Een onderzoekje via de locatiezoeker van het COA (Centraal Orgaan opvang asielzoekers) leert dat in slechts 23,5% van de 345 gemeenten COA-vestigingen zijn.
Dat schreven we gisteren hier. Percentages verhullen de harde realiteit. Die 23,5% betekent immers dat in 264 gemeenten géén locatie voor asielzoekers is.. Dat 81 gemeenten wel opvang bieden is dus een erg schamel resultaat.
We hebben 50 van die 264 gemeenten vergeleken met 50 gemeenten die nu wel opvang bieden. Als uitgangpunt namen we de opvangcapaciteit (aantal plaatsen) als percentage van het aantal inwoners van een gemeente.
Voorbeeld: De gemeente Venlo heeft geen COA-locatie(s). Deventer wel. Beide gemeenten hebben ongeveer eenzelfde aantal inwoners. Momenteel biedt Deventer een opvang van 650 bedden. Dat is 0,64% van het aantal inwoners. Als Venlo ook een opvang van 0,64% zou realiseert zou de gemeente 654 bedden kunnen aanbieden.
We hebben van beide groepen (die van 81 en die van 264) de vijftig gemeenten met de meeste inwoners genomen. Resultaat: de capaciteit voor opvang van vluchtelingen zou uitgebreid kunnen worden met ruim 26.600 bedden. De details kunt u hier inzien.
Zo werkt dat niet. Er spelen meer factoren een rol. Zijn er bijvoorbeeld wel geschikte panden? En kunnen er ook genoeg faciliteiten geboden worden als onderwijs aan kinderen en jongeren, taallessen voor alle asielzoekers, medische zorg etc.
Een tweede aspect is het draagvlak. Een aantal gemeenten die nu geen COA-locatie hebben, hadden dat in het verleden wel. In sommige van die gemeenten vindt men dat daarmee de plicht wel is voldaan.
Maar het is evengoed zorgelijk dat zo veel gemeenten geen asielzoekersopvang hebben. Extra zorgelijk als we zien dat 38 van de huidige 105 COA-locaties tijdelijke noodopvang zijn. Het gaat dan om locaties die helemaal niet bedoeld zijn voor langdurig (maanden- tot jarenlang) verblijf. Zoals hotelboten, caravanparken, evenementenhallen, hotels en kazernes. Momenteel is daar een capaciteit van 9456 bedden.
Dat is zo’n 35% van die ruim 26.600 bedden die georganiseerd zouden kunnen worden in vijftig gemeenten die nu geen opvang bieden.
Moet dat kunnen? Dat moet kunnen!
Reacties (4)
Kazernes waren toch letterlijk wel bedoeld voor maanden- tot jarenlang verblijf (ze zijn precies met dat doel gebouwd, om voor duizenden jongemannen anderhalf jaar lang tot onderkomen te dienen). Maar goed, allicht dat die panden (die toch een paar decennia leeg hebben staan verouderen) wel renovatie nodig hebben. En daar schijnt het ook wel te schorten; Het Rijk komt met onvoldoende geld over de brug om de gemeentes in staat te stellen om accomodaties voor vluchtelingen klaar te maken.
Kazernes met voornamelijk grote kamers met 10 bedden voor de soldaten en wat kleinere kamers voor sergeanten en vaandrigs, waren slechts geschikt om te slapen. Niet voor niets waren er rondom de kazernes “tehuizen” waar de soldaten ’s avonds hun vertier zochten buiten de saaie kantine om.
En in het weekend gingen ze allemaal naar huis, en de beroeps elke avond.
Voor 1e opvang misschien ok, maar voor langer?
Het lijkt me dat die 650 bedden die de gemeente Deventer biedt niet betekent dat deze mensen allemaal ook in die gemeente doorstromen naar een woning als statushouder, dat zal ook in de naburige gemeenten zijn. De wenselijkheid van COA-opvang in elke gemeente als een soort van principekwestie wanneer je op je vingers na kunt tellen dat doorstroom dan stokt en deze mensen jarenlang in deze tijdelijk bedoelde accommodaties moeten verblijven ontgaat me geheel.
Het voorstel is in ieder geval duidelijk niet om COA-locaties af te schalen en meer te verspreiden, met behoud van huidige capaciteit. Maar is tijdelijke uitbreiden van capaciteit tot Oerkaïne veilig is voor terugkeer het doel dan snap ik niet zo goed waarom het uitmaakt waar deze capaciteit gerealiseerd wordt.
Ik zie niet dat er in het artikel enig voorstel (of de suggestie daarvan) staat over de aard en omvang van mogelijke COA-locaties in gemeenten. Er wordt alleen een totale omvang genoemd. Er valt zeker verder te denken over mogelijke spreiding. Het voorbeeld Deventer – Venlo is niet meer dan een voorbeeld om aan te geven dat er ruimte is als gemeenten die (nog) geen COA-locatie hebben er wel een of meer bestellen.
In de andere voorbeelden die in de tabel achter de link staan, worden gemeenten met een ongeveer gelijk inwonersaantal met elkaar vergeleken. Zo hoeft het in praktijk niet opgelost te worden natuurlijk. Met kleinschalige opvang, verdeeld over gemeenten (en daarbinnen weer over hun kernen) kan ook aardig wat opvangcapaciteit gerealiseerd worden. COA, Rijksoverheid en gemeenten zouden het daar eens overeenstemming met elkaar moeten krijgen.
Het COA meldt dat naar verwachting 42.000 opvangplekken nodig zijn. Als de lopende overeenkomsten met reguliere en tijdelijke (nood)opvanglocaties niet worden verlengd/vervangen, dan is er eind van dit jaar een tekort van tussen de 5.654 en ruim 10.546 plaatsen.
42.000 opvangplekken totaal is 122 per gemeente (verdeeld over alle 345 gemeenten) of 159 per gemeenten (verdeeld over de 264 gemeente die nu geen COA opvang hebben)
10.546 plaatsen is 40 plaatsen per gemeente van die 264 gemeenten die nu niks hebben.
En er is ook nog de doorstroom van statushouders, waardoor er plaatsen vrij komen in de huidige opvang. De achterstand betreft ongeveer 10.563 statushouders. Zo’n 325 gemeenten lopen achter op de taakstelling. Dat is dus zo’n 32 tot 33 statushouders per gemeente. Slechts 1 bus per gemeente. Maar goed, het is niet de bedoeling dat ze dan in die bus blijven kamperen maar in huizen terecht komen die er te weinig zijn.