ANALYSE - ‘Nog geen 100.000 cassatieverzoeken of rechtszaken van Spong, Rabbae, moskeeverenigingen of anderen zullen me stoppen te zeggen wat ik vind,’ aldus PVV-leider Geert Wilders drie weken terug. Die dag kwam de zaak-Wilders na vijf jaar ten einde. Tijd om de balans op te maken. Wat heeft het Wildersproces eigenlijk opgeleverd?
Zes jaar terug zat advocaat Gerard Spong in het tv-programma College Tour. Hij noemde het Openbaar Ministerie ‘een slappe troep’ omdat het Wilders niet vervolgde. Uitgedaagd door studenten begon Spong, samen met onder anderen politicus Mohamed Rabbae, een procedure om Wilders alsnog voor de rechter te krijgen. Spong was vol vertrouwen: ‘Als ik Wilders was zou ik een goede advocaat zoeken.’
En Spongs poging slaagde. In januari 2009 besliste het Hof Amsterdam dat Wilders moest worden vervolgd. Maar hij werd uiteindelijk vrijgesproken. Daarna verzocht Spong de Hoge Raad om cassatie in het belang der wet tegen de vrijspraak. De afwijzing van dat verzoek ontmoedigde Spong niet: ‘Ik probeer het gewoon nog een keer.’ Drie weken geleden volgde de tweede afwijzing.
Hiermee is een eind gekomen aan de jarenlange strafrechtelijke procedure tegen Wilders. Voorlopig althans. Is die procedure effectief geweest? Dat hangt natuurlijk af van het doel dat werd beoogd. Wetenschappelijk onderzoek geeft antwoord op twee vragen. Wat waren de effecten op de publieke opinie? En heeft de vervolging van Wilders de PVV electoraal beschadigd, of juist geholpen?
Effecten
Naar effecten van een strafproces tegen de politiek leider van een partij is nog weinig onderzoek gedaan. En dat is opmerkelijk, want het komt nogal eens voor dat een partijleider strafrechtelijk wordt aangeklaagd. Zo werden Joop Glimmerveen en Hans Janmaat veroordeeld voor uitspraken tegen multiculturalisme. Janmaat kreeg in 1997 voorwaardelijke celstraf en 7.500 gulden boete.
Ook in de ons omringende landen stonden politiek leiders voor de strafrechter. In België werd een partijleider in 2006 veroordeeld tot een taakstraf van 250 uur en ontzetting uit zijn politieke rechten voor tien jaar. Dat laatste betekende meteen het einde van zijn politieke carrière. In Duitsland bracht de leider van de grootste anti-immigratiepartij een flink deel van de jaren negentig in de cel door.
In Frankrijk is afgelopen zomer de strafrechtelijke immuniteit van partijleider Marine Le Pen opgeheven vanwege een uitspraak over moslims. Haar voorganger, Jean-Marie Le Pen, heeft een waslijst aan veroordelingen op zijn naam staan. Veel van deze veroordelingen zijn gebaseerd op antidiscriminatie-wetgeving, die sinds de jaren zestig in landen over de hele wereld is ingevoerd.
Wildersproces
Terug naar het proces tegen Wilders. Dat leefde sterk onder de bevolking. Uitkomsten van enquêtes die professor Claes de Vreese en ik tussen 2008 en 2011 onder het Nederlandse electoraat hielden (uitgevoerd door TNS-Nipo) geven een interessant beeld. Driekwart van de Nederlanders bleek te weten dat Wilders werd vervolgd. 54 procent vond het proces een (heel) belangrijke gebeurtenis.
Wat vonden wij Nederlanders eigenlijk van strafvervolging van politici voor hun uitspraken? De meningen bleken verdeeld, maar ook genuanceerd. 3 procent wilde verwerpelijke politieke uitspraken altijd strafrechtelijk vervolgen; 12 procent wenste juist geen enkele politieke uitspraak strafrechtelijk te vervolgen. Driekwart van de ondervraagden had een mening tussen deze twee standpunten in.
Ook over nut en noodzaak van de zaak-Wilders waren de meningen destijds verdeeld. Zelfs na het rommelige proces stond tegenover de luidruchtige groep (41 procent) die het onterecht vond dat Wilders werd vervolgd, nog altijd een bijna even grote groep (37 procent) die de vervolging juist wel terecht vond. Het beeld dat zulke strafvervolging door niemand zou zijn gewild, is dus onjuist.
Welke indruk maakt zo’n vervolging op de publieke opinie? Dat het Hof Amsterdam het Openbaar Ministerie opdroeg om Wilders te vervolgen zorgde voor verdeeldheid. Voorstanders van de multiculturele samenleving waren daarna tevredener over de werking van de Nederlandse democratie; tegenstanders werden juist ontevredener. De uitspraak van het Hof bleef dus niet zonder gevolgen.
Maar het vertrouwen in rechters en Openbaar Ministerie nam niet significant af – ondanks dat Wilders die rechters D66’ers noemde en het rechtssysteem vergeleek met dat van Noord-Korea. Gemiddeld genomen beoordeelden Nederlanders de rol van de rechters in het proces eerder als positief dan als negatief, en dat geldt ook voor de rol van het Openbaar Ministerie.
Zetelwinst
Wat betekent een proces tegen een partijleider voor de partij zelf? Aan de ene kant kan een partij van een verdachte politicus in de ogen van kiezers aan legitimiteit inboeten door een proces. En een proces kan een partij minder effectief maken, waardoor kiezers afhaken. Proceskosten en eventuele boetes kunnen zo’n groot gat in het partijvermogen slaan dat effectieve campagnes onmogelijk worden.
Aan de andere kant kan een strafproces electorale winst opleveren. Zo kan een partij profiteren van zowel de aandacht voor de partij zelf, als voor haar belangrijkste politieke onderwerp (bijvoorbeeld immigratie). Bovendien kan een vervolging onderstrepen dat de partij zich daadwerkelijk zeer serieus met het onderwerp bezighoudt. En daardoor meer kiezers trekken die dat onderwerp belangrijk vinden.
Ook kan strafvervolging het anti-establishment imago van een partij versterken. Voor justitie was dat indertijd een reden om Hans Janmaat in eerste instantie juist niet te vervolgen voor het aanzetten tot rassenhaat – zelfs niet nadat hij zich vrijwillig had aangegeven. Als verdachte zou hij tijdens een proces namelijk een electoraal lucratieve martelaarsrol kunnen gaan vervullen, zo redeneerde justitie.
In het geval van Wilders leidde de beslissing hem te vervolgen inderdaad tot meer electorale steun: één tot vier zetels winst. Deze stijging deed zich vrijwel uitsluitend voor onder een middencategorie van kiezers die geen uitgesproken mening hadden over integratie. Het aantal Nederlanders dat een stem op de PVV categorisch uitsluit, daalde. De sterkste daling deed zich voor onder die middengroep.
Vijanden
Kortom, de beslissing om Wilders te vervolgen vergrootte zijn electorale visvijver. Kort na ’s Hofs beslissing kwam de PVV in een opgaande spiraal terecht, en tot op de dag van vandaag staat de partij hoger in de peilingen dan haar gemiddelde score vóór die beslissing. Voor Wilders bleek de klacht van Spong cum suis, en de daaropvolgende beslissing van het Hof, een geschenk uit de hemel.
Bij de verkiezingen van 2010 haalde de PVV net genoeg zetels voor een sleutelpositie. Daarna was het kabinet-Rutte I twee jaar lang afhankelijk van Wilders’ gedoogsteun. Grote kans dat Wilders zonder de door Spong en co uitgelokte beslissing van het Hof minstens één zetel minder had gehad, en dus nooit zo machtig was geworden. Met vijanden als Spong heeft Wilders geen vrienden meer nodig.
Genoemde cijfers komen uit een enquête(pdf 2x) in opdracht van professor Claes de Vreese en mijzelf, gehouden door onderzoeksbureau TNS-Nipo, in acht golven tussen 29 november 2008 en 6 juli 2011 onder 636 tot 1.394 respondenten, representatief voor het Nederlandse electoraat. Delen van bovenstaande tekst verschenen eerder in NRC Handelsblad.
Reacties (3)
Opportunisme als leidraad.
“Is die procedure effectief geweest? Dat hangt natuurlijk af van het doel dat werd beoogd. Wetenschappelijk onderzoek geeft antwoord op twee vragen. Wat waren de effecten op de publieke opinie? En heeft de vervolging van Wilders de PVV electoraal beschadigd, of juist geholpen?”
Ik vind de invulling van het doel door “Wetenschappelijk onderzoek” wel erg opmerkelijk. Blijkbaar gaat men van de vooronderstelling uit dat de aanklagers pure politieke intenties hadden.
@2: “Blijkbaar gaat men van de vooronderstelling uit dat de aanklagers pure politieke intenties hadden“.
Ik haal er hoogstens uit dat de auteur de (methodologie van de) rechtswetenschappen als kwalitatief anders beoordeelt dan die van hemzelf. Je kunt je weliswaar afvragen of dit proces een “politiek proces” was (zelf sluit ik die kans niet uit) maar de vraag of- en in hoeverre de rechtswetenschappen per definitie “politiek” van aard zijn is ook een terechte, zij het een nét iets andere vraag.