INTERVIEW - Wat zijn de gevolgen van belastingontwijking voor ontwikkelingslanden? Daarop promoveerde Francis Weyzig afgelopen woensdag aan de Radbouduniversiteit Nijmegen. ‘Ik heb altijd geprobeerd heel duidelijk te zijn met de interpretatie. Dus van mij hoor je ook niet zo snel over hoe schandalig het allemaal is. Ik probeer juist om de maatschappelijke discussie te voeden met wetenschappelijk onderzoek.’
We horen veel in het nieuws over dit onderwerp, wat is er nieuw aan jouw onderzoek?
‘Één van de dingen die nieuw was, is dat ik de eerste was die de gedetailleerde data van de Nederlandsche bank heeft kunnen gebruiken. Dat zijn data over de Bijzondere Financiële Instellingen (BFI’s), de financiële draaischijven van buitenlandse multinationals. Omdat die data zo gedetailleerd zijn, kan je daar heel veel mee in kaart brengen. Ik laat zien hoeveel dividenden of renteontvangsten er wordt ontvangen uit ontwikkelingslanden, maar ook hoeveel wordt doorbetaald aan obligatiehouders, hoeveel wordt doorbetaald binnen het concern en specifiek naar vestigingen op eilanden als Bermuda en de Kaaimaneilanden. Daarin is dit onderzoek heel specifiek dus dat is ook nieuw.’
Wat was je conclusie?
‘Het blijkt dat directe investeringen in ontwikkelingslanden best wel hoog zijn, zowel voor ontwikkelingslanden die geen belastingverdrag hebben met Nederland, als ontwikkelingslanden die wel een belastingverdrag hebben met Nederland. Het gaat om substantiële bedragen: een aantal jaar geleden liep 53 miljard euro aan totaal bestaande investeringen via Nederland. Het grootste deel kwam uit de Europese Unie en andere hoge inkomenslanden zoals de VS, Japan en Canada. Er komt ook een gedeelte uit belastingparadijzen, zoals de Kaaimaneilanden, Bermuda maar ook Luxemburg en Zwitserland. Het blijkt dat ook deze belastingparadijzen tussenschakels zijn, dus als geld uit Luxemburg via Nederland wordt geïnvesteerd in Zambia, dan is Luxemburg meestal ook een tussenschakel en komt het uiteindelijk bijvoorbeeld uit het Verenigd Koninkrijk.
Ik heb ook gekeken naar de inkomstenstromen. Dividenden zijn de grootste inkomstenstroom uit ontwikkelingslanden met belastingverdragen met Nederland: zo’n 6 miljard in 2007. Daarvan wordt ongeveer de helft doorbetaald aan de volgende aandeelhouder. Dat geld komt bijvoorbeeld uit Indonesië, wordt overgemaakt naar een Nederlandse tussenschakel en die maakt het weer over naar een moeder in Engeland of Duitsland. Dat is treaty shopping en dan wordt er gebruik gemaakt van de Nederlandse belastingverdragen waarmee een heffing op de dividendenuitkeringen wordt ontweken.
Als je kijkt naar rentestromen, ging een klein deel van ongeveer 200 miljoen naar belastingparadijzen, dat is niet heel veel. Het zijn vrij agressieve constructies, maar het is eigenlijk ten opzichte van de totale stroom een bescheiden onderdeel. Een veel groter deel gaat naar obligatiehouders. Dat zijn bedrijven uit ontwikkelingslanden zelf, zoals een Indonesische multinational of een Nigeriaanse bank. Die geven obligaties uit, niet rechtstreeks vanuit Indonesië of Nigeria maar via een schakel in Nederland. De Nederlandse tussenschakel haalt daarmee geld op, wat weer wordt doorgeleend aan het moederbedrijf. Dat is om te zorgen dat de rentebetalingen zo weinig mogelijk afgedragen hoeven te worden. Dus het grootste issue is eigenlijk die obligatie-uitgiftes.
De derde vorm van inkomstenstromen zijn de royalty’s. Iedereen denkt bij royalty’s meteen aan Google. Maar wat is het nou met die constructie van Google? Je kunt niet zien waar het vandaan komt. Het geld gaat eerst naar Ierland en vervolgens via Nederland naar Bermuda. Je kunt niet zien welk aandeel van ontwikkelingslanden daar in zit. Je zou verwachten dat Google minder adverteert in Afrika en dat in Europa en het Midden-Oosten de grootste verliezen zitten, niet zozeer in Afrika. Ik heb gekeken naar andere soorten structuren, waarbij de royalty’s rechtstreeks uit ontwikkelingslanden komen. Er komt uit ontwikkelingslanden die een belastingverdrag hadden met Nederland zo’n 400 miljoen (2007) en het grootste deel daarvan blijft in Nederland. Met deze structuur blijft het geld in Nederland. Een voorbeeld is het bedrijf SABMiller, een grote brouwerij. De royalty’s komen voor een deel uit Zuid-Afrika, Ghana en Zambia, maar er is waarschijnlijk sprake van een bijzondere behandeling van deze royaltyinkomsten waardoor het in Nederland tegen een laag tarief wordt belast. Dat is pure winstverschuiving van ontwikkelingslanden naar Nederland.
Ik heb ook onderzocht om welke landen het gaat. Een aantal landen springen eruit: de Filipijnen, Ghana, Oekraïne, Indonesië en Mongolië. Dat zijn landen die een vrij bijzonder belastingverdrag hebben met Nederland, waarbij het Nederlandse verdrag voor investeerders gunstiger is dan de meeste andere verdragen die deze landen hebben. Daarnaast zijn er ook grote investeringen via Nederland in bijvoorbeeld Mauritanië, Kenia of Angola waarmee Nederland geen verdrag heeft. Dus het gaat niet alleen om belastingverdragen, er zijn ook andere redenen, zoals investeringsverdragen. Bangladesh heeft wel een belastingverdrag met Nederland, maar daar is weinig mis mee, er wordt ook nauwelijks via Nederland in Bangladesh geïnvesteerd. Maar in Ghana lopen twintig procent van alle investeringen, inclusief grote olieboringen voor de kust van Ghana, via Nederland. Als er eenmaal grote winsten worden geboekt, wordt zo’n land dus wel geraakt. Het verschilt heel erg per land.’
Er zijn een aantal onderzoeken geweest die allemaal verschillende bedragen noemen. Om hoeveel geld gaat het nou eigenlijk?
‘Die schattingen zijn verschillend omdat er verschillende data zijn gebruikt, omdat er verschillende aannames zijn gebruikt en omdat er wordt gekeken naar verschillende landengroepen. Ieder van die studies heeft sterke en zwakke kanten. Maar één ding wat ik zou willen meegeven is: iedereen wil graag precies een getal erop plakken, maar je hebt nu eenmaal met ruwe aannames te maken. De schatting die ik zelf doe is ook niet één getal, maar een bedrag tussen de 150 en de 500 miljoen. De bottom line is: het gaat om substantiële bedragen en het verschilt ook heel erg per jaar. Je kunt wel een precies getal noemen maar volgend jaar is het weer anders.’
De Algemene Rekenkamer is gevraagd onderzoek te doen hiernaar. Denk je dat er behoefte is aan meer onderzoek of ligt er nu genoeg en moeten we aan de slag?
‘Een combinatie van beiden. Het kabinet heeft nu aangekondigd om ontwikkelingslanden aan te bieden anti-misbruik clausules op te nemen in belastingverdragen met Nederland. Dat is een mooi initiatief. Naar misbruik van belastingverdragen kun je wel meer onderzoek naar gaan doen, maar het is nu interessanter om te kijken welke landen zo’n verdrag gaan heronderhandelen en hoe die onderhandelingen gaan verlopen. Maar er zijn ook nog andere onderwerpen waar minder onderzoek over is gedaan omdat het moeilijker is en omdat je niet zo makkelijk data op een rijtje krijgt. Bijvoorbeeld over taks rulings die sommige bedrijven hebben met de Nederlandse belastingdienst en vermogenswinsten. Dan moet je per deal kijken: wat is hier gebeurd en wat is de rol van de Nederlandse schakel? Daar is nog meer onderzoek nodig om het probleem in kaart te brengen.’
Het opnemen van anti-misbruikclausules noem je al een goed initiatief, wat zou er nog meer moeten gebeuren?
‘Ik vind het een goed initiatief omdat het één van de dingen is die Nederland zelf kan doen. Voor sommige landen is Nederland de aantrekkelijkste route, dus als de route via Nederland niet meer bestaat, is het niet zo makkelijk om het via een andere route wel te doen.
De clausules moeten wel alles dekken: de dividenden, rente, royalty’s en de vermogenswinsten. Nederland moet ook de informatie verstrekken die de landen nodig hebben. Die landen zien dat dividenden en rente naar Nederland gaan, maar weten niet wat er vervolgens mee gebeurt en dat is ook gekkenwerk om uit te zoeken. Terwijl de Nederlandse belastingdienst precies weet wat ermee gebeurt en makkelijk kan zien of er mogelijk sprake van misbruik is of niet.
Er wordt veel geroepen dat het allemaal op internationaal niveau opgelost moet worden. Met sommige dingen is dat zo, maar dat is heel lastig. De OESO is ooit in 1998 begonnen met een project tegen schadelijke belastingstructuren, maar dat is stil komen te liggen omdat er geen vooruitgang werd geboekt. Afgelopen jaar is dat nieuw leven ingeblazen en nu zit er veel meer druk achter, door de G20 en de financiële crisis, dus dit keer gaat het waarschijnlijk iets verder komen.’
Er wordt gezegd dat de ontwijking dan naar een ander land verschuift maar met de specifieke Nederlandse belastingverdragen. Is dat dus niet zo?
‘Dus dat vind ik een beetje een flauw argument. In sommige gevallen kan er verschuiving zijn, maar dat is ook lastig. Er lopen bijvoorbeeld nog veel investeringen via de Antillen naar Nederlandse tussenschakels. Vroeger was dat belastingtechnisch een aantrekkelijke route, maar tegenwoordig niet meer. Maar die structuren bestaan nog steeds, want de meeste bedrijven gaan niet ieder jaar alles aanpassen omdat dit kostbaar is. Bij een bedrijf als Google zijn de belangen zo enorm, dat zal waarschijnlijk wel uitwijken naar een ander land, maar het is soms ingewikkeld om dat te doen zonder dat er ergens op die verkooptransacties belasting betaald moet worden.
En bedenk ook, Nederland is de grootste tussenschakel wereldwijd voor Buitenlandse Directe Investeringen (FDI). Van alle FDI loopt tegen de vijftien procent via Nederland, en dat is voor ontwikkelingslanden tegen de tien procent. Dus als Nederland nou als grootste land de stap neemt, gaat het helpen. Dit zijn wel reparaties op de korte termijn. Het belastingsysteem voor multinationale ondernemingen werkt eigenlijk niet goed meer. Het zijn allemaal nationale belastingsystemen, die sluiten nooit helemaal goed op elkaar aan. Ondernemingen die wereldwijd opereren kunnen daar misbruik van maken. Op de lange termijn is er een heel ander soort belastingheffing nodig, die aansluit bij de manier waarop multinationals georganiseerd zijn. Daar moet Nederland zich ook voor inzetten want dat is goed voor zowel investeerders in Nederland als Nederlandse bedrijven die in het buitenland investeren.’
Zijn staten de boeman? Omdat hun regelgeving deze praktijken toelaat?
‘Dat is veel te makkelijk. Bedrijven hebben ook gewoon een eigen verantwoordelijkheid, belastingadviseurs ook. Je kunt van staten niet verwachten dat alles continue up to date blijft, die hebben ook met wetgevingsprocessen te maken. Puur de schuld geven aan regelgeving…dan houd je geen rekening met wat je mogelijkerwijs kunt reguleren gezien de financiële innovatie.’
Is er nu politiek momentum om dit allemaal aan te pakken?
‘Absoluut! Je moet je bedenken, iets meer dan zes jaar geleden had het Netherlands Foreign Investment Agency nog op de website staan: “Let’s face it: ask foreign companies why they’re really located here, and nearly everyone will reply that it’s because of the favorable tax ruling”. Als je nu kijkt naar klimaat dat de staatssecretaris zit uit te leggen, wat voor maatregelen hij neemt om te zorgen dat er niet onbedoeld gebruik wordt gemaakt van Nederlandse tussenschakels, dan zijn we al ver gekomen. De financiële crisis heeft daar een grote rol in gespeeld. Met alle bezuinigingen zijn mensen er gevoelig voor of die pijn wel eerlijk wordt verdeeld. Maar je ziet ook dat onderzoeksjournalisten een hele grote bijdrage hebben geleverd. Heel veel van die cases, die veel aandacht trekken en beleidsmakers dwingen om te reageren zijn uitgezocht door onderzoeksjournalisten die er jaren bovenop hebben gezeten.’
Hoe kunnen we dit onderwerp blijven volgen?
‘Er is van alles in ontwikkeling, dus het is heel interessant om te blijven volgen. Er zijn nu maatregelen aangekondigd door het kabinet, die worden nog uitgewerkt. De OESO komt de komende jaren met actieplannen om bepaalde structuren aan te pakken op internationaal gebied. Maar ook de wetgeving dat bedrijven per land hun financiën moeten gaan rapporteren. Dan kan je dus zien: zijn er bedrijven die alles daar verkopen en produceren, maar op een hele andere plek hun winst rapporteren?’
Heb je nog tips voor de ngo-sector?
‘Het is belangrijk dat er goede coördinatie en samenwerking met de Zuidelijke partners is over wat er hier gebeurt en wat de problemen daar zijn en dat ngo’s contact houden en informatie uitwisselen met ngo’s in de landen waar de verdragen worden heronderhandeld. Er is al goede internationale samenwerking, maar het kan nog meer nadruk krijgen. Dit is wel een internationaal probleem, dus je moet het ook serieus internationaal organiseren.’
Via Vice Versa.