RECENSIE - ‘Dat de Oostindische vaart en handel de allervoornaamste is die de ingezetenen van de verenigde provinciën bezitten, is, geloof ik, boven alle twijfel verheven.’
Ziedaar de krachtige openingszin van de Discoers van Jan Pieterszoon Coen. (De volledige titel luidde: ‘Discoers aan de Edele Heren bewindhebberen [van de VOC] toucherende [over] den Nederlandsche Indische staet’.)
Dat ‘allervoornaamste’ was een nogal boude bewering. De Verenigde Oostindische Compagnie bestond op dat moment al twaalf jaar, maar had nog steeds de grootste moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Ander handelsverkeer vanuit de Republiek bracht veel meer op. Maar Coen, op dat moment koopman in de Oost, doelde op iets anders.
De Hollandse aanwezigheid in de Oost had met méér dan alleen maar handel te maken. De hele regio van Ceylon tot aan Japan vormde in die tijd een economisch slagveld. De aartsvijand Spanje sloeg vanuit de Filipijnen zijn vleugels uit, en probeerde de handel met China te monopoliseren, én de specerijenhandel in de westelijke Indonesische archipel.
De Hollanders, die vooral in het Oosten van de archipel actief waren, probeerden dat met alle macht te voorkomen, maar moesten zich daarbij ook de Portugezen en de Engelsen van het lijf houden. Als de Spanjaarden die lucratieve handel wisten te bemachtigen, zou dat de Republiek ernstig schaden.
Dubbel doel
De Verenigde Oostindische Compagnie was opgericht met een dubbel doel: ten eerste de handel in specerijen ‘veroveren’ en monopoliseren, ten tweede de strijd aangaan met Spanje – en dat laatste moest dan betaald uit de winst. De Nederlandse Opstand moest met andere woorden een wereldoorlog worden. Het kon niet anders.
Maar tegen 1614 was duidelijk dat die twee taken heel lastig te combineren waren. De agressieve Nederlandse strategie schaadde de Spanjaarden weliswaar, maar ze was erg kostbaar. Elk jaar moest er (vanuit de Republiek) geld bij. Gelukkig hadden de Heren Zeventien uitstekende contacten met Den Haag; maar de situatie was niet gezond. In zijn Discoers van 23 pagina’s, geschreven in een voor die tijd en voor zo’n ambtelijk stuk superieure stijl, beschrijft Coen wat er volgens hem moet gebeuren.
Wat nodig was, was een stevige Hollandse aanwezigheid. Geen factorijen her en der, afhankelijk van onbetrouwbare en inhalige inlandse vorsten. Nee, de Hollanders moesten een eigen stuk grond hebben, vaste voet veroveren aan wal, en dan échte kolonies stichten zoals de Portugezen dat al jaren deden. Van daaruit, opererend als macht te midden van kleinere vorsten, kon de Compagnie lokale handelsmonopoliën afdwingen. Dat zou jarenlange investeringen eisen, en veel doorzettingsvermogen. Maar volgens Coen was het de enige manier om de dubbele doelstelling van de VOC te bereiken.
Bekwaam bestuurder
Het Discoers maakte grote indruk, en werd door alle voorname Hollanders gelezen. De Heren Zeventien toonden zich in hun nopjes met deze medewerker die, na alle zwakke bestuurders die daar hadden gezeten, wist wat hij wilde en bereid was de daad bij het woord te voegen. Eenmaal benoemd tot boekhouder-generaal (later gouverneur-generaal) haalde Coen de bezem door de verwaarloosde organisatie. Hij liet daarbij zien dat hij even eerlijk, hoffelijk als doortastend kon zijn.
Zijn eerste doel was het verleggen van het centrum van de economische activiteiten naar het Oosten. De zwakke factorij in Bantam was niet langer geschikt. Hij veroverde het verderop gelegen kustdorp Jakarta, en herdoopte het tot Batavia. Dit werd het centrum van het groeiende Nederlandse handelsimperium.
Als Hollandse ‘vorst’ tussen de grote en kleine machten in de regio toonde hij zich een sluw diplomaat, die met name lette op zijn reputatie. Coen wist donders goed dat de lokale vorsten hem uitsluitend respecteerden omdat ze de Hollandse kanonnen vreesden, en als ze hem niet meer zouden vrezen, was elk verdrag dat hij met hen sloot in feite waardeloos. Ontrouw, leugens, moesten dus met harde hand worden gestraft. Dat liet hij zien bij de verovering van Banda.
De Bandanezen beheersten de productie en handel in het kostbare nootmuskaat. Ze verkochten hun oogst daarbij altijd aan de hoogste bieder. Afspraken maken had weinig zin; de Bandanezen speelden de gretige afnemers elk jaar weer gemakkelijk tegen elkaar uit. De Hollanders moesten dat verscheidene malen met lede ogen aanzien. Coen pikte het niet langer. Hij voerde naar de Banda-eilanden en veroverde de kuststreek van het voornaamste eiland, Lontor. De Bandanese eenheden trokken zich terug in het binnenland. Dat was een oude tactiek; een kwestie van wachten tot de vijand de strijd zat was, en daarna keerde men gewoon huiswaarts en begon het spel van voren af aan.
Maar de ‘koopman-koning’ zou zich niet laten vernederen. Het onbetrouwbare Banda moest definitief gebroken worden. Hij deporteerde een groot deel van de achtergebleven bevolking naar Batavia, en liet een strijdmacht achter die de binnenlanden zuiverde. Alles bij elkaar kostte de oorlog enkele duizenden Bandanezen het leven. Coen hield het keurig bij. Als een echte boekhouder. Kort daarop keerde hij terug naar het vaderland, waar hij als een held werd onthaald.
Held of schurk?
Was Jan Pieterszoon Coen een held of een schurk? Dat laatste oordeel lijkt vier eeuwen na dato te domineren. De tekst op het standbeeld van Coen in zijn geboorteplaats Hoorn werd onlangs gecorrigeerd: ’s mans optreden had, zo kunnen dagjesmensen nu lezen, ook ‘zwarte kanten’ gehad.
In de publieke beeldvorming zijn de machtige tegenstanders van Coen (de Spanjaarden, Engelsen, Portugezen, en enkele machtige lokale vorsten) verdwenen, en hebben ze plaatsgemaakt voor een beeld waarin de wrede Coen te keer gaat tegen arme, vreedzame, inlandse gemeenschappen.
In zijn biografie velt Jur van Goor een genuanceerd oordeel. Coen, schrijft hij, ‘beoordeelde zijn Aziatische partners en tegenstanders als deelnemers in een machtsspel; alle partijen handelden in zijn visie vanuit een vergelijkbaar streven naar macht. In wezen was het een strijd van allen tegen allen. Tegelijkertijd was de reputatie van de Compagnie als een betrouwbare handelspartner voor hem van het allergrootste belang. (…) Macht diende niet om te overheersen, maar moest zorgen dat gemaakte afspraken werden nagekomen.’
Niet anders dan zijn tijdgenoten, maar functioneel in zijn wreedheid. Voor de Compagnie was Jan Pieterszoon Coen de juiste man op de juiste plaats.
Jur van Goor, Jan Pieterszoon Coen. 1587-1629. Koopman-koning in Azië. Uitgeverij Boom, 575 blz. 39,90 euro.
Reacties (17)
’t Was een vroom mens hij diende 2 goden:
De christelijke en de Mammon ;-)
Verder hadden hij en velen in die tijd dat het Internationaal Gerechtshof nog niet bestond.
N.B.
Het boek mankeert een voorwoord van J.P. Balkenende ;-)
Richt een standbeeld op voor die man!
Oh…die staat er al…
En dan denk je; zou Mladic ook een standbeeld hebben in Servie?
Deze vraag kan niet beantwoord worden. Naar de maatstaven van 2015 was hij een schurk. Misschien was hij in zijn tijd een held. Als hij niet gedaan had wat hij deed, dan had een ander het wel gedaan.
Dus de vraag in het artikel is fout. Moeten we Jan Pieterszoon Coen naar de huidige maatstaven beoordelen of naar de maatstaven uit zijn tijd?
Maar zijn Mladic, Poetin, Assad en al die ander moderne schurken dan ook niet opeens helden naar hun maatstaven?
“Moeten we Jan Pieterszoon Coen naar de huidige maatstaven beoordelen of naar de maatstaven uit zijn tijd?”
Hoe keken de Nederlanders in diezelfde tijd aan tegen tegen de Spanjaarden waarmee men in oorlog was? In hun propagandastrijd tegen Spanje waren de Nederlanders er niet vies van om te wijzen op de gruwelen die de Spanjaarden begingen in onder meer de Amerika’s.
Hoe zou een Javaanse Coen worden herinnerd die de bevolking van Texel had uitgemoord? Hoe zou hij door Nederlanders worden beschreven uit die tijd.
Overigens: Je kan de actie van Coen niet echt een rechtvaardige oorlog noemen. De Bandanezen waren geen bedreiging voor de Nederlandse republiek.
@2:
Breng ze nu niet op een idee daar in servie …
@3:
De status van poetin, mladic, assad lijkt me duidelijk.
Zoals dat altijd al ging.
Onder eigen volk nu een held en bij ons “de vijand” een schurk.
In de toekomst als alles goed gaat bij hun ook een schurk.
Maar dat kan nog wel even duren, als je ziet hoe lang dat bij ons geduurd heeft.
@4:
Dat de nederlanders in de tijd van coen de eigen bevolking er op wezen hoe gruwelijk de spanjaarden zich gedroegen verbaast me.
Ik had eerder verwacht dat de gezagsverhoudingen dusdanig waren dat dergelijke propaganda helemaal niet van belang was.
Weer wat geleerd.
Dachten Nederlanders werkelijk dat het een bedreiging voor de Republiek zou vormen als Spanje de handel met Azië monopoliseerde?
De gedachte is voor mij nieuw.
In principe levert de handel met Azië geen strategische goederen op, alleen luxe-artikelen.
En geld natuurlijk.
@8:
het lijkt mij aardig bedreigend als het land waarmee je in oorlog bent scheepsladingen geld binnenkrijgt door het monopoliseren van de handel in de oost – en jij dus niet.
@5
Het is een ziekte om massamoordenaars uit het verleden te vereren. Coen verdient naar huidige maatstaven zeker geen standbeeld. Tijd om dat ding daar in de Coenstad weg te halen.
Voortschrijdend inzicht mag best visueel gemaakt worden.
Anders kunnen we ook beter niks zeggen als ander landen massamoordenaars vereren.
@8: Ik denk dat je de opium handel bent vergeten in die gedachtengang. Opium was in die tijd een belangrijk handelsprodukt.
@4: “Hoe zou een Javaanse Coen worden herinnerd die de bevolking van Texel had uitgemoord? Hoe zou hij door Nederlanders worden beschreven uit die tijd.”
Als de Texelaren zich niet aan hun handelsovereenkomsten hielden, dan hadden ze het volledig terecht gevonden natuurlijk.
@10:
Ik ben het met je eens dat coen een massamoordenaar was en dat je die niet moet vereren, maar is het niet beter om het hele verhaal er bij te zetten?
Dan nemen mensen er tenminste kennis van; haal je het weg dan wordt niemand gewezen op ons dubieuze koloniale verleden.
@7: @8:
Blijkbaar ben ik niet de enige die dat verbaast.
@8:
“en geld natuurlijk”
Ik zou dat niet vermelden als een bijkomend detail …
@13
Daar heb je zeker een punt aan. Alleen al het standbeeld van Coen veroorzaakt telkens weer discussie.
@12:
Precies! Texelaren kun je vertrouwen!
Net zoals alle Nederlanders trouw de voorwaarden van de overgave in 1940 respecteerden, omdat daarvoor nou eenmaal getekend was.
(en jammer dat Rotterdam toch nog gebombardeerd werd, maar dat was, in de officiële geschiedschrijving (o.a. door Lou de Jong tot circa 1981), een vergissing).
@13:
Inderdaad is goed na te gaan wat de motivatie van een massa-moordenaar was.
Ook diverse huidige conflicten (Somalië, Congo, Syrië) woeden voort doordat sommige betrokkenen vrezen dat ze anders zelf ’t haasje zullen zijn.