Het innerlijke uurwerk

Foto: epSos .de (cc)

RECENSIE - Waarin de auteur, zelf gedreven door een afwijkende biologische klok, zich vastbijt in Het innerlijke uurwerk, een boek over het menselijke ritme.

In de laatste jaren van de vorige eeuw werkte ik in Rijswijk. Dat was nog niet zo gemakkelijk, want ik woon in Amsterdam. Ik moest onzalig vroeg opstaan, kwam moe aan op kantoor, had sloten koffie nodig om de dag door te komen en kreeg weinig werk gedaan. Mijn collega’s waren allemaal stukken efficiënter. Dan volgde de treinrit naar huis, maar als ik daar eenmaal was, blaakte ik ineens van energie, tot ik om twee uur ’s nachts naar bed ging. Om kwart voor zeven ging de wekker weer, waarna de cyclus opnieuw begon. Ik was eeuwig moe. Alleen op zaterdag en zondag, als ik kon uitslapen tot een uur of twaalf, voelde ik me redelijk fit.

Wat ik destijds niet wist, was dat mijn biologische klok later loopt dan die van de ideale kantoormedewerker, die de meeste energie heeft tussen negen en vijf. Ik heb mezelf vaak mijn egoïsme verweten – waarom kon ik voor mijn collega’s niet evenveel energie opbrengen als voor mijn werk ’s avonds? – en gedacht dat ik lui was. Pas een paar jaar geleden ontdekte ik dat mijn Delayed Sleep Phase Syndrome genetisch bepaald is, en dat het niets heeft te maken met egoïsme of gebrek aan wilskracht. Dat zijn moralistische praatjes.

Het onlangs verschenen boek Het innerlijke uurwerk van Till Roenneberg gaat over biologische klokken. Het gaat over ochtend- en avondmensen, het gaat over de oorzaken van de verschillen, het gaat over de praktische gevolgen, het gaat over vooroordelen en het gaat over het onderzoek.

Het innerlijke uurwerk is beslist interessant, maar zou voordeel hebben gehad van een tekstredacteur. Vaak neemt Roenneberg wat veel ruimte om een betrekkelijk simpel punt te illustreren, terwijl in het veertiende hoofdstuk, naar mijn stellige overtuiging, iets wordt aangenomen dat niet is uitgelegd, en dat ik, ondanks vier keer lezen, niet begreep. Elk hoofdstuk begint bovendien met een te uitgebreid, niet altijd heel prettig beschreven voorbeeld. Ergens halverwege besloot ik die intro’s niet langer te lezen, en ik heb niet het idee dat ik er erg veel mee heb gemist.

Chronotypes

Daar staat heel veel goeds tegenover. Om te beginnen dat Roenneberg niet slechts de feiten biedt, maar de lezers laat delen in het eigenlijke onderzoek. Hij beschrijft eerst dat er verschillende dag- en nachtritmes (“chronotypes”) bestaan. Het is de lezer al snel duidelijk dat er evenveel slaapritmes zijn als slapers. Je hebt mensen die met veel en weinig slaap toe kunnen en je hebt mensen die laat en vroeg in slaap vallen. Sommige mensen hebben innerlijke dagen van vierentwintig uur, maar er zijn ook mensen die neigen naar vijfentwintig uur – mensen dus die elke nacht een uurtje later in slaap zouden vallen als dat dagritme niet wordt gecorrigeerd met een innerlijk timersysteem, dat van persoon tot persoon kan verschillen, en helaas niet per se synchroon loopt met andere lichaamsfuncties.

Die pluriformiteit kan alleen worden bestudeerd door van duizenden en duizenden mensen de gegevens te verzamelen, en Roenneberg vertelt leuk hoe men aan de gegevens komt. Zelfs archieven uit de achttiende eeuw kunnen bruikbare informatie opleveren. Ik moest ineens denken aan Casanova, die een tijd beschrijft waarin het blijkbaar normaal was om al om zeven uur in de ochtend bij elkaar op visite te gaan. Ik weet nu dat dat kon doordat mensen toen nog niet leefden in grote steden, waar mensen minder licht krijgen en hun biologische klok minder goed kunnen ijken. Ze leefden destijds inderdaad wat vroeger dan nu.

Staafjes en kegeltjes

Er staat veel verrassends in Het innerlijke uurwerk. Ik wist niet dat mensen naast de staafjes en kegeltjes in het oog nog een derde lichtreceptor hebben, een groep zenuwcellen die bekend staat als de suprachiasmatische nucleus (een jargonterm die Roenneberg overigens maar één keer laat vallen) en die gevoelig is voor genetische mutaties. Als je een hamster met een te snelle biologische klok kruist met nog zo’n hamster, kun je hamsters kweken met een supersnelle klok. En dat geldt niet alleen voor hamsters: Roenneberg heeft een schitterend voorbeeld van een familie waarin een tak kampt met ASPS, het Advanced Sleep Phase Syndrome.

Ik vond het aardig te lezen dat chronotypes variëren met de leeftijd. Pubers leven extreem laat, en meer dan eens wijst Roenneberg erop dat het veel verstandiger zou zijn als kinderen later naar school zouden gaan. Dat leraren al om half negen kunnen beginnen, wil nog niet zeggen dat leerlingen op dat moment al openstaan voor nieuwe informatie. Roenneberg deed me in de lach schieten met de suggestie dat het nut van discotheken is dat mensen met een laat chronotype zo gescheiden zijn van ochtendmensen.

Als we wat ouder worden, gaan we meestal wat vroeger leven, terwijl vrouwen altijd een wat vroeger chronotype hebben dan mannen. Slechts half in scherts oppert Roenneberg dat dit verklaart waarom in zoveel huwelijken de man wat ouder is dan de vrouw: alleen dan hebben ze ruwweg hetzelfde tijdritme.

Sociale jetlag

Tijdzones, de wisseling van winter- en zomertijd, ploegendiensten en jetlags komen aan bod, maar ook de ‘sociale jetlag’: dat je, zoals ik aan het begin van dit stukje beschreef, vroeger moet werken dan je uit jezelf zou doen, en daarom het weekend nodig hebt om slaap in te halen. Zo’n 60% van de werknemers kampt hiermee, en dat wil dus zeggen dat onze arbeidsproductiviteit vrij eenvoudig valt te verhogen door mensen in staat te stellen ook iets later op de dag te werken.

Wie zich mocht afvragen hoe ernstig deze problematiek is, kan op verschillende plaatsen in Het innerlijke uurwerk aanwijzingen vinden, hoewel Roenneberg niet speciaal zijn best doet zijn onderwerp in apocalyptische termen te typeren. Toch is er wel enige reden tot verontrusting. Mensen met een ernstige sociale jetlag ervaren meer stress en roken bovengemiddeld veel. Over obesitas heeft Roenneberg het niet, maar hij wijst er wel op dat het niet goed is dat de meeste mensen niet eten (en verteren) op de momenten waarop dat biologisch voor hen het beste zou zijn.

Beklemmend

Ronduit beklemmend is de vicieuze cirkel die Roenneberg tegen het einde van het boek beschrijft. Het moderne werkritme, met kantoortijden van negen tot vijf, past bij een bepaald chronotype. De mensen die dat hebben, functioneren goed, maken promotie en worden bestuurders. Dit zijn mensen die nooit een sociale jetlag hebben ervaren, de ernst niet erkennen en geen maatregelen nemen. Roenneberg vergelijkt het met het feit dat zoveel openbare gebouwen pas laat in de twintigste eeuw toegankelijk werden gemaakt voor mensen die slecht ter been zijn: de meeste beleidsmakers kunnen immers goed lopen.

Mijn conclusie is hier dat de westerse wereld, door vast te houden aan een vroeg arbeidsritme, zichzelf afschuwelijk in de voet aan het schieten is. Potentieel talent blijft onderbenut en mensen lopen nodeloze gezondheidsrisico’s. Het zou interessant zijn te weten of er een verband is tussen chronotype en verkeersongelukken in de ochtend- en avondspits.

Kortom, een boek dat weliswaar wat taai is (en een register had moeten hebben), maar zeer aanbevolen.

Reacties (11)

#1 NietJeZus

Interessant stuk. Overdag krijg ik ook weinig klaar, maar ’s nachts kan ik uren programmeren. Dat sluit natuurlijk niet aan bij reguliere werktijden en dat is voor mij vervelend. Ik zit nog steeds te wachten op de vacature ‘nacht-programmeur’ ;)

  • Volgende discussie
#2 Joost

Tja. Als je elke avond om 2 uur naar bed gaat en om kwart voor 7 op moet, dan creëer je het probleem toch echt zelf. Wel eens echt geprobeerd om, zeg maar om half 11 naar bed te gaan?

Ik had ooit ook zo’n ritme (tijdens mijn studie), maar dat bleek toch wel bijstelbaar.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 Inca

Jeetje, Joost, eerder naar bed gaan! Dat de schrijver daar nou niet opgekomen is!

Had je de link gelezen dan staat daar duidelijk

(Het is dus niet zo dat je problemen in de ochtend worden veroorzaakt doordat je ‘s avonds laat naar bed gaat, een misverstand dat ik met enige nadruk wil corrigeren.)

Dat iets bij jou beinvloedbaar is, wil niet zeggen dat dat voor iedereen geldt en dus eigen schuld is voor de mensen bij wie het niet lukt.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4 Joost

@3: Oh, dat realiseer ik me maar al te goed. Maar er staat ook

1. Hij kwam doodmoe op zijn werk aan.
2. Hij sliep minder dan 5 uur per nacht.

Hoe moeilijk is het een conclusie uit 1 en 2 te kunnen trekken die anders is dan “ik ben blijkbaar een nachtmens”?

Ik heb een periode gehad dat ik ook maar 5 a 6 uur per nacht sliep, en dat de wekker elke ochtend om half 6 ging. Ik had EXACT hetzelfde als Jona. Overdag totaal uitgeteld, en ’s avonds weer wakker en weer door kunnen gaan tot als het moest diep in de nacht.

Het zou best kunnen dat zijn biologische klok anders loopt, maar kom op zeg, hij had hoogstwaarschijnlijk ook last van een chronisch slaapgebrek.

Maar goed, min me maar weer, I can take it.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5 Inca

Natuurlijk is het niet moeilijk om er een andere conclusie aan te verbinden. Maar dat maakt het nog geen juiste conclusie. Ik neem aan dat de schrijver echt wel heeft geprobeerd om eerder naar bed te gaan. Ligt nogal voor de hand namelijk.

Maar de naam ‘delayed sleep phase syndrome’ geeft het nogal weg: als je innerlijke klok op ‘wakker’ staat, wil je lichaam niet zomaar slapen. Net zomin als een lichaam dat op ‘slapen’ staat minder functioneert als het wakker is (allang bekend bijvoorbeeld vanuit ploegendiensten en nachtdiensten: gezondheid neemt af, kans op fouten neemt toe.)

“Ga eerder naar bed” is een nogal simpele reactie op iemand die juist aangeeft dat er wel wat meer onder zit (namelijk een sterke innerlijke klok die grotendeels genetisch bepaald is en niet door je eigen gedrag), en het geeft de indruk dat je niet de moeite hebt genomen om het te lezen, alleen om er snel een ‘eigenschuld’-mening in te fietsen. (Landelijke hobby op het moment, dus ok, je bent niet de enige.)

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#6 willem visser

De historicus Ekirch heeft in 2006 een leuk boekje gescreven met de titel ‘Nacht en Ontij’ over slaap en de invloed van kunstlicht (http://www.zichtopzien.blogspot.nl/2011/09/kunstlicht-en-de-24-uurs-economie.html).
Grootschalige toepassing van kunstlicht zou een verandering teweeggebracht hebben in ons waak- en slaapritme en het sociale leven (om nog maar te zwijgen over werk). Vandaar dat het voor Casanova in de 17e eeuw nog normaal was om 7 uur ’s ochtends op visite te gaan.
De strikte dagindeling en de dwingende wijzers van de klok zijn natuurlijk een gevolg van de industriële revolutie en de organisatie van arbeid in grote fabrieken. Het ganse radarwerk ging nu eenmaal pas draaien als de arbeiders en masse uit bed waren! En dat ging niet zonder wekkers.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#7 Joost

@Inca: Ok, ik heb me wat ingelezen en ik liep wat hard van stapel.

Nog wel een puntje. Het had geholpen als hij iets meer over zijn eigen situatie had verteld zonder dat ik daarvoor externe links nodig had.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#8 CK

Chapeau Joost. Dat zouden er op de internets meer moeten doen, erkennen dat men wat al te snel van stapel liep. Meestal is de godwin makkelijker.

Ondertussen is het zo zoetjesaan wel schandalig dat uitgetekend de middelen die mensen kunnen helpen hun slaapritme aan de maatschappelijke norm aan te passen, niet meer in het zorgpakket zitten. Zogenaamd omdat ze verslavend zijn, wat voor bijv.het hormoon melatonine niet waar is.

De regering hangt nog steeds in het calvinistische ethos. En ruineert zo mensen en de economie.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#9 parallax

Naast moeite met wakker worden kun je ook nog eens simpelweg een diesel zijn: wel van nature vroeg wakker worden maar pas na 11 uur een beetje op gang komen en lang door kunnen gaan. Sommige mensen hebben ook gewoon weinig slaap nodig, dat moet alleen meteen productief ingevuld worden in onze maatschappij is vaak het idee.

..of ik moet met m’n 5-6 uur slaap per dag concluderen dat het tijd is om kinderen te gaan maken.

Er is zoveel variatie in slaapritmes en stofwisseling dat het inderdaad hoog tijd wordt om te kijken of we ‘human resources’ niet wat beter kunnen inzetten.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#10 parallax

@6

Wat doen andere zoogdieren als het koud en donker wordt?

Minder werken en vet opslaan.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#11 CiNNeR

Ken het zelf in wat extreme vorm. Gemiddeld ga ik tussen vijf en zes uur ’s ochtends slapen en sta tussen twaalf en een uur ’s middags op. Heb het idee dat er weinig bekendheid is en in elk geval wordt het maatschappelijk niet bepaald geaccepteerd. Er zijn nog regelmatig aanvaringen met instanties en organisaties die weigeren in de middag (of avond) een afspraak te maken. Ervaring leert dat er veel misplaatste jaloezie leeft. Alsof ik ‘lekker’ laat ga slapen en ‘lekker’ lang kan uitslapen. Ik ben het gewend maar ‘lekker’ zou ik het niet willen noemen. Uitslapen doe ik niet aan, dat zou betekenen dat ik pas om drie of vier uur in de middag wakker wordt. Het ‘ga dan eerder slapen’ is eveneens veel gehoord.

  • Vorige discussie