De vorige keer behandelden we het mogelijke belang van het boeddhisme voor de hellenistische filosofie en het leven van zijn grondlegger, Boeddha. Het is niet helemaal duidelijk wanneer deze wijsheidsleraar precies leefde, maar schattingen lopen uiteen tussen de de zesde eeuw v.Chr. (‘Achsenzeit’) en de vierde eeuw v.Chr. Dat sommige Grieken, zoals Pyrrhon van Elis, in India in de leer zouden zijn gegaan bij Boeddha, is onbewijsbaar, en het klinkt ook niet waarschijnlijk. De zogenaamde Indiase ‘naaktfilosofen’ waarnaar Pyrrhon volgens getuigenissen zou hebben verwezen doen niet erg Boeddhistisch aan. Zij zouden eerder behoord kunnen hebben tot het Jaïnisme of een andere spirituele sekte. We zullen het er daarom maar op houden dat eventuele beïnvloeding niet rechtstreeks is geweest. Het Perzische Rijk kan echter een doorgeefluik zijn geweest.
Ook de andere kant op trouwens. Maar terwijl er intrigerende aanwijzingen zijn voor Indische invloed op een Hegesias en de voornoemde Pyrrhon en het bij hem beginnende Grieks/Romeinse scepticisme, ontbreken zulke aanwijzingen voor Griekse of Hellenistische invloed op het Boeddhisme. Die levensbeschouwing is dan ook prima te duiden als een product van de Indiase cultuur.
Indische begrippen
Het boeddhisme neemt immers kernbegrippen uit de traditionele Indiase godsdienst over, zoals karma en samsara. Volgens Boeddha staat het leven in samsara gelijk aan lijden en wordt dit lijden veroorzaakt door verlangen. Hier tegenover staat nirwana. Het nirwana is een hogere staat van bewustzijn die we bereiken door te leven als boeddhisten, en ons af te keren van het verlangen.
De persoon die in samsara leeft en de persoon die in nirwana leeft bevinden zich in dezelfde wereld, maar wie in het nirwana leeft, identificeert zich niet met zaken als begeerte en irritatie. Hij is zich ten volle bewust van de eenheid van het wereldgebeuren en accepteert zijn eigen plaats daarin. Geboorte en dood deren hem om die reden niet meer. Hij weet immers dat hij deel is van het grotere geheel. En dat grotere geheel vergaat niet. Zo wordt degene die in nirwana leeft, verlicht. Omdat hij geen slecht karma meer heeft, ontsnapt hij aan de eeuwige levenscyclus van geboorte, dood en wedergeboorte.
Hier en nu
Boeddha verwierp de godenwereld en het kastenstelsel. In zijn filosofie bestaat alleen het leven hier en nu. Het enige mogelijke onderscheid tussen mensen is het onderscheid tussen dwalenden in samsara en degenen die het nirwana bereikt hebben. Andere rangen en standen of hogere machten zijn er niet.
Ook tussen mannen en vrouwen bestaat geen wezenlijk verschil. Rijkdom, status en macht kunnen iemand die zich in het nirwana bevindt onmogelijk nog interesseren.
Oordelen is de boeddhist vreemd. Oordelen en verlangen liggen immers in elkaars verlengde. De boeddhist veroordeelt anderen niet, hooguit heeft hij medelijden met degenen wier gedrag hij niet begrijpt, omdat hij weet dat zulk gedrag niet leidt tot het ware geluk.
Deze reeks is gebaseerd op het boek De wereld vóór God van Kees Alders. Het boek biedt een introductie tot de filosofische stromingen van de oude wereld en is hier te bestellen.
Reacties (1)
Het idee dat boeddhisme geen goden kent, lijkt mij een westerse uitvinding. Al in de oudste stukken zoals Dhammapada worden goden genoemd, zoals Indra. Enig verschil is dat bij boeddhisme Goden ook ondergeschikt zijn aan het kosmologische stelsel. Afhankelijk van jouw karma gaan wezens in veel gevallen eerst naar een van de hemels of een van de hellen, om daar tijdelijk te leven. En daarna weer incarneren.