeling echter van het relatieve inkomen per hoofd van de bevolking in islamitische landen ten opzichte van niet-islamitische landen geeft Koopmans wél een diachroon beeld over enkele decennia. Daaruit blijkt dat sinds de eerste helft van de jaren tachtig het relatieve inkomen in islamitische landen is gedaald. Ik kreeg een bruin vermoeden dat Koopmans de keuze tussen een momentopname of een diachrone behandeling heeft laten afhangen van de vraag of er een negatief beeld mee geschetst kon worden. Bewijzen kan ik dat natuurlijk niet, al viel me wel op dat hij zich op een gegeven moment laat ontvallen dat de daling eruit bestond dat de stijging in islamitische landen langzamer ging.
Iets vergelijkbaars viel me op bij de voorkeur die moslims volgens Koopmans in groten getale hebben voor sharia-wetgeving. Hoe zit die ontzagwekkende meerderheid dan toch in elkaar als het bijvoorbeeld gaat over de sharia-rechten van vrouwen? Koopmans spreekt in het kader van vrouwenrechten expliciet van ‘apartheid’. Is er dan geen verschil in opinie tussen mannen en vrouwen? Je leest er niks over. Zo ook niet over het verschil in opinie tussen ouderen en jongeren. Nogmaals: waar kwam dan de Groene Revolutie in Iran vandaan, en de Arabische Lente? We lazen destijds over niets anders dan jongeren. Die hebben de toekomst. Koopmans’ statistieken zeggen er niets over.
Emotie
Koopmans laat zich merkbaar door zijn emoties meeslepen. Dat is natuurlijk niet verboden, maar het gaat de lezer op den duur wel irriteren en voor een wetenschappelijke publicatie is het beslist not done, en om een hele goede reden: voor je het weet, benemen je emoties je het zicht op het kritisch behandelen van je feiten. Dat bleek mij onder andere uit een opmerking over Iran:
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was Zuid-Afrika de paria van de wereld. Het land was vanwege de systematische discriminatie van niet-blanken uitgesloten van internationale sportwedstrijden; westerse universiteiten weigerden samen te werken met hun Zuid-Afrikaanse tegenhangers; consumenten boycotten Zuid-Afrikaanse producten of firma’s als Shell en Makro, die in Zuid-Afrika investeerden; tienduizenden Europeanen demonstreerden in antiapartheidsdemonstraties; en geen progressieve westerling haalde het in zijn hoofd om in Zuid-Afrika vakantie te vieren. Hoe anders is de reactie nu op de apartheid waaronder honderden miljoenen vrouwen in de islamitische wereld dagelijks lijden. Van een boycot van producten uit Iran of Pakistan is geen sprake – liever boycot de moderne activistische medemens producten uit Israël. Westerse wetenschappers en universiteiten nemen onbezwaard lucratieve aanbiedingen uit Saoedi-Arabië en de Golfstaten aan; Qatar mag het wereldkampioenschap voetbal met behulp van moderne slavenarbeid organiseren; en progressieve westerlingen gaan doodleuk op vakantie naar Iran – een land dat homoseksuelen ophangt en overspelige vrouwen stenigt. De vrouwen onder hen doen dan braaf de verplichte hoofddoek om en ze komen terug met verhalen dat het toch allemaal reuze meevalt met die onderdrukking. (p. 96-97)
Waarmee Koopmans – naast een aantal héél behartenswaardige punten – accuraat een onder Irangangers al langer bekend fenomeen constateert: dat het daar allemaal anders zit dan we denken. Zijn emoties hebben hem er kennelijk toe verleid zich daar kwaad over te maken, in plaats van eerst eens aan zijn zegslieden te vragen wat ze daar dan allemaal hadden meegemaakt in die apartheidsstaat Iran. Plus natuurlijk dat hijzelf nooit in Iran is geweest.
Ergens anders maakt hij zich druk over het gebrek aan cijfers over de etnische herkomst van daders van bepaalde geweldsdelicten.
Het enthousiasme voor het verzamelen van etnisch gedifferentieerde gegevens koelt echter snel af wanneer de te verwachten uitkomsten niet makkelijk als resultaat van discriminatie te duiden zijn. Liever blijft men onwetend dan dat men iets te weten zou komen dat niet in de voorgeschreven denkschema’s past. (p. 206)
Dat we geen betere gegevens hebben, is niet de schuld van de slachtoffers, maar van de beleidsmakers en onderzoekers die uit angst om te stigmatiseren tegen het bijhouden van etnische statistieken over deze vormen van geweld pleiten. (p. 209)
Ik hoop werkelijk dat de heer Koopmans er niet voor pleit om voortaan bij vermogensdelicten te registreren of de daders joods zijn. Nee, dat is geen Godwin. En al was het dat wél: er zijn verrekt goede redenen om twee keer na te denken voordat je etnisch gaat registreren.
Oplossingen
Aangekomen bij het laatste hoofdstuk, kwam ik – gelukkig – toch een aantal opmerkingen tegen die me uit het hart gegrepen zijn. Dat radicale islamcritici en fundamentalisten precies hetzelfde doen bijvoorbeeld: de islam voorstellen als vaststaand en niet te hervormen, dat ze allebei fanatieke Koranciteerders zijn en allebei geloven dat moslims maar één keuze hebben, namelijk de koran en de traditionele anekdotes letterlijk nemen.
Ook Geert Wilders en zijn Partij voor de Vrijheid doen geregeld aan Koranexegese en komen in hun amateurtheologische analyses tot soortgelijke conclusies als Sarrazin [een Duitse radicale islamcriticus RK]: de islam van de fundamentalisten is de enige ware islam. Betere vijanden kan het islamitische fundamentalisme zich niet wensen. (p. 215)
In tegenstelling tot sommige andere criticasters breng ik Koopmans niet onder in de categorie ‘islamofoben’. Zeker, hij is stukken beter bekend met het ‘islamofobe’ vertoog en zijn boek steunt dat vertoog ook in het bijzonder, maar het gaat mij te ver Koopmans te beschuldigen van deze met een toch al hoogst ongelukkige term aangeduide aandoening. Daarvoor neemt hij net iets teveel afstand.
Mij viel wel op dat de oplossingen die Koopmans schetst wel heel erg lijken op de oplossingen die de westerse wereld hebben gebracht waar hij nu is. Arabist Jan-Jaap de Ruiter wees er al op dat Koopmans het neoliberale gedachtengoed eigenlijk zonder enige argumentatie als de maat van alle dingen neemt. Ik denk dat het veel verder gaat: Koopmans gebruikt het westen tout court als de maat der dingen en zijn oplossingen zijn dan ook nogal oncreatief, hoe wenselijk ze verder ook mogen zijn.
Wat de islam nodig heeft om zich van het fundamentalisme te bevrijden, is een breedgedragen hervormingsbeweging van binnenuit, die de misstanden in eigen kring recht in de ogen kijkt en klip-en-klaar afstand neemt van het idee van de Koran als het letterlijke woord van God dat onafhankelijk van tijd of plaats geldig is. (p. 232)
Aldus de – bepaald niet van optimisme verstoken – auteur. Hier wordt een oplossing geschetst die typisch is voor hoe het westen heeft geleerd om te gaan met de bijbel. Maar voor de vraag hoe je de geopenbaarde tekst loszingt van een letterlijke en onveranderlijke betekenis zijn 1001 oplossingen denkbaar en daarvan zijn er enkele ook al lang geleden bedacht door islamitische geleerden. Hoewel Koopmans’ wens heel goed op termijn uit zou kunnen komen, is het beslist niet ondenkbaar dat de uiteindelijke oplossing in de islamitische wereld een hele andere wordt.
Ik vrees dat zo’n niet in westerse denkramen passende oplossing de goedkeuring van Koopmans niet zal kunnen wegdragen. Dat concludeer ik uit zijn weergave van de geschiedenis van Amina Lawal. Deze Nigeriaanse werd in 2002 wegens een buitenechtelijke zwangerschap door een sharia-rechtbank veroordeeld tot de dood door steniging. Onder hevige internationale druk werd zij in 2003 vrijgesproken, wegens ‘vormfouten’ aldus Koopmans, een begrip dat in de sharia-rechtspraak bij mijn weten trouwens niet voorkomt. Ook daarover is Koopmans boos:
Het meest curieuze argument dat door de rechtbank werd aangevoerd was wel een sharia-uitleg die de mogelijkheid van een ‘sluimerende foetus’ erkent, die nog tot vijf jaar na de verwekking tot een bevalling kan leiden. Daarmee was de mogelijkheid geschapen dat Amina’s baby nog van haar voormalige echtgenoot stamde en dus niet buitenechtelijk was. Zo ontkwam Amina door een achterlijk middeleeuws argument aan een achterlijk middeleeuwse straf. (p. 109)
Loopt het eens goed af, is het wéér niet goed.
Reacties (5)
’t Is maar hoe je het definiëert, maar deze opvattingen vind ik eerlijk gezegd toch tamelijk eng. Ik hoop dan ook dat de cijfers die daarbij gegeven zijn door Koopmans niet kloppen of inmiddels verouderd zijn. In elk geval zie ik geen reden om dergelijke intolerantie te relativeren.
[ dat rond 1950 de staat Israël een conflict had met ‘islamitische opstandelingen’ ]
Wat voor geschiedenisles heeft deze man gehad?
En als het niet in de geschiedenisles is behandeld, hoe jong is deze man dat hij niet jaar in jaar uit herhaaldelijk in de media heeft kunnen lezen over het conflict dat in 1948 losbarstte met gevolgen tot op de dag van vandaag?
Als je heel slecht denkt, dan wil hij het Israël-Palestina conflict wegmoffelen of zelfs in de schoenen van de moslims schuiven?
@1: Of het eng is, hangt voor mij ervan af of deze gelovigen hun opvattingen aan anderen op willen leggen.
Iemand kan vinden dat er maar 1 interpretatie van de Koran mogelijk is, en dat alle anderen naar de hel gaan, zonder anderen ermee lastig te vallen.
Eigenlijk zouden concretere vragen gesteld moeten worden, zoiets als “mag de overheid mensen ontslaan als die niet de religieuze voorschriften naleven?”
of “mag een rechter iemand veroordelen voor iets dat volgens de wet mag, maar niet volgens de Koran? (bijvoorbeeld: alcohol drinken).”
@0: Dus als ik het goed begrijp dan wil jij gelovigen onderbrengen in de (aflopend in religiositeit) categorieen fundamentalist, orthodox, conservatief, en de rest. Da’s mooi en ik snap je punt, maar:
a) je laadt de verdachtmaking op je dat, door simpelweg meer categorieen te creeeren, je het issue ontwijkt (namelijk dat verdomd veel ‘gewone’ moslims toch echt wel veel meer in de richting van fundamentalisme neigen dan te doen gebruikelijk is, hier te lande, voor gelovigen in het algemeen).
b) ik bang ban dat als je de volgens jou ‘juiste’ vraag had gesteld, namelijk: gelooft u dat alles wat in de Koran en Hadith staat volledig de waarheid is, je toch ook een schrikbarende antwoorden had gekregen.
c) door zich te concentreren op praktische zaken (‘wet belangrijker / minder belangrijk dan’ etc) krijg je tenminste een beter beeld van wat het gevaar nu eigenlijk inhoudt (namelijk: mensen die zich potentieel niet aan onze wet houden).
Interessante review die voornamelijk kritisch getint is. Richard Kroes “ dat het niet goed gaat in de Islamitische wereld weten we wel” ziet allerlei onjuistheden. De opgegeven onjuistheden zijn echter veelal ook te vinden in de vergelijking met andere wereld godsdiensten. Dat geldt ook voor de ontwikkeling in tijd. Daarnaast gaat Kroes ook niet in op argumenten waar hij het wel mee eens zou kunnen zijn, terwijl hij het basisissue dus wel herkent. Temeer daar er geen alternatieve betere verklaringen worden geopperd, riekt de hele review daarmee wel sterk afschieten van de boodschapper in plaats van het verder brengen van de analyse. Jammer temeer daar er wel voldoende ervaring en interesse in het onderwerp lijkt te zijn. Een gemiste kans derhalve.