Het was een beetje een sneu feestje vorige week woensdag voor conservatief Amerika: het was dan wel Cost of Government Day, maar anti-belasting fundamentalist Grover Norquist moest toch een beetje teleurgesteld concluderen dat deze bejubelenswaardige feestdag al jaren niet zo laat gevierd is. Voor wie het fenomeen niet kent, Cost of Government Day, ook wel Tax Freedom Day genoemd, is de dag waarna je als eerbiedwaardig burger niet meer werkt om de schraapzuchtige en inhalige boze overheid te betalen, maar gewoon voor je allereigenste boterham. Wouter Bos Bevrijdingsdag, zeg maar (check die duivelse grijns op z’n plaat).
Een feestje met schraal bier dus. Terwijl de vooruitzichten jaren geleden nog zo gunstig waren. Een conservatieve president die grootschalige belastingverlagingen in het vooruitzicht stelde, een conservatief Congres. Als je Grover Norquist heet, en je al jarenlang belastingen probeert afgeschaft te krijgen door kandidaten voorafgaand aan hun verkiezing te chanteren (je moest als kandidaat een belofte tekenen dat je nooit een belasting zou verhogen of Norquist zou je verkiezing torpederen door een bombardement negatieve spotjes over je heen te kieperen), dan was de toenmalige politieke situatie natuurlijk je ultieme natte droom.
Acht jaar later is het dan toch helaas pindakaas voor Norquist. En dan ga je excuses verzinnen. Natuurlijk is het de schuld van 9/11. Maar dan nog krijg je je som niet rond. Ah, natuurlijk, vanaf 2006 zijn er allemaal Democraten verkozen op allerlei niveaus. Zoals altijd begint dat socialistisch tuig vervolgens met jouw centen uitvretende zieltjes te winnen. Schandalig! En oh ja, het ligt natuurlijk ook een beetje aan de onwil van de Republikeinen om de kosten in de hand te houden. Hoe dan ook, een gemiddelde Amerikaan werkt tegenwoordig 53,9% van zijn tijd (.pdf) voor de overheid.
Wtf? 53,9%? Zoveul? Als dat in uberkapitalistisch Amerika al zo is, op welke dag valt Wouter Bos Bevrijdingsdag in ons proto-communistisch arbeidersparadijs? Februari volgend jaar?
Nou, nee dus. Hoewel we in Nederland gemiddeld wel iets langer voor de overheid werken dan in de VS (maar ook weer niet langer dan alle Amerikaanse staten) is het verschil nog behoorlijk beperkt. Volgens de Britse Taxpayers Alliance waren wij in 2007 tegen het eind van juli aan de beurt (.pdf). Het lastige bij het vergelijken zit echter in de kosten van regelgeving. Norquist telt die mee en de TPA ook. Het is echter een schatting op basis van cijfers in het Verenigd Koninkrijk. Hetzelfde cijfer wordt vervolgens voor alle landen gebruikt. Het tikt wel aan overigens, met zo’n 10 tot 12% van het BBP, ofwel ongeveer 40 dagen extra.
Hoewel dit getal het streven naar het terugdringen van de administratieve lastendruk wellicht wat meer urgentie geeft, is voor het vergelijken van Cost of Government Day in dat geval net zo makkelijk om gewoon naar de OESO-cijfers (.pdf) van overheidsuitgaven te kijken die de andere helft is van de optelling die de TPA maakt. Bovendien, als regelgeving zo slecht is, zal meer regelgeving ook wel leiden tot een lager BBP (dus een lagere noemer, dus bij gelijke overheidsuitgaven een hoger percentage uitgaven, dus een COGD later in het jaar), zodat het effect van regelgeving op die manier wel doorwerkt in de ranglijst.
Even rekenen (percentage OESO vermenigvuldigen met 366, en dan tellen op de kalender) laat dan zien dat de VS vanaf 20 mei hun eigen zakken vullen, terwijl wij vanaf 18 juni 2.12h met z’n allen kunnen zwaaien naar Wouter. Vier weken extra werken voor een heilstaat; daar trek ik wel een zelfverdiend vers biertje voor open!