Het stigma “hoer” en het falende prostitutiebeleid

ACHTERGROND - Het leuke van seks is dat vrijwel iedereen eraan doet, zodat vrijwel iedereen er ook een mening over kan hebben. Het is dan weer wat minder leuk dat mensen die er hun beroep van maken, niet worden gehoord. Als het gaat over prostitutie, wordt er vooral gesproken over de sekswerkers en zelden met hen.

Representatief is een artikel dat CU-Kamerlid Gert-Jan Segers ooit publiceerde in het NRC Handelsblad: “Happy hookers bestaan niet”. De kop laat de inhoud raden: prostitutie is kommer en kwel. En als dat eenmaal is beweerd, kan Segers zijn eigen oplossing noemen: criminalisering van klanten. Segers is op een missie.

Het is voor mij, gemiddeld relatief happy sekswerker, altijd weer fascinerend te vernemen dat ik niet besta. Zolang mijn niet-bestaan slechts Segers’ mening zou zijn, kon ik daarmee leven. Hij kan dit soort dingen echter beweren doordat tevreden sekswerkers vrij systematisch worden genegeerd. De media concentreren zich immers vooral op de slechte arbeidsomstandigheden, op de armoede van arbeidsmigranten en op degenen die uit overlevingsnoodzaak kozen voor raamprostitutie. Het op deze manier gevormde beeld van de “gedwongen hoer” moet het bewijs vormen dat uitoefening van dit beroep een bedenkelijke aangelegenheid is. De niet-gedwongen hoer is zoek.

Oude hoeren en actuele stigma’s

Een verklaring daarvoor viel te lezen in een column in de VPRO-gids, die Paul Witteman schreef nadat Illonka Stakelborough, ex-sekswerker en directeur van de Stichting Geisha (belangenbehartiging voor sekswerkers) was aangeschoven bij een uitzending van P&W en commentaar had gegeven op het bezoek van Segers en zijn collega Myrthe Hilkens (PvdA) aan Zweden. Dit bezoek was bedoeld om de verondersteld positieve effecten van de criminalisering van prostituanten (die in Zweden wettelijk is gerealiseerd) van dichtbij te bekijken. In zijn column betreurde Witteman dat bij dit soort gelegenheden alleen “oude hoeren” als Stakelborough zich zouden laten aanspreken. Ik weet niet of hij daarmee doelde op de leeftijd van de subjecten of op hun al dan niet actieve staat, maar het was een opmerkelijke en ook wat treurige constatering.

De verklaring voor Wittemans constatering is simpel. Als een “jonge hoer” zich in het openbaar – dus niet gecamoufleerd – zou aandienen, heeft dat als waarschijnlijke en onverbiddelijke consequentie sociaal-maatschappelijke uitsluiting voor het leven. Het stigma blijft te groot. Het belang van de nieuwsgaring is onvoldoende om “jonge hoeren” uit de tent te lokken. Bovendien is onduidelijk wat zo’n driest optreden oplevert in het gevecht tegen de tijdgeest, die immers alle prostitutie het liefst terugwijst naar de marge van de samenleving.

Zo komt het dat de normale sekswerker zich nauwelijks presenteren kán. Ze komt niet in beeld en bestaat dus niet. Die enkele sekswerker die van zich laat horen wanneer de beweringen over haar werk, haar klant en haarzelf haar al te boud worden, wordt gemakshalve weggezet als curieuze enkeling.

Mensenhandel als gelegenheidsargument

Tijdens de uitzending van P&W werd Stakelborough de vraag gesteld of zij er zeker van was dat de sekswerkers waarmee ze via haar organisatie in aanraking kwam niet gedwongen werkten. Of zij daar heus wel heel zeker van was. De vraag kwam voort uit spookcijfers als zou 50 tot 90% van de sekswerkers gedwongen hun werk doen. Ze waren niet gebaseerd op gedegen onderzoek maar waren, in de ogen van de interviewers, geloofwaardig – ze konden zich niet voorstellen dat een vrouw vrijwillig seksuele diensten zou verlenen.

Ik zou Witteman hebben willen toeroepen “meneer Witteman, hoe zeker zijn wij ervan dat u niet door uw vrouw naar uw werk bent geslagen om brood op de plank te verdienen?” Gedwongen werk staat immers niet op het voorhoofd geschreven: niet bij de gedwongen sekswerker en ook niet bij de uitgebuite werker in de bouw, de tuinderij, de textielindustrie, het transport, de huishouding.

Hoewel vaststaat dat in enkele van die sectoren mensenhandel voorkomt, wordt zelden een vergelijkbare vraag gesteld aan een vertegenwoordiger van de FNV of de CNV. Ook wordt niet iedere bouwvakker, tuinder, textielarbeider, transporteur of huishoudster met vanzelfsprekend wantrouwen bekeken. Ook wordt niet overwogen consumenten die mogelijk “besmette” producten afnemen te criminaliseren. En er wordt ook al nooit voor gepleit deze sectoren vanwege de reële misstanden maar te minimaliseren of te elimineren. Mensenhandel is alléén een probleem als het gaat om prostitutie, wat de indruk wekt dat het een gelegenheidsargument is, bedoeld om de gehate sector verder te marginaliseren.

De gevolgen

Ik was ooit bij het congres “Een andere kijk op prostitutie”, georganiseerd door o.m. de CU, de PvdA en Fier Frieslan. Daar werd een beeld geschetst van prostitutie en sekswerkers dat geen enkel raakvlak vertoonde met de door mij in de praktijk ervaren nuchtere, vriendelijke werkelijkheid. Het congres ging uit van een eendimensionaal, verschrikkelijk beeld, met als centraal idee de ernstige misdaad van het ondergeschikt maken van de ene mens door de andere. De reguliere prostitutie werd daarmee op één hoop gegooid.

Nu bestaan er zeker misstanden. Ik heb in de loop van mijn carrière van heel nabij gedwongen werk en de daarmee gepaard gaande manipulatie gezien. Zoiets wens je niemand toe. Ik ken en erken dus de ernst van de zaak, zoals ik óók de merites ken en herken van gezonde seksuele dienstverlening én de noodzaak deze twee strikt gescheiden te houden. Al is het maar om het feitelijke probleem aan de oppervlakte te brengen en te houden. Door het onophoudelijke framen van prostitutie als synoniem van mensenhandel en uitbuiting, valt dit onderscheid steeds verder weg.

Zou dit een effectieve bestrijding van de ernstige misdaad die mensenhandel is dichterbij brengen? En, zou het diegene die gekozen heeft voor dit vak helpen een normale arbeids- en rechtspositie te verwerven?

Nee natuurlijk, maar de abolitionisten zijn er niet op uit de reële problemen op te lossen. Ze willen prostitutie verbieden. Doordat de discussie steeds weer gaat over de misstanden en doordat die steeds weer onweersproken kunnen worden gepresenteerd als representatief voor de gehele branche, heeft de prostitutiesector zich na het schrappen van het bordeelverbod in 2000 niet kunnen emanciperen op grond van de sociale criteria die gelden voor elke legale sector. Het is nog altijd nagenoeg ondoenlijk in deze sector een behoorlijke arbeidsorganisatie op te zetten die sekswerkers kan helpen een veilige plek in de samenleving te vinden. Zodat ook zij zich kunnen verzekeren tegen calamiteiten, een bankrekening kunnen krijgen of aan kunnen kloppen bij een woningbouwvereniging.

In plaats daarvan wordt het beleid gedomineerd door misdaadbestrijding. Dat is niet voldoende geweest om recht voor sekswerkers te garanderen maar heeft de sekswerker gemaakt tot ding, tot bijproduct.

Want waarom recht garanderen, voor wie? We zien niemand? De Happy Hooker bestaat niet, toch?

[Auteur Roos Schippers leverde dit stuk aan Sargasso aan, maar kon door persoonlijke omstandigheden een geredigeerde versie niet controleren. Voor eventuele vergissingen is niemand anders verantwoordelijk dan de redactie.]

Reacties (3)

#1 Arduenn

Ik zag Gert-Jan Segers laatst op de Oudezijds.

  • Volgende discussie
#2 Trees

lieve Roos,

sinds ik van mijn beroep mijn hobby heb gemaakt
stijg ik weer in 8ing.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 KJH

Het grootste deel van de geldende politieke issues kan het grootste gedeelte van het electoraat echt geen ene donder schelen. Politici weten dat, en exploiteren het ook: sneaken er hun eigen morele vooringenomenheidjes tussen, wetende dat het volk dat toch wel op hun zal stemmen, even hun hoofd schudt en dan toch wel op hun stemt. Andere redenen kunnen zijn: iets waartegen je opponent te keer tegen kan gaan, of makkelijk iets (waarvan je opponent denkt dat het je wel iets waard is) weg kunnen geven tijdens onderhandelingen.

  • Vorige discussie