COLUMN - Leidt vooruitgang tot meer vrede leidt of niet? Jan Pronk is er niet gerust op.
Drie vragen dringen zich op, nu we dagelijks beelden zien van oorlog en geweld. Leidt vooruitgang tot meer vrede, of juist niet? Zijn de internationale verhoudingen anders dan in 1914, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog? Herleeft de Koude Oorlog?
Er zijn geruststellingen te over. Staten voeren steeds minder oorlog met elkaar en het aantal slachtoffers is geringer dan in de eerste helft van de twintigste eeuw. Anders dan tijdens beide wereldoorlogen werken Frankrijk, Duitsland en Engeland binnen Europa vreedzaam samen. De Koude Oorlog tussen Oost en West is afgelopen, want de ideologische tegenstellingen zijn achterhaald.
Ik ben er niet gerust op. Inderdaad, de grote oorlogen die het Europese continent eeuwenlang teisterden zijn achter de rug. De koloniale veroveringsoorlogen, die het Westen toen voerde in Afrika, Noord- en Zuid-Amerika, Azië en het Midden-Oosten, zijn verleden tijd. De onafhankelijkheidsstrijd tegen de koloniale mogendheden is eveneens voorbij en de meeste nieuw ontstane staten stellen zich vredelievend op.
Maar binnen oude en nieuwe natiestaten zijn conflicten opgelaaid die miljoenen slachtoffers hebben gemaakt. Deels vloeiden die conflicten voort uit de dekolonisatie zelf: grenzen moesten worden getrokken, staten gemaakt, naties gevormd, nieuwe machtsverhoudingen gevestigd. Deels waren het louter gevechten om de politieke macht. Deels betrof het ideologische, religieuze, etnische, tribale en culturele tegenstellingen. Vaak ging het om toegang tot grond, water en welvaart. Meestal liep alles door elkaar.
Het begon met de oorlog rond de onafhankelijkheid van India en Pakistan, in de jaren veertig, en later Bangladesh. Vervolgens ontbrandde postkoloniaal geweld in Indonesië en Cambodja. In diezelfde tijd werden de nieuwe Afrikaanse staten geplaagd door binnenlands geweld: Soedan, Congo, Oeganda, Nigeria en Rwanda vanaf de jaren zestig, Angola en Mozambique vanaf de jaren zeventig, Tsjaad in de jaren tachtig, Algerije in de jaren negentig, en na de eeuwwisseling Egypte, Libië, Mali en de Centraal-Afrikaanse republiek.
Ook de huidige oorlogen in West-Azië en het Midden-Oosten hebben te maken met een geschiedenis van staats- en natievorming volgend op de heerschappij van buitenlandse mogendheden: Afghanistan, Iran/Irak, Syrië/Libanon, Israël/Palestina. Ook die conflicten werden steeds complexer: nationalistisch, etnisch en religieus. Zij bleven steeds minder beperkt tot afzonderlijke landen, maar breidden zich uit over de regio: Jordanië, Jemen en (opnieuw) Pakistan.
In Latijns- en Midden-Amerika werd in diezelfde periode oorlog gevoerd tussen erfgenamen van kolonisatoren en inheemse groepen (Bolivia, Ecuador, Guatemala). Andere conflicten droegen een ideologisch en politiek karakter (Argentinië, Uruguay, Brazilië, Chili, Peru, Colombia). Het ging vaak om een combinatie van macht en profijt: grond, olie, mineralen en drugs. De sociaaleconomische ongelijkheid nam overal toe: werkloosheid, armoede, sloppenwijken, criminaliteit.
Het heeft weinig zin zich af te vragen of de conflicten van nu groter of kleiner zijn dan de Europese oorlogen, de wereldoorlogen, de koloniale oorlogen en de bevrijdingsoorlogen tot het midden van de vorige eeuw. Zij vormen een nieuwe fase in de geschiedenis, en kunnen beter met elkaar worden vergeleken, gedurende een periode die zestig jaar geleden begon. Misschien vielen er in het begin meer slachtoffers dan nu, maar de aantallen zijn nog steeds enorm en de ellende levensgroot. De conflicten zijn niet afgenomen. Integendeel, aspiraties van strijdende partijen reiken over nationale grenzen heen. Hun actieradius eveneens. Zo krijgen deze conflicten, meer dan enkele decennia geleden, geopolitieke consequenties.
De conflicten op het grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie (Tsjetsjenië, Georgië, Oekraïne) zijn van dezelfde orde: postkoloniale staats- en natievorming, nieuwe grenzen en machtsverhoudingen. Het zijn mengsels van identiteitsconflicten, nationalisme, strijd om macht en economisch gewin en criminaliteit.
De Koude Oorlog had een ideologische dimensie: kapitalisme versus communisme, en representatieve democratie versus dictatuur binnen de eenpartijstaat. Maar er was, zeker na de Cubacrisis, rationaliteit in het machtsevenwicht. Aan beide kanten vertoonden de leiders voorspelbaar gedrag. Het huidige geopolitieke dispuut tussen Oost en West is minder rationeel, en daarom riskanter.
In 1914 was geen enkele staat uit op oorlog. Binnenslands voerden nationalisme, militarisme, overmoed en onkunde hoogtij. Het proces liep uit de hand. Een internationale orde ter beteugeling van geweld bestond nog niet. Nu wel, maar sterk verzwakt. Het kan opnieuw uit de hand lopen.