Morele oordelen veranderen zoals het weer verandert – over oorzaken valt vast iets te zeggen, maar van rede is geen sprake. Morele diversiteit is daarmee onafwendbaar. Zelfs als die er eens even niet zou zijn, ontstaat die als vanzelf opnieuw. ’t Wordt tijd dat we leren ons daarbij neer te leggen, zegt ethicus Bart Voorzanger.
Ik zie een recht als iets dat je krijgt, dat je wordt toegekend door wie of wat het ook maar voor het zeggen heeft. Ik denk ook stiekem dat die rechten-opvatting de oudste papieren heeft. Als je ergens het vis- of tolrecht had mocht je daar vissen of tol heffen van de lokale heerser. En als anderen er een hengeltje uitgooiden of een tolpoort bouwden, of jou het vissen of tol heffen onmogelijk probeerden te maken, kregen ze het met die heerser aan de stok. Bij dat soort rechten kan ik me iets voorstellen. ’t Is helder hoe ze tot stand kwamen en wat ze betekenen. (En terzijde: voor plichten en andere morele categorieën geldt precies hetzelfde).
Maar er zijn nogal wat mensen die daarnaast ook ruimte zien voor ‘natuurlijke’, ‘inherente’ rechten, rechten die er gewoon zijn, ook als ze niet worden erkend, en niet door machthebbers worden beschermd – rechten die als het ware in de rechthebbende zitten ingebakken. En waar de rechten die ik snap altijd tijdelijk en plaatsgebonden zijn – gewoon omdat niemand het overal en voor eeuwig voor het zeggen heeft en er dus niemand is die je voor eeuwig en overal een recht kan toekennen – zien aanhangers van ‘natuurlijke’ rechten die rechten als eeuwig en universeel.
Helemaal onbegrijpelijk is dat idee niet. Wie ervan uitgaat dat er een eeuwig en overal oppermachtige, persoonlijke God is, gelooft daarmee in het mogelijke bestaan van precies de universele-rechtengever waarvan ik het bestaan twee zinnen terug ontkende. En wie meent vrijelijk in het Godgegeven viswater van zulke gelovigen te kunnen vissen omdat hun Heerser niet ingrijpt, verkijkt zich op de eeuwigheid: zulke rechtsverkrachting wordt in deze visie wel degelijk afgestraft, zij het dan pas ná een uiterst kortstondig aards bestaan. Ik deel het geloof in zo’n God niet, maar ik ik begrijp ze wel, de christenen, moslims en anderen die in universele rechten geloven. Maar wat ik niet snap is hoe – echte of methodische – secularisten het over zulke rechten kunnen hebben. Ze wijzen namelijk precies datgene af wat ze toch echt nodig hebben om hun universele rechten in de lucht te houden: een eeuwige en universele oppermacht met eeuwige en onveranderlijke ideeën over goed en kwaad.
We lopen hier aan tegen een algemener verschijnsel: allerlei binnen een godsdienstig kader volkomen begrijpelijke ideeën over (door een God gegeven) rechten, (door zo’n God opgelegde) plichten, (door zo’n God aangeprezen) goed en (door zo’n God veroordeeld) kwaad, worden in de moderne, academische en daarmee niet-godsdienstige ethiek gewoon overeind gehouden, hoewel de Auteur aan wie ze hun bestaan danken is afgeschaft of in elk geval buiten haken is geplaatst. Ethiek is een poppenkast die doorspeelt terwijl de Poppenspeler is ontslagen en vertrokken, of bij gebrek aan bestaansrecht overleden.
Neem de universele rechten van de Universele verklaring van de rechten van de mens. Zulke rechten zouden kunnen zijn toegekend door een God, aangenomen dat die zich voldoende om ons bekommert om zich in detail met ons doen en laten te bemoeien. Maar in zo’n God geloof ik niet. Of ze kunnen zijn toegekend door zoiets als een universele en eeuwige wereldregering. Maar dat soort instellingen hebben we niet. In werkelijkheid zijn die rechten, of preciezer is de tekst waarin ze worden beschreven, het product van een overeenkomst tussen in de Verenigde Naties samenwerkende – nou ja, samen-zetelende – landelijke overheden. Die Verenigde Naties vormen een orgaan met een beetje gezag, en nog minder macht. Een reëel want afdwingbaar recht wordt zo’n ‘universeel mensenrecht’ dus pas als het door een voldoende krachtige nationale regering wordt vastgelegd in landelijke wetgeving, en universeel is zo’n recht dan natuurlijk al lang niet meer.
Kortom, wie smalend doet over de als goddelijk gepresenteerde regeltjes uit Bijbel, Koran en Hadith, zou minstens even smalend moeten doen over de als universeel gepresenteerde regeltjes uit die VN-Verklaring. ’t Is allemaal tijd-, plaats- en mode-gebonden mensenwerk – regeltjes waarin plaatselijke en tijdelijke machthebbers hun persoonlijke voorkeuren hebben vastgelegd.
Begrijp me niet verkeerd. Ik ben zeer vóór de in die Verklaring vastgelegde rechten, maar ik ben ervoor zoals ik voor het behoud van klassieke stationsgebouwen en voor de productie van volkorenbrood ben – zaken die mijn ogen en mijn tong strelen. Bij het idee dat ik met die morele, esthetische of culinaire voorkeuren op de een of andere manier ‘gelijk’ heb, stel ik me helemaal niets voor.
Het lastige van voorkeuren is dat ze in de praktijk nogal eens botsen. We kunnen de prachtige stations van Haarlem en Groningen nu eenmaal niet laten staan omdat ik ze zo mooi vind, en ze tegelijkertijd vervangen door de hoogtepunten van twintigste- of eenentwintigste-eeuwse architectuur die anderen nu juist weer zo aanspreken. Bij stationsgebouwen is de oplossing simpel: wie wat moderners wil kan nu in Almere en straks in Rotterdam zijn of haar hart ophalen. En daarmee is meteen ook de prijs helder: diezelfde modernisten zullen in Haarlem of Groningen een oogje dicht moeten doen om hun ziel esthetisch niet te zeer te kwetsen. Dan laat ik me wel met gesloten ogen door Almere rijden.
De vraag is natuurlijk hoe je een wereld creëert waarin liefhebbers van VN-mensenrechten en liefhebbers van bijvoorbeeld een op mozaïsche wetten of op de sharia gebaseerde rechtsorde zich allemaal in elk geval ergens op hun gemak kunnen voelen. Een simpele oplossing is een wereld waarin elke levensbeschouwing, elke morele smaak, zijn eigen territoir heeft. ’t Zou mooi zijn als iedereen in zo’n wereld vrij is om te verhuizen naar een ander grondgebied – smaken verschillen namelijk niet alleen, ze veranderen ook. Een andere mogelijkheid is dat je de die rechtsorden niet ruimtelijk maar puur organisatorisch scheidt: elke bevolkingsgroep zijn eigen systeem van rechten en plichten, en ook dan natuurlijk liefst met de mogelijkheid je bij een andere groep aan te sluiten als een verandering van je morele voorkeuren daarom vraagt. Hoe dan ook: hier valt nog een hoop aan uit te denken. En om al te hoog gespannen verwachtingen maar meteen de kop in te drukken: echt ideaal wordt het nooit, daar kun je vergif op innemen. Een min of meer acceptabel compromis is echt het hoogst haalbare. Maar dat is ook dan toch al gauw leefbaarder dan het alternatief van een met geweld afgedwongen morele monocultuur.
Wat bij dat uitdenken in elk geval niet helpt is je eigen moraal verabsoluteren, en doen alsof wie die afwijst derhalve – anders dan jij – irrationeel, dom, blind, bekrompen of anderszins gebrekkig is. En dat is wel precies wat je doet door je eigen mores universeel of eeuwig te noemen. Ook wat dat betreft hebben secularisten en orthodox-religieuzen elkaar dus weinig te verwijten.
Het grote probleem met mensen die hun eigen moraal verabsoluteren is dat ze onvoldoende om zich heen kijken. Als de moreel absolutist naar zijn eigen morele ontwikkeling kijkt, meent hij een opgang naar steeds doordachter en doorleefder moreel inzicht te zien. En hij denkt dat ieder ander die net zo diep nadenkt en zich net zo breed oriënteert als hij, bij diezelfde inzichten zal uitkomen. De werkelijkheid maakt van dat idee een lachertje. Mensen die zich langdurig en diepgaand met moraal bezighouden veranderen inderdaad van mening, maar de richting van die verandering is bij iedereen weer anders. Wat de een in onbezonnen jeugdig enthousiasme afwees en pas op latere leeftijd als diepere wijsheid ging ervaren, hangt een ander als jong broekie heftig aan om het pas bij het ouder worden meer en meer te gaan betwijfelen en uiteindelijk compleet te verwerpen. Een morele ontwikkeling is een random walk door de hyperruimte van mogelijke morele standpunten, net zoals een esthetische ontwikkeling een willekeurige dwaaltocht door een wereld van mogelijke muzikale, litteraire, pictorale en culinaire voorkeuren is. Allemaal goed voor levenslang genot … maar val anderen er niet mee lastig.
Met dat al is één ding zeker: wie een pluriforme oplossing afwijst, stevent onafwendbaar af op een – uiteindelijk gewelddadige – confrontatie die niets oplost. Zelfs als we, na een hoop moord en doodslag in een moreel uniforme wereld belanden, is die toestand van gelukzalige eensgezindheid maar heel tijdelijk. Ook in die nieuwe wereld zullen morele smaken blijven veranderen, dus voor je het weet heb je alle pluriformiteit weer terug waarvan je eindelijk verlost dacht te zijn. Wie streeft naar een wereld zonder morele tegenstellingen is even dwaas als wie streeft naar een wereld zonder zwaartekracht. ’t Wordt tijd dat we ons daar echt eens bij neerleggen.
Reacties (17)
Ik denk wel dat we allemaal een aantal morele principes hebben. In die zin is er wel een universele basis-moraal. Ik ben momenteel bijvoorbeeld een computationeel model van moreel redeneren aan het ontwikkelen op basis van de vier morele principes van Beachamp&Childress (autonomie, weldoen, niet-schaden en gerechtigheid) om zo ook computers / robots moreel te kunnen laten redeneren.
Wat we precies onder die principes verstaan en in welke mate we er belang aan hechten verschilt denk ik wel flink per groep en per individu. Met name als meerdere morele principes tegenstrijdig zijn.
Je bent niet consequent, #000.
Volgens mij zijn er wat betreft de moraal twee mogelijkheden: of men gelooft in het recht van de sterkste, of men gelooft in de weg van de redelijkheid.
Wie in de redelijkheid gelooft, zal moeten erkennen dat anderen ook rechten hebben … en dus niet uitsluitend ‘de machthebber’, zoals u dat zegt.
Jij verwerpt de redelijkheid echter, en erkent kennelijk alleen het recht van de sterkste (de ‘machthebber’, zoals jij dat noemt) en daaruit volgend de rechten die door die machthebber verleend worden (tolrechten, visrechten, etc.).
Echter, anderzijds stel je wel dat alle morele systemen (in de vorm van culturen of bevolkingsgroepen) allemaal maar naast elkaar moeten kunnen bestaan. Die hebben dus kennelijk, volgens jouzelf, evenveel bestaansrecht … non? Dat is dus inconsequent.
Immers, wie verleent al die morele systemen dat universele bestaansrecht dan precies? God soms … ? Nee, want die bestaat niet volgens jou. De machthebber soms? Nee, want de machthebber is de heersende/sterkste cultuur … en die hebben dus alle rechten volgens jou. En waarom zou die sterkste cultuur het bestaansrecht van die andere culturen dan accepteren? Wat voor baat hebben zij daarbij? Waarom zouden ze die andere culturen niet gewoon uitroeien? Dat recht kunnen ze zichzelf immers, als machthebber, gewoon verlenen in uw geloofssysteem.
Graag uitgelegd.
Oei. Er wordt hier een beetje gegoocheld met wat nu precies universeel is, De universele verklaring voor de rechten van de mens is inderdaad opgesteld door de mensen. Dat de rechten overduidelijk niet overal worden gerespecteerd en gebonden zijn aan plaats en tijd, zou je bijna doen denken dat de opstellers van de tekst een God-complex hadden toen ze dachten het te kunnen bestempelen als universeel.
Of bedoelen ze het misschien op een andere manier? Dat er rechten zijn, die wij als mensen hebben uitgeklaard waarvan we zeggen: dit is de manier hoe je ieder mens een eerlijke kans geeft op een leven naar eigen inzicht. Is dat niet iets universeels? Dat je eigen baas bent?
Zodra je zoiets zegt moet je voor de zekerheid even spreken over slavernij waar veel mensen in ieder geval geen eigen baas waren. Wat zegt dit nu eigenlijk? Moraliteit heeft natuurlijk niet de vorm van een natuurwet die je kan ontkrachten door hem te schenden. Dat verkrachting overal ter wereld als een immorele daad wordt beschouwd, wordt niet tenietgedaan door het bestaan van talloze verkrachtingen.
Een van de claims tot universaliteit die in de ethiek wordt gemaakt, is dat we al beredenerend tot de conclusie komen dat jij en ik in de basis recht hebben op dezelfde kansen. Dat is niet effe zoiets als een voorkeur voor een mooi treinstationnetje. Ethiek is geen esthetiek. Een gedeelde moraal is iets van alle tijden over alle culturen. Zelfs toen er slavernij was, bestond er nog zoiets als gelijkheid binnen klassen. We hebben het uitgewerkt en zijn tot het inzicht gekomen dat een scheiding tussen klassen nergens op gebaseerd is. Maar het principe van gelijkheid is hier niet veranderd. De moraal bestond al en werd breed gedeeld.
Of wat dacht je van respect en zorg voor ouderen. Bij ons betekent dit (vaak) dat je een goed verzorgingshuis voor de oudjes zoekt. Ergens anders neem je de ouderen zelf in huis en in andere tijden sneed je ze de keel door zodat zij zich niet tot last zouden voelen. Maar probeer maar eens een cultuur te vinden waar geen zekere vorm van respect, eerbied en zorg voor de oudjes bestaat.
Waar je vanaf moet stappen is dat een hele specifieke moraal universeel zou zijn. Dat het eten met bestek en vork de juiste manier is om je maaltijd te verorberen of hoe we om zouden moeten springen met geloofsuitingen in het openbaar. Volgens mij is dat waar Bart Voorzanger zich ook eigenlijk op wil richten. Maar gij zult niet doden is iets waar in geen enkele cultuur lichtelijk mee wordt omgesprongen. Elke cultuur heeft criteria wanneer iemand mag worden gedood. Nergens staat dit op gelijke hoogte met het halen van een brood bij de bakker of het schoonmaken van het huis.
Enkele losse opmerkingen, op zijn best een proloog.
Ik zie hier een lang verhaal dat onder andere gebaseerd is op het geciteerde: “maar van rede is geen sprake. Kan dat niet wat korter, vraag ik me dan af, als dat uitgangspunt inderdaad het juiste is.
Het verhaal dat hierop volgt, gaat over universaliteit. Via universele rechten, en vervolgens via (door iets of iemand) gegeven universele rechten, wordt universaliteit direct gekoppeld aan iets dat iets met een opperwezen van doen zou hebben. Godzijdank was van tevoren al gezegd dat er van een rede geen sprake was, anders zou men van een denkfout kunnen spreken (of van een fout filosofisch concept)
Universaliteit zou namelijk best ook nog iets anders kunnen zijn dan een bijvoeglijk naamwoord bij bepaalde (of onbepaalde) concrete (of abstracte) door derden gegeven “rechten”. Het zou namelijk ook zoiets kunnen betekenen als: een onvermijdelijke voorwaarde, of een noodzakelijk streven of uitgangspunt, en/of een expliciete doelstelling van een juridisch of filosofisch systeem.
In de natuurwetenschappen (waar van een “rede” wél sprake is) doet men hier niet zo moeilijk over. Daar zégt men gewoon dat de natuurwetten overal in het universum hetzelfde zijn. Punt uit. Universeler kan het niet, zou ik zeggen. Dat is dan ook precies de reden waarom ik niet kan begrijpen dat er uiteindelijk gezegd wordt : “wie een pluriforme oplossing afwijst, stevent onafwendbaar af op een uiteindelijk gewelddadige confrontatie die niets oplost“. Wat wordt er namelijk bedoeld met “een pluriforme oplossing“? wat kán er mee bedoeld zijn? Hoe kan één (oplossing) in godsnaam véél zijn? Wordt er in het artikel überhaupt iets substantieels beweerd?
In feite zijn we helemaal niet zo ver verwijderd van de mogelijke oplossing die je schetst; ruimtelijk en organisatorisch scheiden van bevolkingsgroepen met een bepaald waardenraam. Dictators in het middenoosten, “universele mensenrechten” in Europa, spierballen-socialisme in latijns amerika. Op kleinere schaal hebben we in Nederland weer een raamwerk van waarden dat iets verschilt met dat van bijvoorbeeld Duitsland.
Kortom; is het in Duitsland beter, ga daar dan heen. Staat de universele verklaring van de mensenrechten je niet aan, en heb je liever de sharia? Ga dan naar of blijf dan in een sharia-land. Volgens mij is dit ook precies wat de meeste gelukszoekers doen. Het is dus best fair om te stellen dat binnen de grenzen van de EU de mensenrechten universeel en absoluut zijn. De universele mensenrechten verklaring geldt namelijk slechts voor hen die hem getekend hebben.
Daarnaast, inhakend op de laatste alinea:
“wie een pluriforme oplossing afwijst, stevent onafwendbaar af op een – uiteindelijk gewelddadige – confrontatie die niets oplost.”
De universele mensenrechtenverklaring wijst de pluriforme oplossing niet af. Juist hetgene wat ik zo fantastisch vind aan onze universele mensenrechten is dat de pluriformiteit op microschaal uniform gegarandeerd wordt op macroschaal. We agree to disagree, zou het CDA zeggen. Door een grens te stellen aan de pluriformtiteit, stellen we automatisch een grens aan de uniformiteit. Juist daarom vindt ik de universele mensenrechten verklaring zo mooi, en vind ik dat die – uiteraard binnen de grenzen die ze zelf stelt – verdedigd zou moeten worden.
Waarden zijn natuurlijk niet absoluut en ideëel, maar worden intersubjectief bepaald. Kortom: als je erbij wilt horen, neem je de waarden van het grotere sociale verband over.
Daarnaast kun je aan de hand van de moraal wel degelijk uitspraken doen over de mate van succes van verschillende sociale verbanden( lees: welvaart/geluk)
Dat leidt m.i. toch echt wel tot de conclusie dat sommige sociale verbanden een minder succesvolle moraal hebben dan andere en dus achterblijven..
en op het neuzelstukje van onze ethicus in te gaan: jouw relativisme leidt tot niks. respect voor de achterlijke medemens is prima, maar dat helpt hem natuurlijk niet vooruit
@2 Krekel slaat de spijker op de kop: de auteur gaat uit van het absolute recht van de sterkste, die dan vervolgens in al zijn goedheid kan besluiten om een deel van die rechten af te staan.
Waar de sterkste dat recht aan ontleent blijft volledig in het duister. Je kunt slechts stellen dat dit “recht” berust op macht, maar daarmede is het nog geen recht.
De enige conclusie lijkt me, dat elk recht bevochten wordt/is op de de macht. De universele verklaring van de rechten van de mens kun je dus zien als een opsomming van de minimumvoorwaarden waaraan voldaan moet zijn om niet te spreken van rechteloosheid .
onze ethicus haalt de begrippen “”recht”” en “conventie” door elkaar
Reageer je nu op hetgeen ik schrijf?
Pik je dat??
Ik heb er nog eens wat verder over nagedacht -het overviel mij tenslotte ook een beetje- over de vraag of recht een metafysisch karakter heeft. Helaas ontsnapt de ethicus Bart Voorzanger niet helemaal aan die denkwijze, omdat hijzelf blijkbaar geen duidelijke voorstelling heeft van het karakter van recht en moraal.
Bij het recht gaat het om niet meer of niet minder dan het inbinden van de macht in een stelsel van regels, met de bedoeling om willekeur tegen te gaan.
En dat principe is natuurlijk wel degelijk universeel.
Het kan weliswaar zo zijn dat verschillende culturen door de eeuwen heen die vraag anders hebben benaderd en voor die benadering verschillende rechtvaardigingen hebben gebruikt, maar het principe er achter is steeds hetzelfde.
De veronderstelling dat het om een metafysisch beginsel zou gaan, komt vooral voort uit de vorm van indoctrinatie die wij “opvoeding” noemen, waarbij de norm verinnerlijkt wordt en “het geweten” wordt gevormd. Zo gezien is moraal eigenlijk een vrij primitieve voorloper van het geschreven recht.
Anderszijds is die moraal superieur aan het geschreven recht, op dezelfde wijze waarop een schaakspeler superieur is aan een computer. Een mens kan in een opslag iets zien waar een computer lang voor moet rekenen.
Dit laat natuurlijk onverlet dat in verschillende culturen aan de stukken op het bord een verschillende waarde wordt toegekend.
De ene stroman-argumentatie na de andere in dit stuk, van gelovigen tot ‘mensen die hun eigen moraal verabsoluteren’. Makkelijk argumenteren zo.
Die rechten-uitdelende God postuleer je zelf bij aanhangers van universele mensenrechten. Waarom zouden mensenrechten niet door onszelf aan elkaar worden toegekend, in de stijl van een sociaal contract? Zoals enkele commentatoren hierboven al aangeven, bestaat er onder mensen wereldwijd wel degelijk een zekere consensus over wat we elkaar wel en niet mogen aandoen, en onder welke voorwaarden, zij het dat de details tussen culturen verschillen.
Met dank voor alle leerzame commentaren, een paar reacties:
@001 Matthijs: De morele smaak van mensen vertoont een grote overlap. Als je alle dingen waarover we het eens zijn samen wilt aanduiden als onze universele moraal, heb ik daar geen enkel bezwaar tegen. Alleen, bij die universaliteit gaat het om een feitelijke constatering achteraf. En naast die universele moraal blijven er een aantal zaken over waar mensen verschillend over oordelen, en die leiden tot fikse aanvaringen waar we wel iets mee moeten.
@002 Krekel: De ‘machthebber’ waar ik het over heb, kan goed (en wat mij betreft: graag!) een democratische overheid zijn. Over het recht van de sterkste heb ik het nergens, en al zeker niet als iets waar ik voor kies.
@005 Joris: Veel aanhangers van VN-mensenrechten constateren, terecht, dat die op bepaalde punten strijdig zijn met morele opvattingen van bijvoorbeeld sommige religies. Dat leidt tot problemen. Waar ’t mij om gaat is dat je een discussie over die problemen bij voorbaat blokkeert door je eigen moraal superieur te noemen: ‘Ik wil wel met u praten, maar alleen als u míjn principes aanvaardt’. Dat gaat niet werken, en ’t is nog onzin ook.
@013 IvZ: We zouden elkaar in de stijl van een sociaal contract rechten kunnen toekennen, maar dat lukt alleen bij rechten waarover we het (bijna) allemaal eens zijn, en dat is precies het probleem. We zijn het over heel veel eens, maar er zijn zaken waarover we verschillend denken (de rolverdeling van man en vrouw, de toelaatbaarheid van religieuze uitingen in de openbare ruimte, om er eens twee te noemen), en precies daar werkt dat contractmodel dus niet. Ik ben helemaal met u eens dat het daarbij gaat om detailverschillen tussen en binnen culturen, maar het zijn wel detailverschillen die tot veel ophef en verkettering leiden.
@14 “Waar ’t mij om gaat is dat je een discussie over die problemen bij voorbaat blokkeert door je eigen moraal superieur te noemen”
Maar waar het mij en wellicht ook veel anderen om gaat is, dat u de discussie ontregelt door het begrip “universaliteit” te gebruiken om dit fenomeen mee te beschrijven. Elk systeem (dus ook elk rechtssysteem, filosofisch systeem of moraalsysteem) heeft opvattingen over zijn eigen algemene geldigheid (=universaliteit). Dit soort opvattingen blijft inhaerent aan elk van dit soort systemen, ook al zijn die systemen zo pluralistisch mogelijk ontworpen.
Een eventuele discussie over bijvoorbeeld het bereik van morele stelsels zal dus -tussen deze stelsels- óver de universaliteit zelf moeten gaan. Hoe is het mogelijk dat bv de islam (die bepaalde bevolkingsgroepen zelfs met name noemt, bv ongelovigen of joden) samengaat met rechtssystemen die discriminatie op grond van ras of geloof ten diepste verbieden.
@ 014,
“Over het recht van de sterkste heb ik het nergens,”
Eerder scheef je: “Ik zie een recht als iets dat je krijgt, dat je wordt toegekend door wie of wat het ook maar voor het zeggen heeft.”
Je weet kennelijk letterlijk niet waarover je praat. Wie anders dan de sterkste heeft het voor het zeggen? Een democratische overheid, zeg je. Maar moet deze soms niet de sterkste zijn, wil ze haar systeem van wetten (rechten & plichten) kunnen handhaven? Of vraag jezelf af: indien ze niet de sterkste is, heeft ze het dan wel voor het zeggen?
Inderdaad, Voorzanger mist volledig het punt. Ik herhaal:
Bij het recht gaat het om het inbinden van de macht in een stelsel van regels, om willekeur tegen te gaan.
Of de machthebbers hun macht al dan niet trachten te legitimeren door er een metafysische grondslag aan te geven, verandert daar niets aan.