COLUMN - Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de geloofsbeleving in Nederland en de – op zichzelf niet heel verrassende – resultaten hebben uitgebreid het nieuws gehaald. De kerkelijkheid is weer fors afgenomen, met name de jeugd is zwaar ontkerkelijkt en het vertrouwen in kerken is nog nooit zo laag geweest. Vergeleken met eerdere onderzoeken meer van hetzelfde: een trend die nog immer voortzet. Nauwelijks nieuws dus.
Toch werd er uitgebreid aandacht aan besteed omdat uit het onderzoek blijkt dat onder de nog wel kerkelijke jongeren de opvattingen steeds traditioneler worden. Vrijwel alle media gebruiken daarvoor de nogal overdreven term neofundamentalisme. In sommige berichten werd zelfs het woord ‘fanatiek’ gebruikt, terwijl dat toch iets heel anders is dan traditioneel, orthodox of fundamentalistisch.
In die berichtgeving valt vooral de nadruk op die gelegd wordt op de terugkeer van het geloof in de duivel en de hel. Trouw tussenkopt: comback (sic) hel en duivel, en in vrijwel elk nieuwsbericht komt dat terug, direct na de nogal voor de hand liggende constatering dat jonge gelovigen ‘zonder twijfel in God geloven’ (het zou pas nieuws zijn als dat niet zo was). Kennelijk wordt het heel bijzonder gevonden wanneer mensen geloven dat er een hel bestaat.
Daar verbaas ik mij over. Ik kan mij goed voorstellen dat mensen niet geloven dat er een God bestaat, of een leven na de dood – laat staan een hemel – of een duivel. Allemaal dingen die je niet kunt zien, waar nog nooit zelfs maar een schijn van bewijs voor is geleverd en waarover zelfs het op een begrijpelijke manier van gedachten wisselen een bijna onmogelijke klus is.
Maar de hel is eerder een kwestie van observatie. Er is nauwelijks een leap of faith voor nodig. Je kunt hem gewoon waarnemen: in de geschiedenis, in de krant, op school of kantoor, soms zelfs thuis en als gelovigen eerlijk zijn, zullen ze toegeven dat zelfs geloofsgemeenschappen er niet immuun voor zijn.
Aan de constatering dat de hel bestaat, is niets traditioneels, orthodox, (neo)fundamentalistisch of fanatieks. Zelfs één van ‘s werelds bekendste atheïsten kan worden betrapt op een wel zéér specifieke identificatie van de hel: l’enfer, c’est les autres. Hij is nooit aangesproken op inconsistentie.
Reacties (4)
Kennelijk wordt het heel bijzonder gevonden wanneer mensen geloven dat er een hel bestaat.
Inderdaad bijzonder. Geen duivel zonder god, geen hel zonder hemel. Het zijn de traditionele antagonisten.
Daarentegen ‘l’enfer, c’est les autres‘ is een eenvoudige observatie die iedereen met realiteitszin, na een half leven gedaan moet hebben. Zo niet dan loop je met wijd gesloten ogen.
En realiteitszin heeft niets geloof te maken en zeker niet met inconsistentie. Logisch dus dat men Sartre daar niet van beticht heeft.
Het zijn dus homoniemen: de hel als geloofsinstituut analoog aan god en de hel als feitelijkheid, als observatie : Das Leben der Anderen. Analoog aan homoniemen vorst, bank, laken, kussen, arm enz…
Fantasieën over een hemels paradijs en de hellekrochten van de onderwereld komen oorspronkelijk niet weg bij de monotheïstische godsdiensten, die hebben ze geleend van hun polytheïstische omgeving.
Op de middelbare school lazen wij Plato over de Tartaros, en hoe de onsterfelijke ziel daar gepijnigd werd voor zijn zonden.
Verder haalt Richard Kroes hier een flauw trucje uit door net te doen alsof een metaforisch begrip van het woord ‘hel’ voorafgaat aan alle kerkerfantasieën waar dat metaforisch begrip juist van is afgeleid.
De hel als metafoor is toch wel iets heel anders dan denken dat er werkelijk ergens een plek is die als hel bekend staat.
@3
Dat was ook mijn gedachte. De hel is best een extreem gegeven. Oneindig lijden voor een eindige misdaad tijdens je leven en dan kan zo’n misdaad ook gewoon het niet geloven in de juiste religie zijn (zonder dat je tijdens je leven aanwijzingen krijgt welke religie de juiste is). Het vereist ook nog eens een geloof in zoiets absurds als metafysische vrije wil.