De criminalisering van mensensmokkel door de overheid staat in scherp contrast met het beeld dat de illegale migranten ervan hebben. Voor de een is het een vorm van georganiseerde misdaad, voor de ander een manier om toegang te krijgen tot beter betaald werk. De overheid gaat aan deze werkelijkheid voorbij, stelt Richard Staring, hoogleraar ‘Mobiliteit, toezicht en criminaliteit’ aan de Erasmus School of Law, Erasmus Universiteit Rotterdam.
De afgelopen jaren hebben uitzonderlijke gevallen het beeld van de overheid over mensensmokkel gedomineerd en het beleid op deze terreinen mede gestuurd. Denk aan het Dover-drama met Sister Ping, de Sneepzaak of de Marokkaanse slaaf op de Dappermarkt. Deze extreme zaken zijn beeldbepalend voor de komst, het verblijf en de gedwongen terugkeer van illegale vreemdelingen geworden. De overheid ziet mensensmokkel als een serieuze en ernstige vorm van georganiseerde misdaad die het migratiebeleid en de integratie van de gevestigde allochtonen ondermijnt.
Migranten daarentegen beschouwen het als een al dan niet betaalde dienst om familieleden bij zich te krijgen. Waar de overheid bang is voor de aanzuigende werking van versoepelingen in het migratiebeleid, doen de illegale vreemdelingen een informeel beroep op familieleden die toevallig in Nederland wonen. Waar de overheid illegaliteit criminaliseert, ziet de illegale vreemdeling zijn status als een min of meer vanzelfsprekende consequentie van zijn aanwezigheid zonder verblijfsdocumenten. Het is moderne slavernij met al zijn uitbuiting tegenover een sociaal arrangement met specifieke economische arbeidsverhoudingen met geaccepteerde en normatief begrensde uitbuiting. Kortom, rond de komst, het verblijf en de terugkeer van illegale vreemdelingen is er sprake van een kloof in betekenisgeving tussen de overheid en de migranten.
Het Nederlandse illegalenbeleid staat in het teken van het tegengaan en ontmoedigen van illegaal verblijf. Dat lijkt succesvol: telden onderzoekers in 2002 nog ruim 211.000 illegalen in Nederland, in 2009 was dit aantal meer dan gehalveerd tot ruim 97.000 personen die onrechtmatig in Nederland verblijven. Maar deze afname komt vooral door de insluiting van landen als Roemenië en Bulgarije in de Europese Unie (en inwoners uit die landen dus niet meer als illegalen worden beschouwd) en niet zozeer door een duidelijke afname van het aantal niet-westerse illegale vreemdelingen.
Uit onderzoek onder illegale vreemdelingen uit uiteenlopende herkomstlanden, met verschillende achtergronden en migratiemotieven, blijkt dat zij door het strengere beleid geen toegang meer hebben tot de voorzieningen van de verzorgingsstaat en evenmin tot ‘wit werk’. Illegalen zijn voor hun bestaan in toenemende mate aangewezen op ‘zwart werk’ en liefdadigheid. Illegale vreemdelingen maken deel uit van sociale arrangementen of morele economieën waarin de verhoudingen van illegalen met informele werkgevers en huisbazen bepaald worden door normen van wederkerigheid, patronen van risicomijdend gedrag en ideeën over rechtvaardigheid. Dit alles in een context waarin een overheid slecht benaderbaar is.
De titel van mijn oratie was ‘Moderne slavernij of gewoon werk?’. Vanuit het perspectief van de illegale vreemdelingen is er geen sprake van slavernij. Maar we kunnen de arbeidsverhoudingen tussen illegalen en hun werkgevers evenmin duiden als gewoon werk. Veeleer hebben we te maken met informele arbeid onder slechte en onzekere omstandigheden waarbij de arbeidsverhoudingen tussen de illegale vreemdelingen en de werkgevers vaak uit balans en soms ernstig verstoord zijn. Tegelijkertijd zijn er informele normen over rechtvaardigheid en onrecht die in samenhang met het risicomijdende gedrag van illegale vreemdelingen een rem vormen op de meer extreme vormen van negatieve wederkerigheid. De overheid gaat aan deze werkelijkheid voorbij. De terminologie van georganiseerde mensensmokkel, moderne slavernij en exploitatie, verhult de achterliggende sociale processen van in- en uitsluiting en economische processen van vraag en aanbod.
Geen einde aan mensensmokkel
De overheid kiest in de aanpak van mensenhandel voor een juridische oplossing van wat in feite een normatieve problematiek is. De overheid kan zonder verklaringen van de slachtoffers van mensensmokkel tot veroordelingen komen, maar gaat daarbij voorbij aan bestaande sociale arrangementen. Daarmee wil ik overigens niet beweren dat de slachtoffers van mensenhandel zich niet in mensonterende situaties zouden kunnen bevinden. Maar er bestaat ook een andere werkelijkheid, met andere normen over wat rechtvaardig en onrechtvaardig is en waar betrokkenen op informele manieren hun recht halen.
Een beleid dat steeds verder van de alledaagse werkelijkheid af komt te staan en als oplossing meer toezicht, meer controle en meer repressie aandraagt, draagt bij aan een verplaatsing en verharding van de problematiek. In de praktijk kunnen we deze processen al waarnemen. Met de toegenomen controle op prostitutie is mensenhandel onverminderd aanwezig en verdwijnt deze steeds meer backstage. Met de voorgenomen criminalisering van illegaal verblijf zal huisvesting en arbeid voor illegalen nog meer een schaars goed worden en krijgen de malafide of criminele aanbieders van diensten nog meer macht. Tegelijkertijd leren studies vanuit de gemeenschappen zelf hoe complex de mechanismen zijn die er spelen. Wederkerigheidsrelaties binnen sociale netwerken gaan hand in hand met wantrouwen. Toenemende controle zullen de bestaande sociale arrangementen beïnvloeden waarbij illegale migranten kwetsbaarder worden ten opzichte van de informele dienstverleners.
Ik heb tot dusverre niet gesproken over onderzoeksmethoden, maar om toekomstige vragen naar de komst, het illegaal verblijf en de terugkeer vanuit de perspectieven van betrokkenen te kunnen beantwoorden, dienen we hoe dan ook in contact te blijven met de direct betrokkenen. Met de zogenaamde kanslozen, de vertegenwoordigers van de nieuwe onderklasse, de illegalen en al die anderen die deel uitmaken van deze leefwereld. Er is wat mij betreft een blijvende noodzaak – naast allerlei andere vormen van dataverzameling – om onderzoek from below te verrichten. Een blijvende noodzaak voor meer ‘good old etnography’ zoals David Brotherton (2011) het zo mooi verwoordde. Niet om het exotische in de samenleving te laten zien, maar om het perspectief en de betekenissen van de betrokkenen te leren kennen en te contrasteren met de legitimiteit en effecten van het migratiebeleid. Het centraal stellen van een dergelijk perspectief en methode betekent investeren in goede, jonge criminologen met een scherp theoretisch oog, die bereid zijn om het veld in te trekken en oog hebben voor complexiteit en de humanitaire aspecten van de fenomenen onder studie.
Dit stuk is gebaseerd op de oratie die Richard Staring op 2 december 2011 heeft uitgesproken bij zijn aantreden als bijzonder hoogleraar ‘Mobiliteit, toezicht en criminaliteit’ aan de Erasmus School of Law, Erasmus Universiteit Rotterdam.
Reacties (10)
Wat is nou het “tegendraadse effect”? Bedoelt Staring niet “ambivalentie” of “tegenstrijdig effect”?
‘De criminalisering van mensensmokkel door de overheid staat in scherp contrast met het beeld dat de illegale migranten ervan hebben.’
Een lachwekkende these. Wie dat niet onmiddellijk inziet, kan ik niet helpen.
Ik ben benieuwder naar je reactie op de andere punten in het artikel. Met name dat criminalisering van illegalen ze uitsluit van ‘wit’ werk en dat dat de reden is dat ze zwart werk moeten aannemen. Hoe repressiever het beleid, hoe banger de illegaal is voor de overheid en hoe meer macht de uitbuiters krijgen.
Oratie Dr. R.H.J.M. Staring Titel oratie `Moderne slavernij of gewoon werk?' — Leerstoel: bijz. hl. vanw. de Ver. Trustfonds EUR, met de leeropdr. Mobiliteit, toezicht en criminaliteit Datum 02 december 2011 16:00 — Locatie: Arminius — Faculteit Erasmus School of Law (ESL) Kloof tussen beeld overheid en illegalen over illegale migratie Moderne slavernij vs geaccepteerde uitbuiting Illegale vreemdelingen geven een heel andere betekenis aan mensenhandel en uitbuiting dan de overheid. Waar de overheid spreekt over moderne slavernij, daar is er volgens migranten sprake van specifieke economische arbeidsverhoudingen met geaccepteerde en begrensde uitbuiting. Die kloof in betekenissen zorgt voor een weinig succesvol beleid ten aanzien van het verblijf en de terugkeer van illegale vreemdelingen. Dat stelt dr. Richard Staring in zijn oratie `Moderne slavernij, of gewoon werk?' op vrijdag 2 december 2011. Hij gaat de bijzondere leerstoel `Mobiliteit, toezicht en criminaliteit' bekleden vanwege het Erasmus Trustfonds.
Ìk denk dat illegaal illegaal is en dat Staring dat met een stortvloed van woorden alias begripsverwarring wil verdonkeremanen.
Dat illegale immigranten er andere waarden en normen op nahouden dan wij = onze Overheid, is duidelijk, maar zij vallen er ons mee lastig, wij met die van ons niet hen.
Een A. komen en gaan van migranten op basis van economische vraag en – aanbod, is strikt van B. illegale, afgeperste immigratie te onderscheiden.
Bij gedeeltelijke opheffing van ons verstarrend sociale zekerheidsstelsel kan B. op een natuurlijke wijze overgaan in het normale A.
Hoezo vallen immigranten die hier illegaal verblijven “ons” lastig met hun ideeën over wat rechtvaardige arbeidsverhoudingen zijn? Daar denken aspergetelers en mensen met hulp in de huishouding heel anders over.
Het is de NL overheid die immigranten lastigvalt door eerst barrières op te werpen voor migranten die aan willen pakken, en immigranten zonder verblijfsvergunning vervolgens te criminaliseren.
Hier is een idee: creëer een wettelijk kader waarin illegale migranten een verblijfsstatus kunnen krijgen met minimale rechten (dus geen recht op uitkering, etc.). Geef hun kinderen, voor zover die hier geboren worden, de Nederlandse nationaliteit.
“Een beleid dat steeds verder van de alledaagse werkelijkheid af komt te staan en als oplossing meer toezicht, meer controle en meer repressie aandraagt, draagt bij aan een verplaatsing en verharding van de problematiek.”
Dit lijkt me inderdaad de kern van de zaak. Het doet denken aan de drooglegging en de ‘war on drugs’. Uit de illegaliteit halen, de-criminaliseren, en reguleren. Scheelt een hoop geld, en je zult zien dat betrokkenen dan veel meer geneigd zijn mee te werken.
De overheid ziet belastingontduiking als een serieuze en ernstige vorm van georganiseerde misdaad die de solidariteit en het staatsbudget ondermijnt.
Belastingontduikers daarentegen beschouwen het als een al dan niet betaalde dienst om creatief met de geboden mogelijkheden om te gaan. Waar de overheid bang is voor de aanzuigende werking van versoepelingen in het belastingstelsel, doen de belastingontduikers een beroep op accountants die toevallig verstand van belastingen hebben. Waar de overheid illegaliteit criminaliseert, ziet de belastingontduiker zijn gedrag als min of meer vanzelfsprekend. Het is belastingontduiking met al zijn uitbuiting tegenover “economische creativiteit”. Kortom, rond het betalen van belasting is er sprake van een kloof in betekenisgeving tussen de overheid en de belastingontduiker.
De overheid kiest in de aanpak van belastingontduiking voor een juridische oplossing van wat in feite een normatieve problematiek is. De overheid kan zonder verklaringen van de belastingontduikers tot veroordelingen komen, maar gaat daarbij voorbij aan bestaande sociale arrangementen. Daarmee wil ik overigens niet beweren dat de belastingontduikers zich niet in financieel moeilijke situaties zouden kunnen bevinden. Maar er bestaat ook een andere werkelijkheid, met andere normen over wat rechtvaardig en onrechtvaardig is en waar betrokkenen op informele manieren hun recht halen.
Een beleid dat steeds verder van de alledaagse werkelijkheid af komt te staan en als oplossing meer toezicht, meer controle en meer repressie aandraagt, draagt bij aan een verplaatsing en verharding van de problematiek. In de praktijk kunnen we deze processen al waarnemen. Met de toegenomen controle op prostitutie is mensenhandel onverminderd aanwezig en verdwijnt deze steeds meer backstage. Met de voorgenomen criminalisering van belastingontduiking zal “creatieve accountancy” nog meer een schaars goed worden en krijgen de malafide of criminele aanbieders van diensten nog meer macht. Tegelijkertijd leren studies vanuit de gemeenschappen zelf hoe complex de mechanismen zijn die er spelen. Wederkerigheidsrelaties binnen sociale netwerken gaan hand in hand met wantrouwen. Toenemende controle zullen de bestaande sociale arrangementen beïnvloeden waarbij belastingontduikers kwetsbaarder worden ten opzichte van de overheid.
Kortom: nix doen tegen belastingontduikers, want: zielig…
Toch?
“Kortom: nix doen tegen belastingontduikers”
Een mooie beschrijving en omschrijving van het huidige beleid. Alleen de reden, die je opgeeft, is wat anders. Het is niet omdat die mensen zielig zijn, maar omdat belastingontduikers veel geld en dus macht hebben hebben. Illegalen zijn een veel gemakkelijker doelwit. Net zoals het gemakkelijker is om de bijstandsuitkeringen te korten dan om de hypotheekrente voor villa’s af te bouwen.
Staring. ‘Kortom, rond de komst, het verblijf en de terugkeer van illegale vreemdelingen is er sprake van een kloof in betekenisgeving tussen de overheid en de migranten.’
Hierop valt iets af te dingen en aan toe te voegen.
De meeste immigranten die hopen hier allochtoon te zullen worden opgenomen, weten echt wel iets* van onze overheid (= Nederlanders, Westerlingen) af. Was dat niet zo, ze waren thuis gebleven, of als wilde nomaden in Buiten-Mongolie, Afghanistan of Dahomey verzeild geraakt, en hoogstens enkelen bij toeval hier. En wat ze willen, kunnen ze gewoonlijk ook wel voldoende tot uitdrukking brengen, in een soort van mondiale ‘pidgin’ vrijtaal (PVT). Wel lijkt PVT lexicaal getypeerd, een beetje als het Chinees.
Fundamenteel aspect en defect van het PVT is zijn karakter. Mechanistisch, waarden-loos. Een taal van woorden in losse contacten opgedaan en in elkaar geflanst, een papegaaientaal. In zo’n spraak stoten mensen bepaalde klanken uit waarvan de ervaring ze heeft geleerd dat die het gewenste effect sorteren. En wanneer door onbegrip onzerzijds ziekelijke verwachtingen van immigranten over voorspoed en een lang leven in den vreemde onvoldoende uitkomen, is nu alert-zijn geboden.
Wat die woorden betreft, daarvan mogen wij geloven dat ze in verreweg de meeste gevallen effectief-verstaanbaar worden uitgesproken. Het bewijs daarvan levert hun effect. Vertegenwoordigers van niet-Westerse volken zijn bij voorbeeld hier voor brood = ‘bread’ gearriveerd. Wanneer ze dát woord goed hoorbaar hebben uitgebracht, worden ze door blij-gedienstige autochtonen over het juiste adres ervoor geïnformeerd. Nadat de immigranten zich daarheen hebben gespoed, verwachten zij niet met een steen of een schorpioen te worden afgescheept; of door een politieagent mee naar het bureau te worden genomen als eerste stap op weg terug naar huis. En kregen ze een keer door een dom-Hollands misverstand even niet waarvoor ze gekomen waren, mocht je hun welgemeende klacht ‘fuck the ……’ aanhoren. Maar ook deze verzuchting – laten wij het goedmoedig of lafhartig geen schelden noemen – is een bevestiging van mijn these van het effectieve gebruik van woorden uit het PVT.
PVT-praters. Je geloofde dat je ze verstond, terwijl ze toch iets heel anders bedoelden. Ze hádden het over democratie, maar droomden van uitkeringen. Ze waren gekomen, zeiden ze, voor de vrijheid, maar dachten daarbij aan het straffeloos besnijden van hun dochters. En ze wisten dat als ze democratie zouden lispelen of blèren, en vrijheid, jij met je staart zou gaan kwispelen. En met zoiets moet je rekening houden en vanaf het begin of daarvóór nog je betrekkingen regelen. Wat het handhaven van enige distantie vereist. Aan direct contact kun je je lelijk branden.
* Laat Staring daar eens Naipaul op naslaan, en het boek erover van onze Onderminister van Vrmdlz. 1982-1989