COLUMN - Den Haag is de internationale stad van vrede en recht met de hashtag: #peacejustice. “Tienduizenden mensen werken [daar] elke dag samen aan een vrediger, rechtvaardiger en veiliger wereld. In zo’n 160 organisaties, honderden bedrijven en kenniscentra. Ook in het Vredespaleis, al meer dan 100 jaar het symbool voor internationale gerechtigheid.”
Deze tekst komt van een website die een initiatief is van de gemeente Den Haag en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Buiten Den Haag werken er nog vele juristen, gewetensvolle non-profit mensen en academici (filosofen, sociale wetenschappers, juristen, enz.) aan internationale gerechtigheid. In Nederland is er uit gemeenschapsgelden een hele intellectuele infrastructuur van leerstoelen en onderzoeksinstituten opgebouwd om mensenrechten te bestuderen en te helpen verankeren. Er wordt, al met al, in Nederland goed verdiend aan het internationaal recht. (Echt waar: een van de links op die website, waar The Hague Security Delta en Toeristische informatie Den Haag naast elkaar staan, is naar Doing Business in the Hague.)
Beroepshalve spreek ik weleens jonge mensen die carrière willen maken in deze intellectuele infrastructuur om via het internationaal recht zich in te zetten voor een rechtvaardiger wereld; ik leer dan over methoden om het onrecht elders te verminderen of zelfs te voorkomen. Ik hoor over nieuwe juridische, politieke, of filosofische concepten en strategieën die het internationaal recht zullen versterken. Het is mijn taak om jonge geesten aan te moedigen, dus ik luister welwillend. Ik ben altijd onder de indruk van de wilskracht om voor anderen op te komen.
Maar soms geef ik een draai aan het gesprek.
En Nederland dan? vraag ik weleens aan een jonge wereldverbeteraar.
Nou we doen ons best.
Ik bedoel, zeg ik soms met wat ergernis, is het niet apart dat je de Nederlandse inbreng in het ondergraven van het internationaal recht buiten schot laat? [Ik probeer me beleefd uit te drukken.]
Dat Nederland onderdeel van het probleem is, dat wil er dikwijls niet goed in.
En toch, de Nederlandse regering steunde indertijd, zonder adequaat volkenrechtelijk mandaat, in ieder geval politiek, de inval in Irak (2003). De grondwet zegt echt dat de regering “de ontwikkeling van de internationale rechtsorde” moet bevorderen. Die inval is zonder goede bezettingsmacht uitgevoerd en heeft inmiddels twee hardnekkige burgeroorlogen geproduceerd. Die burgeroorlogen hebben een enorme volksverhuizing van oorlogsvluchtelingen en asielzoekers teweeggebracht.
Nederland voelt zich niet verantwoordelijk voor die vluchtelingen. De vluchtelingen, die ondanks ons ontmoedigingsbeleid Nederland binnenkomen, worden, niet alleen tegen de geest maar ook tegen de letter van het Vluchtelingenverdrag in, door de Nederlandse overheid vooral als ongewenste, quasi-gevangenen — met meldplicht en detentie — behandeld (terwijl ze volgens het Vluchtelingenverdrag nogal wat rechten hebben).*
Ik heb onlangs op Bij Nader Inzien beweerd dat inmiddels de mensenrechten hol zijn voor hen die ze het meest nodig hebben om beschermd te worden. Daaruit zou je kunnen opmaken dat ik tegen mensenrechten ben. Dat is niet zo. Ik beweer slechts dat de juridisering van de moraliteit niet functioneert zoals bedoeld, en inmiddels, zowel het aanzien van de moraal als de rechtstaat aan het ondergraven is.
Ik beargumenteerde in mijn stuk dat mensenrechten functioneren als politieke gespreksstoppers die inmiddels hun doel — het beschermen van mensen in nood — niet (meer) dienen. Van het onderzoek van mijn collega, de politicologe Saskia Bonjour, over de rol van rechten in het Duitse migratiedebat ca 1975 en 1990 leerde ik dat het rechtendiscours ook in staat is om politieke gesprekken open te breken. Ik heb dus ongelijk als ik beweer dat mensenrechten altijd functioneren als politieke gespreksstoppers, en dat zal ik niet meer doen. De politiek-filosofische vraag is dus of rechten hun doel weer kunnen dienen, en zo niet, wat dan hun plaatst kan innemen.
Tienduizenden mensen werken elke dag in Den Haag en elders in het land samen aan een vrediger, rechtvaardiger en veiliger wereld. Ik deed daar hierboven wat cynisch over. Maar er zitten gelukkig onder hen ook mensen (zoals die bij Vluchtelingennetwerk) die aandacht vragen voor het feit dat onze overheid nu via de EU een niet onaanzienlijk deel van onze vluchtelingenaanpak heeft uitbesteed Turkije, dat in de praktijk geen ‘veilig’ derde land is, zelf steeds repressiever wordt, richting burgeroorlog afglijdt, en in de Syrische burgeroorlog een bedenkelijke rol speelt. Zo’n beleid houdt misschien onze handen schoon, maar het ondergraaft ook de internationale rechtsorde.
* De asielzoeker moet vooral afhankelijk blijven: “Na zes maanden in de asielprocedure, mag een asielzoeker werken. Maximaal 24 weken van 40 uur. Een deel van hun salaris gaat terug naar het azc.”
Dit artikel van Eric Schliesser verscheen eerder op Bij Nader Inzien.