ACHTERGROND - Het verschijnsel lijkt de laatste tijd wat afgenomen. Je kunt een kaart immers maar één keer uitspelen. Maar Nederland discussieerde nog niet zo lang geleden over de vraag of de verwijdering van standbeelden. Standbeelden van lieden die werden beschouwd als nationale helden. Zo moest J.P. Coen verdwijnen uit Hoorn, gezien ’s mans naar hedendaagse maatstaven niet bepaald brandschone verleden. Er valt iets te zeggen vóór zo’n verwijdering. Een standbeeld is een eerbetoon en als al teveel mensen daar aanstoot van te nemen, werkt het eerder verdelend dan inspirerend.
Er valt ook iets tégen te zeggen. Het handhaven van zo’n steen des aanstoots is immers een waarschuwing dat iets deel uitmaakt van onze geschiedenis. Zoals je niets aan het verleden kunt toevoegen, zo kun je het ook niet wegpoetsen. Dit dilemma speelt in verhevigde mate bij de discussie over de Judensau.
Jodenzeug
De Judensau ofwel Jodenzeug is een beeltenis die op verschillende manieren en enige varianten voorkomt, van stenen of houten reliëfs tot waterspuwers (gargoyles) of grotesken. De oudste dateert uit ongeveer 1210 en is te vinden op een koorbank in de Dom van Keulen. Daar bevindt de afbeelding zich nog steeds. Later werden Jodenzeugen in de regel aan de buitenzijde van kerken aangebracht om de passanten te waarschuwen voor de vreselijke mensen die de joden waren. Er bestaan heden ten dage nog ongeveer dertig van deze afbeeldingen, hoofdzakelijk in Duitsland. Het motief was populair tot rond 1800.
Voor het goede begrip: de Jodenzeug is een folkloristische afbeelding. Het motief heeft dus niets te maken met een officieel kerkelijk initiatief.
Geen compliment
De lezer zal inmiddels benieuwd zijn wat de Judensau voorstelt. Je hoeft weinig van het jodendom te weten om te begrijpen dat het niet om een compliment gaat. Er zijn de nodige variaties, maar over het algemeen komt het erop neer dat een zeug (als varken voor de Joodse wet een onrein dier) aan haar tepels drie of twee Joden zoogt. Die zijn herkenbaar aan hun hoeden, terwijl een rabbijn, met eenzelfde hoed, het dier in de kont kijkt. Expliciet kwetsender kan het bijna niet.
Uiteraard heeft de plaatsing van Judensauen te maken met het anti-judaïsme en antisemitisme (1) van de Middeleeuwen en Renaissance. In het begin was de afkeer van joden van kerkelijke aard, maar ze verwerd steeds meer tot een volks verschijnsel. Volgens enkele kerkvaders waren de overgebleven Joden, die zich niet hadden bekeerd tot het christendom, figuurlijk blind. Ze wisten Jezus almaar niet als de Christus (messias) te erkennen. Daarnaast bestond de notie van godsmoord (deicide): de Joden hadden Jezus gekruisigd en dus God vermoord.
Jodenhaat
Deze devaluatie van de Joden leidde met name rond Goede Vrijdag tot de nodige pogroms. ‘Logisch’ verder redenerend kwamen de christenen bovendien tot de theorie van het ‘bloedsprookje’: als er kinderen werden vermist, kregen de Joden de schuld aangezien men ‘wist’ dat zij kinderbloed voor hun rituelen gebruikten. Omdat dit alles zo logisch was, haalden christenen vervolgens verhaal in de dichtstbijzijnde Joodse wijk.
Een andere factor was de economische positie van de Joden. In het toenmalige Europese rechtssysteem golden Joden als vreemdelingen. Met alle gevolgen van dien. Ze konden geen lid zijn van een gilde, waardoor ze werden uitgesloten van allerlei ambachten, die juist met de opkomst van de steden aan belang wonnen. De Joden kozen daarom voor beroepen die hun niet geweigerd konden worden, zoals de ambulante handel, de diamantslijperij, de financiële dienstverlening en de verkoop en verhuur van vastgoed.
Met name het uitlenen van geld tegen rente – in een tijd waarin iedereen het ‘woekerverbod’ erkende – zette kwaad bloed. Een en ander leidde tot het vooroordeel dat Joden gierig en geldbelust waren. Ze werden afgeschilderd als perverse lieden die zich te goed zouden voelen voor handenarbeid. De afkeer werd nog groter toen de rest van de bevolking bemerkte dat het Joden juist dankzij deze bezigheden materieel flink voor de wind ging. In tijden van massahysterie en complottheorie, zoals tijdens een epidemie, deelden de Joden het lot van bijvoorbeeld heksen.
Luther
Het optreden van Maarten Luther, die als initiator van de Reformatie grote invloed had, was olie op het vuur. Aanvankelijk stond hij niet negatief tegenover de joden, vooral omdat deze bevolkingsgroep goed paste in zijn anti-paapse agenda. In 1523 benadrukte hij dit aspect in Daß Jesus ein Geborner Jude Sei. Hij stelde dat de joden zich nooit hadden bekeerd tot het christelijk geloof omdat de Kerk van Rome zo corrupt was. Geweld tegen het oude volk was derhalve uit den boze.
Luther waardeerde bovendien het Hebreeuws van het Oude Testament, dat hij gebruikte als bron voor zijn bijbelvertaling. Hij verwachtte dat de joden met de Reformatie mee zouden gaan en zich tot het christendom zouden bekeren.
Toen die bekering uitbleef, veranderde Luthers oordeel. In 1543 publiceerde hij zijn beruchte pamflet Von den Jueden und iren Luegen, waarin hij zeven maatregelen opsomde die tegen onbekeerde joden dienden te worden genomen. Synagogen moesten worden afgebroken, joodse scholen en huizen eveneens. Zending onder de christenen moest worden verboden. Het verbod op rente was een gouden oude.
Voor alle duidelijkheid: Luthers bezwaren betroffen het joodse geloof en niet het Joodse volk. Zijn bezwaren zijn dus anti-judaïsch en niet antisemitisch, zoals bij de nazi’s. Of het ‘gewone volk’ dit subtiele onderscheid onderkenden, is de vraag.
Een typisch Duitse discussie
Als het huidige Duitsland ergens mee in zijn maag zit, is het wel de periode van het Derde Rijk met zijn jodenvervolgingen. Daarom leiden de nog aanwezige Jodenzeugen tot intensieve discussies. Niet zelden heeft de rechter een definitieve uitspraak moeten doen. Iedere Duitser vindt de Sauen verwerpelijk, maar ook hier speelt het dilemma: verwijderen omdat het verwerpelijk is of behouden als een waarschuwing.
Wittenberg
Met name de Jodenzeug aan de kerk van Wittenberg, waar Luther gepreekt heeft, is onderwerp van debat. De kwestie speelt op juridisch niveau al sinds 2016, toen er een petitie liep waarin werd bepleit het reliëf te verwijderen. De Nederlandse kerkhistoricus Herman Selderhuis sprak toen uit dat hij dat geen goed idee vond.
Het probleem van Luther en de Joden verdwijnt daarmee niet, het antisemitisme ook niet. Je haalt een aanleiding weg om mensen te laten zien hoe de kerk met Joden is omgegaan.
Het reliëf van zandsteen in kwestie dateert uit 1290 en de eigenaar van het betreffende kerkgebouw, de Evangelische Kerk Duitsland, heeft in 1988 een verklarende tekst laten aanbrengen. Daarop staat dat de kerk afstand neemt van Jodenvervolging, van Luthers anti-joodse polemiek en van de beeltenis. Die afbeelding heeft een bepaalde functie, stelt voorganger Matthias Keilholz:
Er is een ‘doorn in het vlees’ nodig om te blijven praten over de eeuwenoude vijandigheid jegens Joden in de kerken.
Rechtszaak
Michael Düllmann, een evangelische theologiestudent die inmiddels lid is van de joodse gemeente, stapte naar de rechter om deze Jodenzeug te laten verwijderen. Volgens hem werkt de sculptuur heden ten dage antisemitisme in de hand. Ze hoort daarom thuis in een museum. De gemeente Wittenberg, die namens de kerk optreedt, wil de sculptuur ter plekke behouden omdat die een ‘historische en culturele waarde’ heeft.
De rechter stelde de gemeente Wittenberg in 2020 in het gelijk. Volgens de rechtbank is de Judensau onderdeel van een gedenkteken met een verklarende tekst op een plaquette. Zodoende zou het geen beledigend karakter meer hebben. Düllmann is het daarmee oneens en blijft het werk beschouwen als belediging van de joodse gemeenschap en als teken van antisemitisme in kerk en samenleving.
Binnenkort zal de rechter uitspraak doen in hoger beroep. Düllman gaf aan dat hij mogelijk naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stapt, als hij in die rechtszaak geen gelijk krijgt.
Noot:
(1) Er is een subtiel maar essentieel verschil tussen antisemitisme en anti-judaïsme. Antisemitisme of Jodenhaat is de discriminerende en racistische behandeling van Joden op basis van hun ras en etniciteit en de daaraan gekoppelde religie. Het schoolvoorbeeld hiervan is het nazisme. Anti-judaïsme is het geheel of gedeeltelijk afwijzen van de joodse religie. Een voorbeeld hiervan is de houding van Maarten Luther tegenover het Joodse geloof. In het volksgeloof valt het verschillen tussen al snel weg en dan zijn de Joden ongeacht religie en joden ongeacht afkomst al snel het slachtoffer. Daarnaast bestaat antizionisme, dat in deze blog niet aan de orde kwam.
Reacties (2)
Ik vind een reliëf of ornament, waar een begeleidende tekst staat, wel iets anders dan een standbeeld. Iets met schaal, vermoed ik.
Overigens wordt er in Nederland wel vaker gepraat over het weghalen van standbeelden of het hernoemen van tunnels, maar tot nog toe is er volgens mij nog niets gebeurd. Coen heeft zijn tunnel en standbeeld nog gewoon.
Het wordt gerepresenteerd als een ‘discsussie’, maar als één partij deze telkens wint dan weet ik niet of je hem als zodanig kan classificeren.
“als er kinderen werden vermist, kregen de Joden de schuld aangezien men ‘wist’ dat zij kinderbloed voor hun rituelen gebruikten.”
Weet je zeker dat je een kaart maar één keer kunt uitspelen? Dit sprookje lijkt immers verdacht veel op een recent sprookje dat in bepaalde kringen rond gaat.