Sociale Vraagstukken

296 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Wetenschappelijke methoden maken sociaal werkers beter

ONDERZOEK - Marcel van Engelen, Peter Rensen en Marcel Ham bezochten het afgelopen jaar tien plekken waar sociaal werkers met bewezen en goed beschreven methoden werken. Ze kwamen opgetogen terug, maar er zit wel een kiezeltje in hun schoen. Waarom doen we dit nog zo weinig?

Voor het boek ‘Bezielende interventies’ bestudeerden we het afgelopen jaar de praktijk van een vijftal ‘sociale interventies’ (elk op twee plekken), duidelijk omschreven en onderbouwde methodes waarmee beroepskrachten hun sociaal werk uitvoeren. We waren bij jongerenwerkers van Thuis op Straat die in weer en wind verloederde pleinen in Rotterdam en Bergen op Zoom met sport en spel weer aantrekkelijk maken. We keken hoe in een opvangcentrum mishandelde vrouwen en verwaarloosde jongeren werden gecoacht met de methode Krachtwerk, waarbij voortdurend wordt gehamerd op hun talenten en positieve eigenschappen. We keken rond in ontmoetingscentra voor dementerenden, op scholen waar leerlingen zich beijveren voor een lhbt-vriendelijk klimaat en we gingen op bezoek bij huisartsen die welzijnsrecepten uitschrijven tegen geestelijke nood.

Methodes die aantoonbaar werken

Vijf precies omschreven manieren van werken waarvan wetenschappers zeggen dat ze goed doordacht en effectief zijn. Dat ze werken, waarvoor de laatste jaren steeds meer bewijs is gekomen. Dankzij de ontmoetingscentra bijvoorbeeld hebben dementerenden minder gedragsproblemen dan in de reguliere dagbehandelingen, zijn ze minder depressief en hebben ze een positiever zelfbeeld. En op de pleinen van Thuis op Straat blijkt dat kinderen, ouders en bewoners goed te spreken zijn over de verbeterde sfeer. Onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut liet bovendien een positieve sociaal-emotionele ontwikkeling op de spelende kinderen zien.

Foto: Roel Wijnants (cc)

Staatsgeweld is een blinde vlek bij middenklassers

OPINIE - Staatsgeweld is een blinde vlek bij academici, politici, journalisten en middenklassers die de status quo niet hoeven uit te dagen, en die ook niet zwart zijn. Zij weten niet tot welk geweld de staat overgaat als zij uitgedaagd wordt, ook in Nederland, schrijft David Hollanders.

De staat bezit het geweldsmonopolie en dus eindigt elk werkelijk politiek moment met geweld. Afgelopen zaterdag werden in het Van Gogh museum kunstenaars gearresteerd die protesteerden tegen sponsoring van het museum door Shell. In Spijkenisse werden begin 2017 demonstrerende feministen gearresteerd. Vreedzame anti-zwarte Piet demonstranten werden in 2016 te Rotterdam afgetuigd door politieagenten. Maagdenhuis-bevrijders werden in 2015 door stillen opgepakt en een week lang gevangen gezet. Een demonstrante werd tijdens de koningskroning in 2012 opgepakt. Soms wacht de staat overigens niet tot het politieke moment zich materialiseert. In 1997 werden aan de vooravond van de Eurotop te Amsterdam honderden mensen opgepakt die zouden kunnen demonstreren. Wie het zwaard opneemt tegen de staat – of ook maar zou kunnen opnemen – zal door het zwaard omkomen.

Iedere politicoloog weet dat het definiërende kenmerk van de staat het monopolie op geweld is. Wie staat zegt, zegt geweld. En wie geweld bestudeert, kan niet heen om de staat als grootgebruiker daarvan. De reële gevolgen van dat in tekstboeken vermelde geweldsmonopolie worden – behalve door mensen die omwille van hun zwarte lichaam door de politie worden vernederd in een praktijk die eufemistisch etnisch profileren genoemd wordt – door de middenklasser niet ondervonden. Tot het moment dan dat die middenklasser de staat of de status quo – en de staat is natuurlijk altijd hoeder van de status quo – uitdaagt. Dan volgt geweld.

Foto: Photo Unit (cc)

Als derdewereldlanden vluchtelingen kunnen opvangen, dan kan Europa dat ook

OPINIE - Als ontwikkelingslanden erin slagen om vluchtelingen te veranderen in waardevolle ‘activa’ , dan moet Europa dat toch ook kunnen, schrijft hoogleraar migratiestudies Melissa Siegel.

In de afgelopen paar jaar zijn we getuige geweest van een continue discussie over de druk die het gastvrij opnemen van grote aantallen vluchtelingen plaatst op de Europese samenleving. Er werden zorgen geuit over de druk op onze economie, de verstoring van de sociale cohesie en de stress die dat geeft voor de infrastructuren van de lidstaten.

Maar wat de Europese media hebben gelabeld als de migrantencrisis is in feite onderdeel van een fenomeen van een veel grotere omvang dan wat in Europa alleen wordt waargenomen. Het is een verschijnsel van gedwongen verplaatsing dat armere landen onevenredig raakt, eerst en vooral de buurlanden van conflictgebieden.

Zijn vluchtelingen een last?

Van de 21,3 miljoen vluchtelingen wereldwijd in 2015 vingen ontwikkelingslanden 86 procent op, waarmee slechts veertien procent overbleef voor de ontwikkelde landen (UNHCR, 2016). Vluchtelingen kunnen sterk drukken op de nationale hulpbronnen als een enkel land belast is met de ondersteuning en bescherming van grote aantallen. Dat is bijvoorbeeld het geval in Libanon dat grenst aan het door conflicten geteisterde Syrië. Het land heeft 183 vluchtelingen op iedere duizend inwoners en worstelt met het bieden van adequate ondersteuning aan zowel vluchtelingen als de eigen bevolking (UNHCR, 2016).

Foto: Gemeente Destelbergen (cc)

Concurrentie tussen scholen: zo werkt uitsluiting

COLUMN - In haar jongste rapport stelt de onderwijsinspectie de kansenongelijkheid van leerlingen aan de orde. Het is een probleem dat al lang bestaat, maar het is niet eenvoudig om er een verklaring voor te geven. Misschien ligt de oorzaak bij de prestatiedruk van de scholen zelf, suggereert Rineke van Daalen in haar column  op Sociale Vraagstukken.

Nieuws over het onderwijs draagt vaak paniek en verontwaardiging in zich. We schieten tekort, onze kinderen doen het niet goed genoeg, onze scholen kunnen beter, onze leerkrachten moeten professioneler; als we niet opletten, gaan we achter lopen bij andere landen. ‘Dyslexie is het gevolg van slecht onderwijs’, zo krijgen we te horen en eventjes is dat het onderwerp van de dag. ‘Wat te doen als het schooladvies van kinderen lager is dan hun Cito-score?’ Steeds zijn het korte periodes van bezorgdheid die heel snel weer wegebben. Maar de angst achter te blijven in de ratrace blijft bestaan. Deze angst heeft zich diep genesteld in ons allen en het is nauwelijks mogelijk om je daaraan te onttrekken.

Het nieuwste zorgenkind is afkomstig uit De Staat van het Onderwijs 2015/2016, het verslag dat de onderwijsinspectie al twee eeuwen lang jaarlijks uitbrengt. Het is een rapport van 200 pagina’s, dat een breed beeld geeft van het onderwijs in Nederland. Wat daarvan in het nieuws komt is heel selectief. Dit jaar is het ‘Te veel talent blijft onbenut.’ Op 12 april besteedde NRC Handelsblad er de voorpagina aan: ‘Keuze van school kan bepalen of kind naar vmbo of vwo gaat’; en de voorpagina van De Volkskrant van 13 april had als kop: ‘Ouders onder zware druk bij schoolkeuze’. Op zich is dit geen nieuws.

Foto: passer-by (cc)

Nederlandse cultuur zou worden bedreigd; een tendentieuze en gevaarlijke stelling

OPINIE - Dat de Nederlandse cultuur zou worden bedreigd is een tendentieuze en gevaarlijke stelling. Dat vrijwel elke politicus deze onderschrijft is misleidend. Onderzoeken laten telkens weer zien dat cultuurverschillen er nauwelijks toe doen en worden aangezwengeld door politici en media, schrijft Hans Siebers op Sociale Vraagstukken.

‘De ‘Nederlandse identiteit’ wordt bedreigd.’ Dat was een terugkerende stelling tijdens de verkiezingsdebatten. De burgers zouden zich grote zorgen maken over het verval van ‘Nederlandse normen en waarden’. Die zouden bedreigd worden door het mislukken van de ‘multiculturele samenleving’ en van de ‘integratie’ van migranten. Politici haasten zich om te benadrukken dat ze de zorgen van de kiezers serieus nemen. Gezien deze nationalistische insteek van het debat is hun enig mogelijke remedie: het verdedigen van de nationale identiteit.

Tendentieus en gevaarlijk

Deze insteek is tendentieus en gevaarlijk om een aantal redenen. Allereerst is er niets ‘Nederlands’ aan de waarden en normen die als voorbeelden genoemd worden, zoals gelijkheid voor mannen en vrouwen of voor heteroseksuele en homoseksuele mensen. Het gaat hier om universele waarden die zijn vastgelegd in universele verklaringen van mensenrechten. Elke poging om vast te stellen wat die Nederlandse waarden en normen dan wel zouden zijn, leidt onvermijdelijk tot vaak hilarische vragen die migranten moeten beantwoorden bij hun inburgeringsexamen.

Foto: Bas Bogers (cc)

‘Autochtoon’ en ‘allochtoon’: afschaffen, hernoemen of herdefiniëren?

De Tweede Kamer heeft de regering gevraagd de termen allochtoon en autochtoon te herzien. Sociologen Arjen Leerkes en Jaco Dagevos van de Erasmus Universiteit Rotterdam leggen op de website Sociale Vraagstukken drie keuzes voor: afschaffen, hernoemen of herdefiniëren? In een poll kun je behalve stemmen ook alternatieven aandragen.

De Tweede Kamer nam op 17 maart 2016 een motie aan waarin de regering wordt verzocht ‘om de beleidstermen westerse en niet-westerse allochtoon en autochtoon te herzien’. De motie vloeit voort uit een al langer lopend debat over de voor- en nadelen van hoe de Nederlandse overheid de etnische herkomst meet, en over de terminologie waarmee herkomstgroepen worden aangeduid. Vooral de term ‘allochtoon’ wordt in toenemende mate als stigmatiserend ervaren.

Wij zien drie opties om de terminologie te herzien: ‘afschaffen’, ‘hernoemen’ en ‘herdefiniëren’. Maar eerst, wat vinden allochtonen er zelf van? Daarvoor kijken we naar nog niet eerder gepubliceerde cijfers.

Zien allochtonen zichzelf als ‘allochtoon’?

In de SCP-onderzoeken Survey Integratie Minderheden 2011 en Survey Integratie Nieuwe Groepen 2009 is aan mensen die volgens de huidige definities tot de allochtonen worden gerekend gevraagd of zij zichzelf ook zien als ‘allochtoon’. Het betreft negen ‘niet-westerse’ herkomstgroepen, en één ‘westerse’ herkomstgroep (Polen). Zie onderstaande tabel (klik voor groter beeld).

Foto: FaceMePLS (cc)

Rotterdamwet is mislukt

ONDERZOEK - Met de Rotterdamwet mogen sinds 2006 niet-werkende nieuwkomers geweerd worden uit vijf Rotterdamse buurten. Veiliger en leefbaarder is het er niet van geworden, zo blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam.

In juli 2006 werd, na een kleinschalig experiment, de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek ingevoerd in Rotterdam. Artikel 8 van de wet, beter bekend als de ‘Rotterdamwet’,  biedt gemeenten de mogelijkheid de instroom van bevolkingsgroepen in een aantal aangewezen wijken te beperken. Simpel gezegd weert de wet niet-werkenden (geen inkomen uit werk, pensioen of studiefinanciering) uit deze wijken in Rotterdam-Zuid: Carnisse, Hillesluis, Oud-Charlois en Tarwewijk, en vanaf 2010 ook Bloemwijk.

De Rotterdamwet is in beginsel een tijdelijke en uitzonderlijke maatregel om de leefbaarheid in bepaalde buurten te verbeteren en mag alleen toegepast worden als uiterst middel in buurten waar sprake is van een ‘opeenstapeling van sociale, economische en fysieke problemen’.

De achterliggende beleidstheorie gaat ervan uit dat een opeenstapeling van problemen ervoor zorgt dat regulier beleid en beschikbare middelen onder druk komen te staan. Dat kan alleen tegengegaan worden, zo is het idee, door de instroom van huishoudens zonder inkomen uit arbeid in aangewezen buurten te beperken. En die beperking zou de leefbaarheid en veiligheid verbeteren omdat daardoor de segregatie afneemt en bestaand beleid effectiever kan worden ingezet.

Foto: GotCredit (cc)

Beschermingsbewind moet anders voor mensen met schulden

ACHTERGROND - Het aantal mensen dat onder beschermingsbewind wordt geplaatst stijgt explosief. Het vormt daarmee een snel groeiende kostenpost voor gemeenten. Mensen met schulden schieten hier in de regel weinig mee op. Integendeel.

De laatste jaren is het aantal mensen dat onder beschermingsbewind wordt geplaatst explosief gestegen. Mensen die zelf niet goed voor hun financiën kunnen zorgen kunnen – vrijwillig – onder beschermingsbewind worden geplaatst. Dit wordt door de kantonrechter uitgesproken. Anders dan bij curatele blijft een onder bewind geplaatste persoon formeel handelingsbekwaam en dus zelf verantwoordelijk voor zijn financiële daden. Beschermingsbewindvoerders, waarvan het merendeel tegenwoordig professioneel is, leggen aan de kantonrechter verantwoording af.

Een van de oorzaken van de groei is dat sinds 2014 ook het hebben van problematische schulden een formele grond is voor beschermingsbewind. Korte tijd leek beschermingsbewind een goede uitlaatklep voor de enorme druk op de gemeentelijke schuldhulpverlening. Complexe en ingewikkelde dossiers werden doorgesluisd naar beschermingsbewindvoerders en zo lukte het de gemeentelijke schuldhulpverlening om de werkzaamheden enigszins beheersbaar te houden.

Snelle groei van de kosten voor gemeenten

Al snel merkten de gemeenten dat ook de rekening voor beschermingsbewind meestal bij hen terecht komt. Inmiddels is het zo dat gemeenten gemiddeld een kwart van hun budget van de bijzondere bijstand besteden aan het betalen van beschermingsbewindvoerders. Voorbeelden: in Apeldoorn stegen de kosten voor beschermingsbewind in 2015 met 50 procent ten opzichte van 2014 (van bijna €877.000 naar €1,4 miljoen); ruim drie keer zo hoog als in 2012. In Leeuwarden was de toename ruim 30 procent (van €1,4 miljoen in 2014 naar ruim €1,8 miljoen); waarschijnlijk gaat in 2016 alle bijzondere bijstand op aan beschermingsbewind. Arnhem gaf in 2014 ruim €1,9 miljoen uit aan beschermingsbewind, in 2015 liep dit op tot €2,8 miljoen. De verwachting is dat dit in 2016 €3,3 miljoen wordt. (bron: VNG)

Foto: bark (cc)

Groei aantal ‘verwarde personen’ is dubbelhartige ggz, zorgverzekeraars en overheid aan te rekenen

OPINIE - Vorige week verscheen Samen doorpakken, het tussenrapport van het ‘Aanjaagteam Verwarde Personen’. Het team, ingesteld door de ministeries van VWS, VenJ en de VNG, werkt aan ’het bevorderen van een sluitende aanpak van ondersteuning en zorg door alle gemeenten voor mensen die verward gedrag vertonen’. Dat is dringend nodig. In vier jaar tijd steeg het aantal ‘verwarde personen’ met 65 procent, van 40.000 in 2011, naar 65.000 in 2015.

Achter ieder van die 65.000 gaan zorg- en meelijwekkende verhalen schuil. Mensen die zichzelf verwaarlozen, hun woning vervuilen, de weg in hun eigen hoofd kwijt zijn, overlast veroorzaken, dreigen zichzelf wat aan te doen en sommige gevallen ook anderen. Waar in de publieke opinie de nadruk ligt op de problemen die ze voor anderen veroorzaken, zijn het bovenal mensen die hulp nodig hebben en die niet tijdig hebben gekregen.

Het tussenrapport van het aanjaagteam is er één in de categorie ’halfvol/halfleeg’. In klare taal wordt onder meer vastgesteld dat de groei van het aantal verwarde personen gerelateerd is aan de ambulantisering van de geestelijke gezondheidszorg. Ofwel, de beweging om mensen met ernstige psychiatrische problemen zo kort mogelijk op te nemen en zo veel mogelijk zelfstandig te laten wonen, draagt substantieel bij aan de stijging van het aantal verwarde personen. Dat is een belangrijke constatering omdat de ggz tot nog toe veel moeite heeft haar medeverantwoordelijkheid voor de trend te erkennen. In het rapport staat onomwonden dat verwarde personen ’mensen zijn met (ernstige) psychiatrische stoornissen in combinatie met andere problematiek’. Over mogelijke andere oorzaken van de stijging rept het aanjaagteam niet.

Foto: Experian Day (cc)

Afgestudeerde stagiairs worden uitgebuit

Veel jonge afgestudeerden zijn genoodzaakt een stage te lopen voor een schrale of zelfs geen vergoeding. Het argument dat dit hun zelfontplooiing zou bevorderen is geen voldoende compensatie voor de uitbuiting die dit eigenlijk is, vindt Bram van Vulpen.

Tegenwoordig is de stage niet meer uitsluitend een onderdeel binnen het onderwijssysteem, maar vullen jongeren ook een stageplek in ná hun studie. Een ‘werkervaringsplek’ (WEP) wordt dit ook wel mooier genoemd. Een plek waar je de vereiste werkervaring, relevante connecties en kennis op kan doen om je kansen te vergroten op een ‘echte’ baan.

Deze ontwikkeling van pas afgestudeerden die een niet tot amper betaalde stageplek, werkervaringsplek of vrijwilligersfunctie invullen, wordt vaak toegeschreven aan de economische krimp van de afgelopen jaren. De krappe arbeidsmarkt maakt de stage een aantrekkelijk alternatief voor starters die moeite hebben om een baan te vinden. Dit economische verband is in mijn ogen te simpel. Het fenomeen ‘afgestudeerde stagiair’ dient te worden beschouwd als deel van een grotere en tragere ontwikkeling die zich voordoet in onze samenleving. Hierin wordt aangestuurd op eigen verantwoordelijkheid van burgers, individuele maakbaarheid van de carrière en zelfactualisatie binnen werk.

De nieuwe geest van het kapitalisme

In de loop van de 20e eeuw moest het werk plezieriger worden voor de arbeider en tegelijkertijd winstgevender voor de werkgever, zo stelt Nikolas Rose (1999). De psyche van de arbeider werd een fundamenteel aspect voor de efficiëntie, productiviteit en winstgevendheid van een organisatie. Experts op het gebied van HRM begonnen werk te ontwerpen als een vorm van zingeving, verantwoordelijkheid, identiteit en persoonlijke prestatie.

Foto: Hestia, de godin van huis en haard, architectuur, politiek en economie copyright ok. Gecheckt 25-10-2022

Economische mythes die het sociale domein dwars zitten

Economische drogredeneringen hebben grote invloed op de zorg, het welzijnswerk, kortom: op het sociale domein in de brede zin van het woord. Mirjam de Rijk prikt een aantal van die mythes door. Onlangs verscheen van haar het boek ’51 Mythes over wat goed zou zijn voor de economie’.

Een paar mythes in het bijzonder spelen het sociale domein veel parten.

‘Een grote publieke sector is slecht voor de economie’

Dat is een veelgehoorde mythe. Maar er bestaat niet zoiets als een economisch maximale of ideale maat voor de publieke sector. In landen met een grote publieke sector, een grotere overheid dan de Nederlandse, gaat het prima met de economie. Zoals het ook een mythe is dat het geld wordt verdiend in de markt en wordt uitgegeven in de publieke sector. Of je nou kinderleidster bent bij een gemeentecrèche of bij een particuliere crèche, in beide gevallen betaal je belasting en in beide gevallen koop je vervolgens brood bij de bakker, die van dat geld naar de kapper gaat en belasting betaalt.

‘We moeten nu eenmaal bezuinigen’

Het is een zin die vrijwel iedereen die in het sociale domein werkzaam is, minstens een paar keer per dag gebruikt. En niet louter als verontschuldiging, maar vaak met volle overtuiging. Met dat ‘we moeten nu eenmaal’ wordt niet slechts bedoeld dat het gemeentebestuur of ‘Den Haag’ de hand op de knip houdt, het is meestal de verinnerlijkte mening van de spreker zelve. Immers, door de vergrijzing, de oplopende zorgkosten, de overheid die nu eenmaal de neiging heeft groter en groter te worden, de crisis…. dreigt de publieke sector ‘onbetaalbaar’ te worden. De argumenten wisselen, maar de oplossing is steeds dezelfde. Dat is op zichzelf vaak al reden om op je qui-vive te zijn.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De Participatiewet is schijn-decentralisatie, pleidooi voor bestuurlijke ongehoorzaamheid

ACHTERGROND - Veel ambtenaren van sociale diensten zijn bang voor de lange arm van Den Haag. Daardoor wint de angst voor de Rijksaccountantsdienst het van de noodzaak om doeltreffend maatwerk te leveren. Volgens Pieter Hilhorst en Jos van der Lans is het tijd voor bestuurlijke ongehoorzaamheid.

Als iets maar vaak genoeg wordt gezegd, krijgt het vanzelf zo’n vertrouwde klank dat je denkt dat het waar is. En wij hebben ons er ook schuldig aan gemaakt. We hebben stukken geschreven, waarbij we consequent spraken over drie decentralisaties: de overdracht van de jeugdzorg naar de gemeente, de overheveling van delen van de AWBZ-zorg naar gemeenten en de Participatiewet. Maar dat klopt helemaal niet, want met die derde decentralisatie is iets geks aan de hand. Dat is namelijk helemaal geen decentralisatie.

Bij een decentralisatie gaan middelen én verantwoordelijkheden over. Daarbij hoort ook een grotere beleidsvrijheid voor degene die de nieuwe taken gaat uitvoeren. Bij de Participatiewet wordt die beleidsvrijheid daarentegen op vele manieren beknot. Gemeenten zijn dan gewoon uitvoeringskantoren die strikt moeten doen wat op het Haagse hoofdkantoor is bedacht. Het bieden van maatwerk wordt dan wel erg moeilijk. En zo bedreigt de gebrekkige decentralisatie van de Participatiewet het succes van de andere decentralisaties.

Vorige Volgende