Je moet er maar opkomen en je moet het maar durven, een heel nummer fluisterend zingen. John Cale deed het. En met een geheimzinnige, bezwerende, breekbare sfeer als resultaat. Dat, als je de plaat thuis beluistert, dat je dan steeds, ssst, moet zeggen tegen huisgenoten, stil nou, hoor je niet dan John Cale aan het zingen is, wees nou rustig, dit gaat ergens over. Vast over iets droevigs, iets pijnlijks, iets ergs, moet je niet doorheen gaan lopen te kletsen. Dan gaat het kapot. Dus nee, leg die chips nou even weg. En die krant ook, dat geritsel, je kunt ‘m toch ook op de tablet lezen? Waar zijn je pantoffels? En je kunt die piepjes van je telefoon toch uitzetten? Luister nou even naar John Cale, ssst, daar beroert hij weer een toets.