Sociale Vraagstukken

288 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: bark (cc)

Groei aantal ‘verwarde personen’ is dubbelhartige ggz, zorgverzekeraars en overheid aan te rekenen

OPINIE - Vorige week verscheen Samen doorpakken, het tussenrapport van het ‘Aanjaagteam Verwarde Personen’. Het team, ingesteld door de ministeries van VWS, VenJ en de VNG, werkt aan ’het bevorderen van een sluitende aanpak van ondersteuning en zorg door alle gemeenten voor mensen die verward gedrag vertonen’. Dat is dringend nodig. In vier jaar tijd steeg het aantal ‘verwarde personen’ met 65 procent, van 40.000 in 2011, naar 65.000 in 2015.

Achter ieder van die 65.000 gaan zorg- en meelijwekkende verhalen schuil. Mensen die zichzelf verwaarlozen, hun woning vervuilen, de weg in hun eigen hoofd kwijt zijn, overlast veroorzaken, dreigen zichzelf wat aan te doen en sommige gevallen ook anderen. Waar in de publieke opinie de nadruk ligt op de problemen die ze voor anderen veroorzaken, zijn het bovenal mensen die hulp nodig hebben en die niet tijdig hebben gekregen.

Het tussenrapport van het aanjaagteam is er één in de categorie ’halfvol/halfleeg’. In klare taal wordt onder meer vastgesteld dat de groei van het aantal verwarde personen gerelateerd is aan de ambulantisering van de geestelijke gezondheidszorg. Ofwel, de beweging om mensen met ernstige psychiatrische problemen zo kort mogelijk op te nemen en zo veel mogelijk zelfstandig te laten wonen, draagt substantieel bij aan de stijging van het aantal verwarde personen. Dat is een belangrijke constatering omdat de ggz tot nog toe veel moeite heeft haar medeverantwoordelijkheid voor de trend te erkennen. In het rapport staat onomwonden dat verwarde personen ’mensen zijn met (ernstige) psychiatrische stoornissen in combinatie met andere problematiek’. Over mogelijke andere oorzaken van de stijging rept het aanjaagteam niet.

Foto: Experian Day (cc)

Afgestudeerde stagiairs worden uitgebuit

Veel jonge afgestudeerden zijn genoodzaakt een stage te lopen voor een schrale of zelfs geen vergoeding. Het argument dat dit hun zelfontplooiing zou bevorderen is geen voldoende compensatie voor de uitbuiting die dit eigenlijk is, vindt Bram van Vulpen.

Tegenwoordig is de stage niet meer uitsluitend een onderdeel binnen het onderwijssysteem, maar vullen jongeren ook een stageplek in ná hun studie. Een ‘werkervaringsplek’ (WEP) wordt dit ook wel mooier genoemd. Een plek waar je de vereiste werkervaring, relevante connecties en kennis op kan doen om je kansen te vergroten op een ‘echte’ baan.

Deze ontwikkeling van pas afgestudeerden die een niet tot amper betaalde stageplek, werkervaringsplek of vrijwilligersfunctie invullen, wordt vaak toegeschreven aan de economische krimp van de afgelopen jaren. De krappe arbeidsmarkt maakt de stage een aantrekkelijk alternatief voor starters die moeite hebben om een baan te vinden. Dit economische verband is in mijn ogen te simpel. Het fenomeen ‘afgestudeerde stagiair’ dient te worden beschouwd als deel van een grotere en tragere ontwikkeling die zich voordoet in onze samenleving. Hierin wordt aangestuurd op eigen verantwoordelijkheid van burgers, individuele maakbaarheid van de carrière en zelfactualisatie binnen werk.

De nieuwe geest van het kapitalisme

In de loop van de 20e eeuw moest het werk plezieriger worden voor de arbeider en tegelijkertijd winstgevender voor de werkgever, zo stelt Nikolas Rose (1999). De psyche van de arbeider werd een fundamenteel aspect voor de efficiëntie, productiviteit en winstgevendheid van een organisatie. Experts op het gebied van HRM begonnen werk te ontwerpen als een vorm van zingeving, verantwoordelijkheid, identiteit en persoonlijke prestatie.

Foto: Hestia, de godin van huis en haard, architectuur, politiek en economie copyright ok. Gecheckt 25-10-2022

Economische mythes die het sociale domein dwars zitten

Economische drogredeneringen hebben grote invloed op de zorg, het welzijnswerk, kortom: op het sociale domein in de brede zin van het woord. Mirjam de Rijk prikt een aantal van die mythes door. Onlangs verscheen van haar het boek ’51 Mythes over wat goed zou zijn voor de economie’.

Een paar mythes in het bijzonder spelen het sociale domein veel parten.

‘Een grote publieke sector is slecht voor de economie’

Dat is een veelgehoorde mythe. Maar er bestaat niet zoiets als een economisch maximale of ideale maat voor de publieke sector. In landen met een grote publieke sector, een grotere overheid dan de Nederlandse, gaat het prima met de economie. Zoals het ook een mythe is dat het geld wordt verdiend in de markt en wordt uitgegeven in de publieke sector. Of je nou kinderleidster bent bij een gemeentecrèche of bij een particuliere crèche, in beide gevallen betaal je belasting en in beide gevallen koop je vervolgens brood bij de bakker, die van dat geld naar de kapper gaat en belasting betaalt.

‘We moeten nu eenmaal bezuinigen’

Het is een zin die vrijwel iedereen die in het sociale domein werkzaam is, minstens een paar keer per dag gebruikt. En niet louter als verontschuldiging, maar vaak met volle overtuiging. Met dat ‘we moeten nu eenmaal’ wordt niet slechts bedoeld dat het gemeentebestuur of ‘Den Haag’ de hand op de knip houdt, het is meestal de verinnerlijkte mening van de spreker zelve. Immers, door de vergrijzing, de oplopende zorgkosten, de overheid die nu eenmaal de neiging heeft groter en groter te worden, de crisis…. dreigt de publieke sector ‘onbetaalbaar’ te worden. De argumenten wisselen, maar de oplossing is steeds dezelfde. Dat is op zichzelf vaak al reden om op je qui-vive te zijn.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De Participatiewet is schijn-decentralisatie, pleidooi voor bestuurlijke ongehoorzaamheid

ACHTERGROND - Veel ambtenaren van sociale diensten zijn bang voor de lange arm van Den Haag. Daardoor wint de angst voor de Rijksaccountantsdienst het van de noodzaak om doeltreffend maatwerk te leveren. Volgens Pieter Hilhorst en Jos van der Lans is het tijd voor bestuurlijke ongehoorzaamheid.

Als iets maar vaak genoeg wordt gezegd, krijgt het vanzelf zo’n vertrouwde klank dat je denkt dat het waar is. En wij hebben ons er ook schuldig aan gemaakt. We hebben stukken geschreven, waarbij we consequent spraken over drie decentralisaties: de overdracht van de jeugdzorg naar de gemeente, de overheveling van delen van de AWBZ-zorg naar gemeenten en de Participatiewet. Maar dat klopt helemaal niet, want met die derde decentralisatie is iets geks aan de hand. Dat is namelijk helemaal geen decentralisatie.

Bij een decentralisatie gaan middelen én verantwoordelijkheden over. Daarbij hoort ook een grotere beleidsvrijheid voor degene die de nieuwe taken gaat uitvoeren. Bij de Participatiewet wordt die beleidsvrijheid daarentegen op vele manieren beknot. Gemeenten zijn dan gewoon uitvoeringskantoren die strikt moeten doen wat op het Haagse hoofdkantoor is bedacht. Het bieden van maatwerk wordt dan wel erg moeilijk. En zo bedreigt de gebrekkige decentralisatie van de Participatiewet het succes van de andere decentralisaties.

Foto: Photo RNW.org (cc)

Integreren met focus op tolerantie

OPINIE - Van nieuwkomers wordt meer en meer verwacht dat ze zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Deze beperkte opvatting van burgerschap sluit echter op voorhand mensen uit. Focus op tolerantie en sociale betrokkenheid en er ontstaat vanzelf een gedeelde identiteit.

Met het groeiende aantal asielzoekers dat Nederland bereikt, groeit ook de roep om aanpassing van nieuwkomers aan de Nederlandse cultuur. In navolging van Asschers participatiecontract gaan nu stemmen op om vluchtelingen een ‘aanpassingscontract’ te laten tekenen.

Het idee is dat het grootste deel van de asielzoekers afkomstig is uit landen die qua cultuur en religie sterk verschillen van Nederland, en dat het daarom verstandig en wenselijk is dat deze mensen zo snel mogelijk een contract tekenen waarmee ze instemmen met de kernwaarden van de Nederlandse samenleving. In dit contract zouden in ieder geval de acceptatie van homoseksualiteit, van vrijheid van meningsuiting en van de gelijkheid van man en vrouw vastgelegd moeten worden. Deze roep om een ‘aanpassingscontract’ sluit aan bij de bredere trend in het Nederlandse integratiebeleid, waarbij van nieuwkomers in toenemende mate wordt verwacht dat ze zich aanpassen aan ‘de Nederlandse cultuur’.

Integratie: politieke nadruk op aanpassing aan cultuur

In de beleidsdocumenten valt tegelijkertijd te lezen dat burgerschap het uiteindelijke doel van integratie is. Maar opgaan in een vaag omschreven nationale cultuur is niet de enige mogelijkheid om goed burgerschap te bereiken. Ik onderzocht daarom hoe we burgerschap beter kunnen begrijpen. Welke elementen kunnen we onderscheiden in het denken over burgerschap? Wat verwachten we van burgers? En waar komt de politieke nadruk op aanpassing aan de cultuur vandaan?

Foto: Infrogmation of New Orleans (cc)

Jeugdzorg kan nog terug

OPINIE - De focus in de jeugdzorg op de eigen kracht van een familie – of netwerkberaad is niet zonder gevaar, met name voor probleemgezinnen. Het is een aanpak die zich eerst maar eens moet bewijzen. Tot die tijd kan de jeugdzorg beter inzetten op het behoud van de inmiddels verworven professionaliteit.

In Nederland draaien families en netwerken steeds vaker op voor de zorg voor hulpbehoevende kinderen, psychiatrische patiënten en ouderen. Dat is een goede ontwikkeling volgens de aanhangers van de ‘eigen kracht’ filosofie, want de inzet van familie- en netwerkberaden biedt kinderen in het gezin meer kansen en veiligheid. Ook zou de rechter minder snel kinderbeschermingsmaatregelen hoeven op te leggen, zou het aantal en de duur van uithuisplaatsingen afnemen en zou er minder inzet van professionele zorg nodig zijn.

Geen empirisch bewijs dat familieberaad werkt

Gezien de positieve effecten vindt Harro Lubrujere, medewerker bij Eigen Kracht Centrale, dat gemeenten meer gebruik moeten maken van de eigen kracht van mensen. Het Christen-Unie Tweede Kamerlid Dik Faber gaat nog een stap verder en wil de gemeenten zelfs wettelijk verplichten, hij heeft op 24 juni in het parlement een voorstel daartoe ingediend.

Maar bestaat er eigenlijk wel empirisch bewijs dat het netwerk- en familieberaad effectief is?

Foto: Frans de Wit (cc)

Demotie: Je kunt niet iedereen magazijnbediende maken

COLUMN - Als de oudere werknemer zijn werk niet meer aankan, kun je hem ‘terug zetten’ naar een functie die beter past bij zijn verminderde productiviteit. Er zijn echter slimmere alternatieven voor demotie: door scholing of deeltijdpensioen kunnen mensen ook langer doorwerken.

Recente berichten in de media laten zien dat voor steeds meer werkgevers in Nederland demotie een serieuze optie vormt bij het voeren van HR-beleid. Aan het eind van het vorige decennium was nog geen 10 procent van de werkgevers geporteerd van het idee dat werknemers ‘een stapje terug’ zouden doen. Volgens een recent rapport van ADP en Berenschot acht inmiddels meer dan 40 procent van de werkgevers dat idee bespreekbaar. In diezelfde berichten wordt demotie enerzijds in verband gebracht met versobering van arbeidsvoorwaarden. Anderzijds zou het een instrument zijn om oudere werknemers betere mogelijkheden te bieden daadwerkelijk langer door te werken.

Balans tussen productiviteit en loonkosten kan uit lood raken

Tenzij werkgevers in het verleden bepaalde werknemers ‘zomaar’ een andere ofwel hogere functie en dito salaris hebben gegeven zonder dat daar ingewikkelder werkzaamheden en een hogere productiviteit tegenover stonden, lijkt demotie weinig van doen te hebben met versobering van arbeidsvoorwaarden. Loonsverlaging zonder dat daar lagere functie-eisen tegenover staan, heeft niets met demotie te maken.

Foto: William Warby (cc)

Enthousiasme voor het ambacht is antwoord op digitalisering

OPINIE - Ambachtelijkheid, authenticiteit en handmade producten zijn in de mode. Hieruit spreekt een nostalgisch verlangen, maar tegelijkertijd is dit ambachtsenthousiasme ook een eigentijdse en vernieuwende beweging. Je kan het zelfs opvatten als een manier om de digitalisering bij te houden.

Net als andere General Purpose Technology, zoals stoom of elektriciteit, wordt digitalisering in alle domeinen van de samenleving ingezet en toegepast. Op werkgebied leidt dat ertoe dat de relaties veranderen, de hiërarchie en de arbeidsverdeling; dat de inhoud van werk verandert, en daarmee ook de eisen die aan de vermogens van werkenden worden gesteld. Verhoudingen die ten tijde van de industrialisatie zijn ontstaan, worden door de digitalisering en automatisering drastisch op hun kop gezet. Concepten en ideeën die dateren uit de industriële klassensamenleving blijken niet langer bruikbaar te zijn om de hedendaagse arbeidsrelaties – en meer in het algemeen de maatschappelijke verhoudingen – te begrijpen.

Nieuw en ander werk door digitalisering

Een spectaculair en hoogst bedreigend effect van digitalisering, verlies van banen, krijgt nog steeds de meeste aandacht. Maar ook nieuw werk en een andere inhoud van bestaande beroepen zijn gevolgen van digitalisering. De vaste industriële relaties zijn door de grootschalige verbreiding van pc’s losser geworden. Formeel werk raakt losgezongen van plaats en tijd, waardoor grenzen tussen werken en niet-werken vervagen. Ook andere kenmerken die typisch zijn voor het industriële arbeidsbestel lijken te veranderen: de hiërarchische organisatie van arbeid lijkt niet meer te voldoen, net als de verregaande arbeidsverdeling, waarbij handelingen werden opgesplitst, en hand- en hoofdarbeid uit elkaar werden getrokken.

Foto: cybrarian77 (cc)

Docenten voelen zich langdurig verwaarloosd door de politiek

OPINIE - Iedere politicus met een camera voor de neus beweert dat het onderwijs zijn of haar dagelijkse aandacht geniet. Toch ervaren docenten een gebrek aan aanzien en erkenning. Dit komt voor een deel doordat de politiek de onderwijzers langdurig heeft verwaarloosd.

Door docenten een te laag salaris te bieden en hen een te grote werkdruk op te leggen is uitgelokt, dat men niet meer kiest voor het docentschap. Het resultaat hiervan is dat er ernstige tekorten ontstaan aan docenten. Dit is een kwantitatieve benadering, bij een kwalitatieve benadering zullen de tekorten aan goede docenten nog ernstiger blijken.

Maar het onderwijsveld draagt zelf ook schuld: wij accepteren de structuren waarin wij werken en wij laten ons deels kenmerken door een gebrek aan lef om onze stem te laten horen. Dit gebrek aan lef levert op dat wij toezien hoe het onderwijs verslechtert, maar zelf niet ingrijpen. In een land als Nederland dat stelt een kenniseconomie na te streven, accepteren wij het ontstaan van een tekort van 4300 fte in het VO in 2015 – 2016. Wanneer het onderwijsveld wel constateert, maar zelf niet ingrijpt, blijven wij die arme sneeuwpop die telkens maar roept: ‘volgens mij ruik ik peen’.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Aanpak radicalisering: Nederland is een voorhoedeland in sluimerstand geworden

ANALYSE - Na de opkomst van Pim Fortuyn en de moord op Theo van Gogh waren interventies tegen radicalisering big business. Op dit moment is de roep naar antiradicaliseringsprojecten wederom groot. Wat kunnen we uit de post Van Gogh periode leren? Welke projecten waren er toen? En wat werkt? Een artikel van Marijke Booijnk.

Movisie verkende in 2009 de sociale interventies op het terrein van radicalisering en culturele spanningen. Specifiek ging het om projecten ontwikkeld na de in 2004 vermoorde islamcriticus Van Gogh en de ontmanteling van de Hofstadgroep. Destijds waren er zorgen dat moslimjongeren hun ‘integratietekort’ zouden compenseren door een fanatieke en onverdraagzame interpretatie van de islam te omhelzen. Naast een repressieve aanpak van politie en justitie werd het tegengaan van radicalisering in die tijd met name als een taak van sociale professionals gezien. Vooral van jongerenwerkers werd verwacht dat zij over lokale kennis beschikten om radicalisering te voorkomen.

Veel algemene aanpakken

Uit de verkenning van Movisie kwamen relatief veel algemene beleidsaanpakken boven water: richtlijnen en adviesnota’s die aangeven hoe het lokale openbaar bestuur in wisselwerking met lokale actoren met het vraagstuk van radicalisering om kan gaan. Ook een twintigtal veelal lokale projecten werd aangetroffen. Initiatieven met sprekende namen als De andere Jihad; De Brug Over; Jouw cultuur, mijn cultuur; Radicaal? Doe ff normaal!. Het Amsterdamse stadsdeel Slotervaart liep met haar beleid en projecten, ook Europees gezien, voorop bij het op het rechte pad krijgen van radicaliserende moslimjongeren.

Foto: My name's axel (cc)

Respecteer het alledaagse

ONDERZOEK - Kijken naar het alledaagse vertelt meer dan grote discussies over burgerschap.

In discussies over leefbaarheid en burgerschap past meer terughoudendheid en reflectie. Respecteer de waarde van het alledaagse en kijk naar wat er werkelijk gebeurt in plaats van de samenleving te bestoken met grootscheepse sociale interventies.

Onderzoek begint met vragen en soms met verwondering. In ons geval verwondering over de voortdurende stortvloed aan ideeën, plannen en suggesties om wijken leefbaarder en mensen veerkrachtiger te maken. Mensen moeten nu hun problemen zelf leren oplossen en vooral zichzelf organiseren. Het hogere doel is hen te laten inzien dat zij verantwoordelijke en participerende burgers kunnen en moeten zijn. We zijn minstens zo verbaasd over het gemak waarmee overheden deze opleving van ‘sociale innovatie’ omarmen en hoe het voor bedrijven en zzp’ers business is geworden.

Het zag er even naar uit dat het geloof in die maakbaarheid naar het rijk der fabelen was verwezen. IJdele hoop, alleen de budgetten voor de sociale sector zijn door de crisis ingekrompen. De maakbaarheidsfilosofie is nog springlevend, en er wordt nauwelijks gekeken naar wat het oplevert. Dat is niet helemaal onbegrijpelijk, de evaluaties die wel zijn uitgevoerd laten zien dat de resultaten van al dat sociaal knutselen tegenvallen. Al te gemakkelijk wordt in wijken en buurten ingegrepen zonder te weten hoe het leven er uitziet, laat staan dat bekend is waartoe dat knutselen leidt.

Foto: inyucho (cc)

Blanco stem verdient zetel

OPINIE - Meer dan 15 duizend mensen stemden bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen ‘blanco.’ De Tweede Kamerverkiezing in 2012 gaf een vergelijkbaar beeld. Om te voorkomen dat al deze stemmen verloren gaan, zouden ze vertaald moeten worden in lege raads- of Kamerzetels.

Blanco uitgebrachte stemmen worden beschouwd als ongeldig. In de regel maken politici zich er daarom niet of nauwelijks druk om. Ten onrechte, want blanco stemmers geven wel degelijk een signaal af die politici ter harte zouden moeten nemen. Waarmee overigens niet gezegd is, dat de betekenis van de uitgebrachte stem altijd even duidelijk is. Een enkele keer is die duidelijkheid er wel. In 2006 stemde ongeveer 30 procent van de ruim 10 duizend kiezers in Delfzijl bij de gemeenteraadsverkiezingen blanco. Ze gaven daarmee gehoor aan het verzoek van het actiecomité ‘De Witte Zakdoek’ om te protesteren tegen de bestuurlijke puinhoop in hun gemeente.

Blancostem is teken van ontevredenheid

Het stemgedrag in Delfzijl laat zien wat de blanco stem in essentie is: een signaal van ontevredenheid. En die ontevredenheid is te specificeren. Uit de Legitimiteitsmonitor democratisch bestuur 2013 blijkt dat Nederlanders veel vertrouwen hebben in de democratie. We hebben het dan over percentages tussen de 80 en 95 procent. Uit hetzelfde onderzoek blijkt echter ook dat het vertrouwen in politieke partijen zelden boven de 50 procent uitkomt. Ergo, Nederlanders hebben veel vertrouwen in de democratie, maar niet in de partijen die de kandidaten voor de meeste van haar instituties leveren (Kamer, regering, gemeenteraad, Provinciale Staten, enzovoorts). Een kiezer die zijn ambivalente gevoelens over democratie en politieke partijen bij verkiezingen tot uiting wil brengen, heeft een lastige keuze. Hij kan kiezen tussen volledige afwending van het democratisch proces (thuisblijven) of steun geven aan een politieke partij die hij niet echt vertrouwt.

Vorige Volgende