RECENSIE - Overheid, doe iets! Neem krachtige maatregelen! Dat was de boodschap waarmee een aantal captains of industry vorige week terugkeerde van een bezoek aan Spitsbergen. Ze hadden daar met eigen ogen gezien hoe snel de klimaatverandering verloopt. De afkalvende gletsjers hadden indruk gemaakt. En dus, zo luidde hun conclusie, moet het komende kabinet met maatregelen komen. Ze klonken als doorgewinterde milieuactivisten – maar dan voorzien van bedrijfslogo’s.
Pure misleiding, zal UvA-politicoloog Hein-Anton van der Heijden hebben gezegd. Als we klimaatverandering écht willen tegenhouden, zo luidt de centrale boodschap van Na het neoliberalisme, dan redden we dat niet met een handjevol groene technologieën. Klimaatverandering is in zijn ogen inherent aan het kapitalistische systeem. Als we de aarde willen redden, moeten we naar een postkapitalistische samenleving. En dat betekent dat we ook afscheid moeten nemen van het huidige liberaal-democratische systeem. Dat is niet in staat om het klimaatprobleem op te lossen, juist omdát het onderdeel uitmaakt van datzelfde kapitalisme. Grote woorden voor een wetenschapper. Maar Van der Heijden is dan ook aanhanger van de ‘politieke ecologie’. Dat is (p. 43-44):
Een manier van denken waarbij voor het eerst een systematisch verband werd gelegd tussen kapitalisme en milieudegradatie. Volgens de politieke ecologie is het kapitalisme, met zijn inherente noodzaak tot groei, zijn competitie en concurrentie […] de belangrijkste oorzaak van de hedendaagse milieucrisis.
Politiek ecologen zien een ’tweede contradictie van het kapitalisme’. De eerste contradictie komt nog van Karl Marx, en kwam erop neer dat het kapitalisme zijn eigen doodsvijand had geschapen, namelijk het proletariaat. De nieuwe contradictie komt er op neer dat het kapitalisme zijn eigen graf graaft door het milieu te vernietigen. Die eerste contradictie leidde niet tot de val van het kapitalisme (daarover zo meteen), maar de tweede, klimaatverandering, zal, aldus de politieke ecologie, wél tot de wereldrevolutie leiden. En de milieubeweging zal de revolutionaire voorhoede zijn.
Na het neoliberalisme is wollig en pompeus geschreven (politiek ecologen willen graag serieus genomen worden) maar het is ook onthullend – en wat aandoenlijk. De politieke ecologie wordt met name gekenmerkt kenmerkt door afkeer van het ‘hegemoniale neoliberalisme’ en apocalyptische waarschuwingen voor de klimaatramp die ons te wachten staat. Daarnaast koestert Van der Heijden een nostalgisch verlangen naar de jaren zeventig, toen de wereld (volgens de politiek ecologen) door een revolutionaire fase ging en ‘links’ de kans had de wereld te verbeteren. Een voorbeeld (p. 175):
Tot in de jaren zeventig stond bij veel Europese communistische, socialistische en sociaaldemocratische partijen de socialisatie van de belangrijkste productiemiddelen prominent in het partijprogramma. Met het hegemoniaal worden van het neoliberalisme hebben de meeste linkse partijen de belofte van een andere inrichting van de samenleving ingetrokken, en beperken zij zich tot het wegschuren van van de scherpste kantjes van het neoliberalisme.
De politiek boog weer eens voor het grootkapitaal. Dat kon ook eigenlijk niet anders, ook volgens de leer der politieke ecologie, want zij is gebaseerd op het denken van de Italiaanse communist Antonio Gramsci (1891-1937). Gramsci, die de laatste elf jaar van zijn leven in de fascistische gevangenis doorbracht, had van zijn bazen in Moskou te horen gekregen dat het totalitaire fascistische regime van Mussolini slechts een nieuwe uiting van het kapitalisme was. Een geslaagde poging om de massa’s te bedwelmen en van het revolutionaire pad af te brengen door middel van met nationalistische leuzen en een beetje welvaart. In zijn theoretische werk vouwde Gramsci die redenering verder uit door te stellen dat ook de democratische liberale staten in wezen gerund werden door het grootkapitaal. De westerse democratie bestond volgens hem bij de gratie van het kapitalisme. Politici mochten het kapitalisme niet ter discussie stellen. Het hele democratische circus was bedoeld om het kapitalisme in stand te houden door de arbeider tevreden te houden met consumptiegoederen. De communistische partij had dus de taak om de arbeider te doen ontwaken, hem te leren wat zijn ware (klassen)belang was en zo écht vrij te maken.
Deze visie, al spoedig neomarxisme gedoopt, ligt aan de basis van de politieke ecologie. Met dát verschil dat politiek ecologen zich niet inzetten voor het wakker schudden van de slaapwandelende arbeidersklasse maar dat ze hun hoop hebben gevestigd op de aantasting van het milieu. Die ramp zal de massa’s tot inkeer brengen. (Klimaatverandering speelt bij hen dus dezelfde rol als de Verelendung in het klassieke marxisme.) En dan zullen de massa’s inzien dat de milieubeweging de weg naar de toekomst wijst. Het individu, dat nu nog doelloos meewaait met alle postmoderne winden, zal objectieve waarden herontdekken (p. 159; Van der Heijden citeert hier Arran Gare, Postmodernism and the Environmental Crisis, 1995):
In de postmoderne periode, waarin mensen zichzelf voortdurend veranderen naar gelang de situatie waarin zij terechtkomen, is identiteit vluchtig geworden. Identiteiten komen primair tot stand door emotionele reacties op de wereld. De manier waarop mensen zich definiëren is los komen te staan van wereldbeeld of geschiedenis, en van pogingen waarden overeind te houden en doelen te realiseren die objectief waardevoller zijn dan andere.
Hierbij is dus een belangrijke rol weggelegd voor de mondiale milieubeweging. Die lijkt momenteel wellicht klein, hopeloos versnipperd en volstrekt machteloos tegenover het kapitalisme, maar volgens Van der Heijden zal klimaatverandering voor een omslag gaan zorgen en zal de milieubeweging daardoor zó sterk groeien dat zij de ideeën mogen aandragen voor de nieuwe samenleving. Dan zal een groen tijdperk aanbreken gekenmerkt door eerlijke verdeling, kleinschaligheid, vrijheid en ga zo maar door.
Voorwaarde is wél dat de milieubeweging uit het juiste neomarxistische hout gesneden is, met andere woorden dat ze bereid is het kapitalistische systeem fundamenteel ter discussie te stellen. Van der Heijden constateert met enige spijt dat in ons land eigenlijk alleen Milieudefensie en Greenpeace aan deze eis voldoen. (Ik kan me vergissen, maar ik meen dat Greenpeace een van de meest gehaaid-commerciële goededoelenclubs ter wereld is.) Van der Heijden schetst deze toekomst verschillende malen, zoals hier (p. 201):
In een gedeglobaliseerde wereld is de menselijke maat in ere hersteld, zijn de huidige mondiale inkomensverschillen, zowel tussen individuen als tussen landen, aanzienlijk verkleind, zijn ook de grondoorzaken van klimaatverandering (verspilling, nodeloos energieverbruik, eindeloos slepen met goederen over de wereld) goeddeels verdwenen.
Maar het wordt een Brave New World want hiervoor is een ‘politisering’ van privébezit noodzakelijk. Van der Heijden zegt het niet letterlijk maar deze term komt erop neer dat anderen gaan beslissen over wat u mag bezitten en wat u mag doen. Dit blijkt wanneer hij komt te spreken over de maatregelen die volgens hem noodzakelijk zijn om klimaatverandering tegen te gaan. Zoals gezegd, technologische oplossingen zullen volgens hem niet voldoen (p. 220):
Er zijn drastischer maatregelen nodig. Die maatregelen kunnen bijvoorbeeld te maken hebben met het gedwongen sluiten van bepaalde bedrijven en het afbouwen van industrietakken die veel CO2 uitstoten. Met het inperken van de vrijheid om onbeperkt vliegreizen te maken, vlees te eten en auto te rijden; met de herstructurering van de Nederlandse landbouw van grootschalig naar kleinschaliger; en, ten slotte, met het (geheel of gedeeltelijk) afstand doen van neoliberale kapitalistische uitgangspunten en principes waarop de huidige wereldorde is gebaseerd, zoals vrijhandel, mondialisering, en de onbeperkte vrijheid van ondernemen én consumptie. Voor al deze ingrepen volstaan geen ad hoc maatregelen; er is een gecoördineerd en geavanceerd stelsel van centrale planning nodig.
En zullen de burgers dat accepteren? Jazeker, want de politieke ecologie belooft dat er een nieuwe burger zal komen. Vaarwel consument met je zwalkende identiteit, zich niet bewust van zijn historische rol; vaarwel liberale burger die vindt dat de staat hem met rust moet laten. En vaarwel republikeinse burger die zijn plichten jegens de staat wél serieus neemt maar nog te individualistisch is. De toekomst is aan de ecologische burger (p. 222):
In een postkapitalistische maatschappij (…) schiet de liberale, democratisch-elitistische opvatting van burgerschap fundamenteel tekort. Democratische participatie op alle niveaus (…) gaat uit van actieve republikeinse burgers. Die burgerschapsopvatting heeft wat betreft milieu en klimaat handen en voeten gekregen in het begrip ‘ecologisch burgerschap’. Anders dan in de republikeinse burgerschapsopvatting is bij ecologisch burgerschap de scheidslijn tussen ‘privaat’ en ‘publiek’ niet onaantastbaar. Veel private handelingen (autorijden, vlees eten, vliegreizen) hebben nu eenmaal publieke (milieu) consequenties, en de ecologische burgerschapsopvatting hecht dan ook veel belang aan het milieuverantwoordelijk handelen van individuele burgers. Ecologische burgers staan niet zo maar op; ze moeten actief worden gemaakt, ‘geconstrueerd’.
Welkom in een wereld waarin het ware geluk en de ware vrijheid bestaat uit het gehoorzamen aan de richtlijnen van de centrale planning. Het is taal die bij velen de rillingen langs de rug zal doen lopen. De aantasting van het milieu heeft natuurlijk al geleid tot vele kleine voorbeelden van het ‘politiseren’ van privébezit en vrijheid. Er staat de wereldburger wat dat betreft vast nog meer te wachten. De vraag is in hoeverre de mens hiertoe bereid zal zijn in ruil voor het behoud van het oude klimaat. De door Van der Heijden geschetste uitkomst lijkt in elk geval nauwelijks aantrekkelijk, onhaalbaar én onmogelijk vol te houden.
Van der Heijden houdt in zijn slothoofdstuk nog een warm pleidooi (echt Gramsciaans is het niet) voor een versterkte Europese Unie die qua klimaatbeleid het voortouw kan nemen. Nu Engeland de Unie verlaat, en het noordwestelijk milieuvriendelijk blok ernstig averij oploopt, lijkt dat verder weg dan ooit.
Maar dat soort details zijn geen probleem. Van der Heijden benadrukt een aantal keer dat politieke ecologen op enige afstand staan van de politieke realiteit. En dat vinden ze een voordeel. Dan kun je de dingen beter overzien. Als je te dicht bij de realiteit komt, kun je gemakkelijk verstrikt raken in het dominante discours waarin kapitalisten zeggen dat er niks mis is, dat de massa gewoon door kan gaan met consumeren en dat zij het klimaatprobleem technologisch zullen fiksen.
De kans is inderdaad groot dat dit misleiding zal blijken te zijn. Maar dromen van de klasseloze groene maatschappij, van centrale planning van productie en consumptie en van de heropvoeding van de burger zodat hij deze totalitaire staat als goed en noodzakelijk zal ervaren – dat is nog minder realistisch.
Hein-Anton van der Heijden, Na het neoliberalisme, uitgeverij Eburon, 297 blz., 24,50 euro.
***
Het Amsterdamse debatcentrum “De Balie” organiseert op donderdag 11 mei om 15:00 een discussie, waarin Hein-Anton van der Heijden spreekt met Jaap Tielbeke, Frank Wassenberg, Joris Thijssen, Marlies Glasius en Donald Pols over de stelling dat het neoliberalisme een onderdeel is van het probleem en niet van de oplossing.
Reacties (5)
Kortom, we are fucked anyway; een ecologisch verantwoorde planeet maar met een soort van eco-totalitaire staat die basis individuele keuze mogelijkheden en vrijheden beperkt ofwel lekker door consumeren, produceren en ” keihard genieten” maar wel op een planeet die langzaam naar de klote gaat….
Ergens nog een tussenweg mogelijk?
Politiek ecologisten zijn erg optimistisch. Juist vanwege het kapitalistische geroep: “Ze komen aan je auto, biefstuk en vakantie naar de Canarische eilanden!” waar Marcel ook al aan refereert (en dat momenteel ook al heel goed werkt, zo bewijzen zo’n beetje alle verkiezingen), gaat de massa zich laten blijven misleiden, waardoor uiteindelijk het kapitalisme niet alleen zichzelf, maar ook de volledige samenleving zal ondergraven (en dan zal daadwerkelijk vrijwel iedereen zijn auto, biefstuk en vakantie verliezen). Tegen de tijd dat de ellende zichtbaar wordt, is het te laat om het tij nog te keren en dan is het iedereen voor zich en degene die voordien het meest verzameld heeft, heeft nog een aangenaam leventje (op de Kerguelen ofzo).
Het stuk komt wat hysterisch over. Al lezend bekruipt me het gevoel dat een oproep om tot collectieve actie te komen wordt gelijkgesteld aan terugverlangen naar het dictatoriale communisme.
Staat geluk en vrijheid echt gelijk aan het vermogen om zoveel mogelijk te produceren en consumeren?
Nog niet heel lang geleden kraaide er geen haan naar als je je leefomgeving vergiftigde met chemisch afval zonder dat anderen daar de directe gevolgen van ondervonden. Inmiddels is dat not done. Voelt dit als een beperking van vrijheden?
Als we een paar duidelijke ecologische rampjes verder zijn zal de moraal zich aanpassen en ben je asociaal als je voor je eigen plezier het klimaat belast of grondstoffen loopt te verspillen.
Die rampjes laten nog wel 20 jaar op zich wachten. We kunnen voorlopig nog ons vermeende geluk najagen door zo snel mogelijk grondstoffen om te zetten in vervuiling en afval. Helaas is de tijd om erger te voorkomen dan ook geweest.
@: “.. milieubeweging uit het juiste neomarxistische hout gesneden is, dat ze bereid is het kapitalistische systeem fundamenteel ter discussie te stellen. Van der Heijden constateert dat alleen Milieudefensie en Greenpeace aan deze eis voldoen.”
– met de instemming van het milieuakkoord bleef dat goed verborgen. Nadruk op zeewind met bijbehorende winst voor grote bedrijven en zonder hinder van een CO2 heffing, past goed in een kapitalistische aanpak
Kom maar op met die biefstuk van kweekvlees. Maar helaas zijn we nog niet zover. Heeft geduld met deze ontwikkelingen en wacht nog even met de revolutie. En al helemaal als die zogenaamd Neo-Marxistisch zou moeten zijn, daar creëer je alleen maar nog meer Neo’s mee. Pak liever het afromen van inkomsten van burgers en overheden door belastingontwijkers en andere handelaren aan, zodat het oppotten van geld niet zo’n groot beslag legt op de vraag naar geld (slecht voor de consument, slecht voor de inflatie, slecht voor de rente, slecht voor het bedrijfsleven en slecht voor het vertrouwen). Dat zou een enorme stimulans kunnen zijn voor innovatie op gebied van een sociaal-culturele ecologie. De samenleving komt pas tot rust als bepaalde zekerheden gegarandeerd zijn. Van daaruit zul je minder dwang hoeven toe te passen, en kunnen mensen beter naar elkaar luisteren en andermans goede ideëen makkelijker accepteren.
Ik vrees dat het boekje van Van der Heijden net zo’n splijtzwam zal zijn als al die andere politiek georiënteerde boekjes waar men de buik vol van heeft. Politieke consensus is nog geen culturele consensus, en die laatste heb je keihard nodig om ruim draagvlak te creëeren.