Sociale Vraagstukken

297 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Faalt de wijkaanpak?

Het structureel vooruithelpen van wijken door ontkokerd samenwerken gaat niet lukken, zeiden bestuurskundigen Helderman en Brandsen eerder op deze site. Drie deskundigen reageren. Godfried Engbersen: ‘Gezien de inspanningen is er te weinig uit de wijkaanpak gekomen?’

‘De grote ambitie, wijken structureel vooruit helpen door ontkokerd samenwerken, is niet van de grond gekomen. En dat gaat ook niet gebeuren’, aldus bestuurskundigen Taco Brandsen en Jan Kees Helderman. De heren pleiten voor bestuurlijke bescheidenheid. Helderman: ‘Kapitaliseer het aanwezige sociale kapitaal. Sluit aan bij wat er leeft in een wijk en wees gewoon blij met dat kleine initiatief. Als je daar veel geld tegenaan mikt, gooi je het dood.’

Mislukking is een te grove conclusie

René Scherpenisse, voormalig directeur van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) en nu directielid bij Atrivé, een adviesorganisatie voor woningcorporaties, vindt de conclusie dat de wijkaanpak gaat falen ‘veel te snel’. Bij Scherpenisse is het glas nog halfvol. ‘Er zijn zoveel pareltjes die met zo’n grove conclusies tekort worden gedaan. Recent onderzoek in Amsterdam, Groningen en Dordrecht laat juist zien dat bewoners vooruitgang zien in hun wijk. Dat lijkt me toch lastig te combineren met de boodschap van Helderman en Brandsen.’

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Overheid moet alert zijn op informatiestromen

De overheid moet meer verantwoordelijkheid nemen op ICT-gebied. Dat staat in het WRR-rapport iOverheid dat projectverantwoordelijke Corien Prins eergisteren overhandigde aan minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

We zijn bekend met het beeld van de eOverheid, de elektronische overheid. Dat is de overheid die denkt, discussieert en handelt vanuit toepassingen van de techniek: de OV-chipkaart, de Verwijsindex Risicojongeren en het Elektronisch Patiëntendossier.

Maar we kunnen ook door een andere lens kijken, waarbij de nadruk ligt op een kluwen van informatiestromen die stapje voor stapje, besluit na besluit is ontstaan. We zien dan ontelbare informatiestromen, op rijksniveau maar ook lokaal en Europees. Er is geen noemenswaardig besef van het ontstaan van deze iOverheid, waardoor deze nieuwe deze nieuwe digitale werkelijkheid in feite geen ‘natuurlijke’ begrenzing kent. De iOverheid is onder de politieke radar ontstaan, en ze zal onbekommerd verder groeien als ze daaronder blijft.

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de iOverheid?
Ten eerst is er de function creep: daarvan is sprake wanneer een systeem of applicatie in eerste instantie functie X dient, maar daar gedurende de tijd ook functie Y of zelfs Z aan wordt toegevoegd. Denk bijvoorbeeld aan het Schengen Informatie Systeem, het SIS, een Europese databank voor politie en justitie met gegevens over mensobjecten, zoals gestolen identiteitspapieren. Dit systeem moet het wegvallen van de fysieke grenscontroles in het Schengengebied compenseren. In eerste instantie had een relatief beperkte groep instanties toegang: politie, immigratiediensten, grensbewaking en douane. Bij de ontwikkeling van een tweede versie van het systeem zijn de mogelijkheden vervolgens sterk uitgebreid. Zo zijn ook vingerafdrukken opgenomen. Daarmee verandert het systeem al van karakter: niet meer alleen een signaleringssysteem, maar ook een opsporingssysteem. Instanties met geheel andere taken – antiterrorisme, opsporing van zware criminaliteit – krijgen toegang tot gegevens die in eerste instantie niet voor die taken zijn verzameld. Op Europees niveau haken Europol en Eurojust aan. Ook wordt er een koppeling gemaakt met het Visum Informatie Systeem (VIS) – het systeem voor alle reizigers met een visum – beoogd. Zowel de functionaliteit als het karakter van SIS zijn zo veranderd.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Bezuinigingen zijn een zegen voor de civil society

De vraag of er al dan niet bezuinigd moet worden in de publieke sector speelt een rol bij de verkiezingen voor de provinciale staten. Rob van Pagée is medeondertekenaar van het Eigen Krachtmanifest. Hij ziet de aanstaande bezuinigingen juist als een kans. Want de huidige systematiek van hulpverlenen leidt alleen maar tot toenemende bureaucratie.

‘Op basis van het Eigen Krachtmanifest proberen wij een kanteling in gang te zetten. Het gaat om het inzetten van de eigen kracht van burgers in de samenleving. Want eigenlijk zou de overheid moeten vragen aan de burgers: “Zouden jullie als eerste een plan willen maken?”, als er iets aan de hand is. Ze moet de burgers de regie in eigen hand geven. In een Eigen Krachtconferentie krijgt iemand met een probleem steun van de mensen die bij hem of haar horen. En mensen die zich gesteund weten door hun eigen kring zullen minder aanspraak maken op hulp van de overheid. Daardoor wordt een omkering mogelijk en kan er iets anders gebeuren. De deelnemers bestaan uit kennissen en familieleden. Zij vormen zelf de hulpbron. En niemand kent de familie beter dan zij zelf. Na lang praten komen ze er altijd uit met elkaar. Dat kan soms lang duren, wel zes of acht uur, of langer. Maar dan komen ze naar buiten met een plan. Het is meestal een lijstje met afspraken waarop staat wie wat doet. Gemiddeld nemen de familie en bekenden tachtig procent voor hun rekening. En wat daar nog aan ontbreekt, kan aangevuld worden met hulp vanuit de publieke sector of overheid. Zo ontstaat samenwerking tussen professionals en de familiegroep.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Er is wel degelijk een sociale kloof

Een bijdrage van Mark Bovens en Anchrit Wille, via Sociale Vraagstukken.

Om uitspraken te doen over politieke participatie heb je meer nodig dan alleen de gegevens van het Nationaal Kiezersonderzoek. Volgens Mark Bovens en Anchrit Wille is er wel degelijk sprake van een kloof tussen hoger en lager opgeleiden. Die kloof is ook zichtbaar op het vlak van de politieke betrokkenheid.

>Onderstaand artikel is een antwoord op een eerdere reactie van Hakhverdian, Van der Burg en De Vries. Volgens Hakhverdian cs is de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden juist kleiner geworden voor zover het politieke interesse betreft. Dit in tegenstelling tot wat Bovens en Wille eerder beweerden.

In het boek Diplomademocratie proberen we een aantal zaken te agenderen en te duiden: de dominantie van hoger opgeleiden in vrijwel elke politieke arena; een aantal spanningen tussen een professionele,  meritocratische invulling van politiek en democratie als lekenbestuur, zoals het risico van scheve politieke agenda’s en wantrouwen en cynisme bij lager opgeleiden; de opkomst van populistische partijen en van een nieuwe scheidslijn in het Nederlandse politieke landschap.

Wij zijn vooral geïnteresseerd in de consequenties van opleidingsverschillen in participatie in een reeks van politieke arena’s.Dat neemt niet weg dat een belangrijke empirische vraag is waar de door ons geschetste kloof tussen hoger en lager opgeleiden nu uit bestaat en of die is toegenomen of niet. Bij de beantwoording van die vraag is het verstandig om verschillende soorten opleidingskloven te onderscheiden en om de tijdbalk goed in de gaten te houden:

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Kloof laag- en hoogopgeleiden wordt kleiner

Volgens Mark Bovens en Anchrit Wille is de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden groter geworden. Maar als het gaat om politieke belangstelling is die kloof eerder kleiner geworden. Een gastbijdrage van politicologen Armen Hakhverdian, Catherine de Vries en Wouter van der Brug. Het stuk staat ook op Sociale Vraagstukken.

diplomaIn hun boek ‘Diplomademocratie: over de spanningen tussen meritocratie en democratie’ beschrijven Mark Bovens en Anchrit Wille de “opkomst van de diplomademocratie”, ofwel de toegenomen dominantie van hoger opgeleiden in en het vrijwel verdwijnen van lager opgeleiden uit ‘de politiek’. Enkele bevindingen uit het boek zijn dat lager opgeleiden in vergelijking met hoger opgeleiden minder vaak gaan stemmen, cynischer zijn en minder vertrouwen hebben dat ze politieke processen te kunnen beïnvloeden.

Niets nieuws onder de zon, want talloze eerdere studies laten een vergelijkbaar beeld zien. Een andere claim die wel aandacht verdient, is dat de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden groter zou zijn geworden; een claim die door Bovens en Wille nauwelijks wordt onderzocht. Dit roept de vraag op of zich in Nederland een diplomademocratie heeft ontwikkeld, of dat Nederland altijd al een diplomademocratie was. Op deze vraag richten we ons hier. We hebben een onderzoek verricht waarbij we met behulp van dertien edities van het Nationaal Kiezersonderzoek nagaan of de zogenaamde “opleidingskloof” in politieke opvattingen en gedragingen sinds 1971 is gegroeid of gedaald. In ons onderzoek zijn we dit nagegaan voor zes belangrijke politieke houdingen en gedragingen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Liever geld dan koekje bij de koffie

Vandaag een gastbijdrage van Sjoukje Botman, die aan de Amsterdamse School voor Sociaal Wetenschappelijke Onderzoek promotieonderzoek heeft gedaan, getiteld: ‘Gewoon Schoonmaken. De troebele arbeidsrelaties in betaald huishoudelijk werk’. Het stuk staat ook op Sociale Vraagstukken.

schoonmaaksterWie langs de Amsterdamse grachten wandelt en goed kijkt naar de portieken van de monumentale panden, kan de sociale ongelijkheid van vroegere tijden herkennen. De mooie grote deur, te bereiken met een statige trap, die was voor de rijke bewoners van deze panden. Onder de trap is er vaak een kleiner deurtje te vinden. Dit deurtje leidt naar de oorspronkelijke vertrekken van het huishoudpersoneel. Ruim een eeuw geleden was het gebruikelijk dat het gegoede gezin er een scala aan huishoudelijk personeel op nahield. Niet omdat man en vrouw buitenshuis werkten, maar als teken van welstand.

Waar vroeger jonge meisjes van het platteland naar de stad reisden om daar als ‘dienstje’ aan de slag te gaan, vindt de trek tegenwoordig plaats op een mondiale schaal. Het werken in de huishouding is een zaak voor ongedocumenteerde migranten geworden. Het betreft veelal vrouwen, maar het kunnen ook mannen zijn. Zij kunnen laaggeschoold zijn, maar niet zelden zijn het midden- tot hooggeschoolden die de slechte economische omstandigheden in het land van herkomst ontvlucht zijn. Een groot deel van deze huishoudelijke diensten vindt plaats in de zwarte of grijze economische sfeer. Zo zijn de huidige huishoudelijk werkers te zien als lokale expressies van een mondiale economische ongelijkheid. Dat levert nieuwe kwesties op in de omgang tussen werkgever en schoonmaakster.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Rechtspositie verstandelijk gehandicapte blijft slecht

Dit stuk is geschreven door Brenda Frederiks, universitair docent/senior onderzoeker VUMC, afdeling sociale geneeskunde. Het stuk is ook te lezen op Sociale Vraagstukken.

brandonNog te vaak worden mensen met een verstandelijke beperkinig in hun vrijheid beperkt en wordt er onvoldoende gekeken naar het perspectief van de cliënt. De afgelopen twee weken werd heel Nederland geconfronteerd met Brandon. De vele krantenartikelen die naar aanleiding van deze casus zijn verschenen vertonen een enorme diversiteit aan meningen. Er is heel veel kritiek, maar zeer opvallend is dat er ook critici zijn die onderschrijven dat er sprake is van verantwoorde zorg.

De instelling heeft zich immers keurig gehouden aan de bestaande normen, die zijn vastgelegd in de Wet Bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). In deze wet is nader omschreven hoe een instelling met vrijheidsbeperkende maatregelen moet omgaan. Men geeft bijvoorbeeld aan dat Brandon volgens de wet onvrijwillig is opgenomen via een Rechterlijke Machtiging (RM), en dat zou grond zijn voor hoe hij is behandeld. Maar een RM regelt alleen de externe rechtspositie (onder de Wet Bopz) van een cliënt. De rechter doet geen uitspraken over de vrijheidsbeperkende maatregelen die intern worden toegepast. Een RM biedt dan ook geen vrijbrief voor vrijheidsbeperking, want daarvoor is het gevaarscriterium doorslaggevend. Dat wil zeggen dat men intern telkens opnieuw moet beoordelen of een cliënt een gevaar vormt voor zichzelf of anderen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Etnische concentratie positief voor migranten

Sociale Vraagstukken in gesprek met Pascal Beckers, die onlangs het proefschrift ‘Local space and economic success; The role of spatial segregation of migrants in the Netherlands’ afrondde.

Een concentratie van niet-westerse migranten in een wijk heeft vooral een positief effect op hun economisch succes. Dat is een andere conclusie dan veel Amerikaanse onderzoeken laten zien, die vooral negatieve effecten zien.  ‘Er is onmiskenbaar vooruitgang’, zegt Pascal Beckers aan de hand van zijn promotie-onderzoek.

Beïnvloedt de lokale woonomgeving en de omgeving van bedrijven het succes van immigranten? ‘Ja’, zegt Pascal Beckers die op 19 januari aan de Universiteit van Maastricht op die vraag promoveerde. Hij verrichtte daarvoor breed opgezette kwantitatieve studies over concentratie van niet-westerse migranten in Nederland en over vijf voor- en naoorlogse wijken van  Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht.

Beckers: ‘Voor mijn onderzoek kon ik beschikken over een databestand van niet-westerse ondernemers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Ik heb die cijfers gecombineerd met eigen veldonderzoek waarvoor vijf groepen zijn geselecteerd: Turken en Marokkanen (de arbeidsmigranten), Surinamers en Antillianen (de koloniale migranten) en Chinezen. De laatsten zijn in veel opzichten een aparte groep. De vijf groepen samen vormen ruim de helft van alle niet-westerse ondernemers in Nederland.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Zowel Turks en Nederlands zijn onmisbaar

Deze gastbijdrage is van Nadia Eversteijn. Zij verrichte promotie-onderzoek bij Babylon/Departement Cultuurwetenschappen aan de Universiteit van Tilburg. Het stuk is ook te lezen op Sociale Vraagstukken.

turkse en nederlandse vlagTurks-Nederlandse jongeren die het sterkst gericht zijn op de Turkse cultuur richten zich óók het sterkst op de Nederlandse cultuur. Dat valt te merken aan het gemengde taalgebruik; de grens tussen beide talen lijkt soms verdwenen. Deze bevindingen werpen een verrassend licht op de discussie over integratie.

Nederland telt nu 384.000 inwoners van Turkse herkomst, dit maakt hen tot de grootste groep inwoners van niet-westerse herkomst. In 2009 behoorde bijna 43 procent van deze groep tot de tweede generatie. Vergeleken met andere immigrantengroepen, wordt de Turkse gemeenschap gekenmerkt door (en soms ook bekritiseerd om) een sterke interne cohesie en oriëntatie op de taal en cultuur van het land van herkomst. Intergenerationele taalverschuiving treedt op, maar verloopt langzaam. Turks-Nederlandse huishoudens waarin uitsluitend Nederlands wordt gesproken, komen vrijwel niet voor. Ook wordt op velerlei manieren direct contact onderhouden met het moederland Turkije: via satellietschotels, internet, telefoongesprekken, door vakanties en de sterk beperkte aanwas van nieuwe immigranten in het kader van gezinsvorming.

De houding van de Turkse gemeenschap lijkt haaks te staan op het huidige overheidsbeleid, waarin alle aandacht is komen te liggen op de Nederlandse cultuur en het (zo jong mogelijk) verwerven van het Nederlands. Achterliggende gedachte lijkt te zijn dat door een eenzijdige concentratie op de Nederlandse taal, taalachterstand en algemene onderwijsachterstand bestreden kunnen worden, en de integratie van minderheidsgroepen bevorderd.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Toenemende gelijkheid is nog geen verheffing

Een bijdrage van Maarten Wolbers en Jochem Tolsma. Ze zijn als socioloog verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het stuk sluit mooi aan bij het voorlaatste stuk van Rik Peeters en Martijn van der Steen dat we van Sociale Vraagstukken hebben overgenomen.

Door de grotere toegankelijkheid van het onderwijs zijn de sociale mobiliteit en de gelijkheid in Nederland toegenomen. De keerzijde van dit proces is dat diploma’s op de arbeidsmarkt lager gewaardeerd worden. Steeds meer jonge mannen hebben nu een lager opleidingsniveau dan hun ouders.

In 2009 is de sociale mobiliteit toegenomen sinds 2003, net als in de jaren daarvoor. De ongelijkheid is op tal van terreinen verder gedaald en kinderen zijn minder afhankelijk geworden van hun ouders in wat ze willen bereiken. Een grote uitzondering op dat hele proces van sociale mobiliteit is de woningmarkt. Daar zie je vooral bij de hoger opgeleiden een sterke overdracht van eigendom en bezit. Ook op het gebied van de gezondheid is sprake van overdracht, maar dan betreft het alle sociale milieus en gaat het over kilo’s. Ofwel: zowel ouders als kinderen worden steeds zwaarder. Met als kanttekening dat extreem overgewicht is geconcentreerd bij de laagopgeleide Nederlanders.

Trendbreuk
In NRC Handelsblad van 5 januari 2011 spreekt de Amsterdamse hoogleraar Duurzaamheid, tevens columniste, Louise Fresco over een keerpunt in de tot voor kort heersende trend dat iedere generatie kinderen meer bereikt in opleiding en inkomen dan hun ouders. Terecht wijst ze erop dat dit keerpunt voornamelijk voor jonge mannen geldt. Maar haar opmerking dat ‘vrouwen hun moeders nog wel overtreffen’ is onjuist. Dit werd noch in ons onderzoek, noch in dat van het Sociaal Cultureel Planbureau aangetoond. Wij hebben een vergelijking gemaakt tussen ouders en hun kinderen, niet tussen moeders en hun dochters. Ons onderzoek toont inderdaad een tendens tot neerwaartse mobiliteit. Wij laten zien dat dit een logisch gevolg is van een toegenomen gelijkheid tussen sociale milieus. Doordat kinderen van de lagere milieus ook toegang hebben gekregen tot de diverse vormen van hoger en wetenschappelijk onderwijs en de beter betaalde banen, vond er een opwaartse mobiliteit plaats.

Vorige