Zijn wij ons brein (5)?
Psychiater dr. Iris Sommer riep gisteren op alert te zijn wanneer er in onderzoek geschermd wordt met fMRI. De standaardvariatie is vaak ‘allerbelabberdst’ en onderzoek met fMRI is pas betekenisvol als het om grote groepen gaat. Terwijl Iris Sommer en neuroloog prof. dr. Jan van Gijn zieke mensen met gezonde mensen vergelijken, vergelijkt bioloog prof. dr. Johan Bolhuis op zijn beurt mensen met dieren. Een gedeelde voorouder maakt dat kennis van brein, cognitie en gedrag bij dieren, ons iets kan vertellen over de manier waarop de mens in elkaar steekt. Beiden zijn een product van evolutie.
De aap in ons
Welk dier lijkt er nu meer op ons dan de aap? Met name mensapen – het woord zegt het al – doen ons geloven in een spiegel te kijken, zij het een lachspiegel. Toch is het niet zo dat apen in alle aspecten het meest gelijk aan ons zijn. ‘Er zijn vele voorbeelden van menselijke cognitieve vermogens waarvoor geen equivalent is bij mensapen, maar wel bij ‘lagere’ diersoorten. Bijvoorbeeld, kinderen leren spreken door volwassenen na te doen. Deze vocale imitatie komt bij mensapen niet voor, maar wel weer bij zangvogels en dolfijnen.’
Betekent dit dat mensen een vrije wil kunnen hebben, ook al vinden we niets wat daarop lijkt bij apen? Zo is het precies volgens Bolhuis. ‘Er is geen eenvoudige hiërarchie van cognitieve vermogens in de evolutionaire stamboom. Daarnaast is het zo dat voor bepaalde vormen van menselijke cognitie, zoals taal of inlevingsvermogen, überhaupt geen dierlijk equivalent is. Het is dus niet uitgesloten – en zelfs heel waarschijnlijk – dat de manier waarop wij denken fundamenteel verschilt van die van andere dieren, en evolutionaire overwegingen sluiten het bestaan van ‘zoiets als vrije wil’ niet uit.’