ANALYSE - De aanhoudende demonstraties in Boedapest tegen de regering Orbán worden door sommige commentatoren al opgetogen betiteld als „een opstand tegen het hele politieke regiem.” Dat mag nog „wishfull thinking” zijn – een algemene volksopstand die in staat is Orbán ten val te brengen is waarschijnlijk nog een behoorlijk eind weg – maar feit is wel dat er sprake is van een duidelijke omslag.
Het begon eigenlijk allemaal begin december, toen de Centraal Europese Universiteit (CEU) gedwongen was haar verhuizing naar Wenen aan te kondigen. Min of meer tegelijkertijd werden ook alle private media in handen van Fidesz oligarchen samengevoegd in één bedrijf, waarmee nog eens werd onderstreept dat de facto 90% van de media in het land (private én publieke media) onder centrale Fidesz-controle staan. Kort daarop volgde de aanname van de „Slavenwet” waardoor werknemers gedwongen kunnen worden 400 overuren per jaar te maken (maar betaling volgt pas na drie jaar), de wet op de instelling van aparte rechtbanken direct onder Fidesz controle, een wet die civiele controle op het Hongaarse leger verzwakt, en een wet die de verkoop van een grote reeks campings en hotels rond het Balatonmeer aan Fidesz oligarch en stroman van Orbán Lörenc Mészaros sanctioneert.
Ook de manier waarop met name de Slavenwet door het parlement werd gejast, zette veel kwaad bloed. Er was – zoals gewoonlijk – geen sprake van enige maatschappelijke consultatie, de oppositie kreeg nauwelijks de tijd om vragen te stellen, en Fidesz parlementariërs weigerden te debatteren. Toen oppositie-parlementariërs tot protestactie in het parlement overgingen (fluiten, roepen, blokkeren van het podium), kregen zij van de kamervoorzitter grote boetes opgelegd en werd er zelfs gedreigd hen met fysiek geweld te laten verwijderen door de speciale parlementaire garde (onder controle van diezelfde kamervoorzitter). De demonstratie die avond van woedende betogers, die voor het parlement werden opgewacht door een massief cordon van de mobiele eenheid, bleek het begin van een reeks.
Hoewel wel eens gesuggereerd wordt dat de Hongaren, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Polen, de afbraak van hun democratie de afgelopen jaren lijdzaam over zich heen hebben laten gaan, is het bepaald niet voor het eerst dat er massaal wordt gedemonstreerd tegen Orbán. In golven waren er, tussen eind 2010 en voorjaar 2018, demonstraties van 10-duizenden en soms meer dan 100.000 mensen. De meeste recente en grootste vond plaats in mei dit jaar, na de frauduleuze en oneerlijke verkiezingen waarin Fidesz zogenaamd opnieuw 2/3e van de kiezers achter zich kreeg.
Nieuw elan
Maar hoewel de demonstraties nu minder massaal zijn, variërend van enige duizenden tot 10- a 15-duizend mensen, zijn er een paar opvallende verschillen. De kern van de demonstranten wordt niet langer gevormd door ouderen die het verlies van hun democratie betreuren, maar door jongeren die hun recht op een democratisch en vrij bestel opeisen. De demonstraties zijn aanzienlijk militanter van karakter. Burgerlijke ongehoorzaamheid wordt niet langer geschuwd, wegen en bruggen worden bezet, er worden rookbommen afgestoken en met verf en eieren gegooid. En minstens zo belangrijk; het lijkt erop dat een nieuwe generatie jonge politici – vooral vrouwen – eindelijk het roer in de oppositiepartijen heeft overgenomen van de oppositiehaantjes die elkaar de afgelopen acht jaar het licht in de ogen nauwelijks gunden.
Dat nieuwe elan was vooral duidelijk bij de demonstratie voor de persvrijheid op zondag 16 december en de bezetting (live via sociale media te volgen) van een deel van het gebouw van de publieke omroep door een groep parlementariërs. Ze wilden een vijf-punten petitie voorlezen, maar kwamen niet verder dan een gang voor een van de studio’s, waar ze met het nodige duwen en trekken door de bewaking werden tegengehouden. De parlementariërs besloten uit protest te blijven zitten en verlieten pas maandagavond het gebouw (twee van hen werden maandagochtend met geweld verwijderd, maar een aantal anderen klommen kort daarna over een hek en door een raam om hun collega’s binnen te steunen). Zowel bij deze bezetting als bij de demonstratie die eraan vooraf ging, trokken de vertegenwoordigers van alle oppositiestromingen – socialisten, groenen, liberalen en conservatieven – gezamenlijk op. Een aantal van hen benadrukte dat zij mede door deze acties hun “linkse” dan wel “rechtse” collega’s waren gaan zien als vrienden die hetzelfde nastreefden: herstel van de democratie.
Of het beklijft en of het tot resultaat leidt, moet worden afgewacht. De dagelijkse demonstraties gaan voorlopig voort, ook in diverse provinciesteden gaan mensen nu de straat op, en er zijn grotere Anti-Orbán Feest Manifestaties aangekondigd voor 1e Kerstdag en met Nieuwjaar. Daarnaast smeden vakbonden en politieke partijen plannen voor wegblokkades en wie weet zelfs stakingen. Maar hoe reëel dat laatste is, valt te bezien. Vooralsnog is de grote meute hetzij voor Orbán (met name op het platteland is zijn aanhang sterk) dan wel passief. De hoop is dat de oppositie met dit soort gezamenlijke acties die passiviteit kan doorbreken en bij de Europese Verkiezingen in mei 2019 en de gemeenteraadsverkiezingen in oktober een politieke omslag kan forceren.
Maar ook Orbán zit niet stil.
Reacties (1)
De gilets jaunes hebben Macron al zover gekregen dat die toezegde overwerk niet meer te belasten, dat kan de Hongaren moed hebben gegeven in opstand te komen tegen de slavenwet.