COLUMN - Er klinkt een enorme knal. Het komt uit de keuken, er ontploft iets. Ik schrik me rot.
‘Wesley is in de keuken, hoe is het met hem?’ is het eerste dat ik denk. Mijn collega zit een seconde net zo verstijfd als ik en een van de kinderen komt snel een stukje dichterbij me zitten.
Na de eerste schrik rent mijn collega naar de keuken. Ik blijf bij de kinderen. De een giechelt, de ander trilt. Tot mijn grote opluchting komt Wesley, ongedeerd, de keuken uit. Krom van het lachen.
‘Hahaha, nou, de melk is warm, hoor!’ lacht hij. Ik kijk in de magnetron. Daar ligt een plasje melk op de glazen plaat. Omringd door duizenden stukjes glas. En een metalen lepeltje… Wesley zag mijn collega en mij in de huiskamer zitten. Hij had het idee dat we trek in koffie hadden. Dat ik er altijd warme melk in doe, wist hij. En dat ik daar de magnetron voor gebruik, wist hij ook. ‘En dat er nooit metaal in een magnetron mag, wist ik ook,’ zegt hij. ‘Maar ik dacht, dertig seconden, dat kan wel. Nou, niet dus!’
Wesley is elf en ‘er zit geen kwaad in’. Hij vindt iedereen aardig, hij vindt alles leuk en is uiterst behulpzaam. Hij ligt goed in de groep en zijn moeder ziet hem, sinds hij bij ons woont, met de dag groeien.