Amerikaanse lessen in dissidentie

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Dwarse burgers vormen in de Verenigde Staten een wezenlijk ideaal, maar in Nederland lijken zulke helden dun gezaaid. In hoeverre zijn de Amerikaanse dissidente tradities en ideologieën overdraagbaar? James Kennedy noemt een paar aspecten van het Amerikaanse dwarse burgerschap waar Nederland zijn voordeel mee zou kunnen doen.

Afwijkend, oppositioneel burgerschap is een wezenlijk Amerikaans ideaal. Amerikaanse burgers zijn gefascineerd door eenzame, aan de status quo twijfelende individuen. Dit varieert van klokkenluiders zoals de filmhelden Serpico en Karen Silkwood tot politieke waaghalzen als Martin Luther King en de antisemitische radiopriester Charles Coughlin.

In Nederland is een dergelijke traditie van solistische oppositie tegen de autoriteit veel minder sterk. De klokkenluider, de burger die misstanden op de werkvloer onthult, bereikt in Nederland zelden een cultstatus. Net zo min wordt onvermurwbare politieke opstand doorgaans erg gewaardeerd. Ik herinner me dat Bernadine Dohrn, een radicale Amerikaanse activist en voormalig lid van de terroristische organisatie The Weathermen, op een symposium in 2007 haar Nederlandse publiek vertelde dat het essentieel was om kinderen te leren in opstand te komen. Het viel me op dat het publiek hier verwonderd op reageerde. Misschien is het in het Nederlandse onderwijs not done om kinderen sterke politieke of sociale denkbeelden mee te geven, of misschien heeft het woord ‘opstand’ een te radicale bijklank, wat bovendien een gevaar voor de sociale status-quo kan betekenen.

Dit betekent natuurlijk niet dat Nederland nooit ‘dwarse burgers’ heeft gekend. Voorbeelden uit de Nederlandse geschiedenis variëren van patriot Joan Derk van der Capellen tot den Pol tot Pim Fortuyn, die eerstgenoemde meer dan twee eeuwen later bewust imiteerde en die zich beiden geroepen voelden ‘het volk van Nederland’ toe te spreken. In de literatuur vinden we bijvoorbeeld Multatuli – een man die zichzelf, misschien wel meer dan wie ook in de Nederlandse geschiedenis, een andersdenkende noemde. In historische zin hebben zulke figuren echter minder bijgedragen aan een (her)formulering van het ideale politieke burgerschap of een beter begrip van de Nederlandse democratie dan bijvoorbeeld een gemenebest waarbinnen individuele en volhardende dissidenten tenminste de ruimte krijgen hun stem te laten horen, althans in goede tijden.

Kijkend naar de Nederlandse geschiedenis ontstaat de indruk dat de behoefte aan sociale ordelijkheid er doorgaans voor zorgde dat de uitingen van dissidente, overmatige democratische ijver getemperd werden. En Nederlandse particuliere en openbare voorzieningen verwerden ook meestal niet tot de almachtige instituten waar dwarse burgers tegen in opstand konden komen; ik verwijs hiervoor naar Multatuli’s overpeinzing dat er in Nederland nooit een revolutie kon plaatsvinden omdat niemand wist welk raam je moest ingooien.

Hoe maak je dissident burgerschap?
Toch blijft het belangrijk om naar vormen van dwars burgerschap in de politieke sfeer te kijken, vooral nu de discussie over (de mate en kwaliteit van) politiek burgerschap zo actueel is in Nederland. Je kunt je natuurlijk afvragen wat dwars burgerschap nog inhoudt als het aan de ene kant makkelijk en normaal is om je onvrede te uiten, terwijl er aan de andere kant weinig animo is voor de vroegere vormen van politiek activisme zoals je die had in de jaren zestig. Desondanks zijn er aspecten van het Amerikaanse dwarse burgerschap waarmee Nederland zijn voordeel zou kunnen doen.

Het eerste betreft het onderwijs. Nederlandse scholieren zijn relatief slecht op de hoogte van burgerschap en wat het inhoudt. Op dit gebied leveren de Verenigde Staten (en een aantal andere landen) een voorbeeld van hoe scholieren en studenten de waarde van assertief burgerschap kunnen leren waarderen. Amerika placht actief burgerschap in eenvoudige, maar sterk aansprekende termen te omschrijven: opkomen voor je eigen rechten en de rechten van anderen. Hoewel een dergelijke beperkte, ‘op rechten gebaseerde’ benadering van burgerschap bezwaarlijk kan zijn, geeft deze visie jongeren een persoonlijk mandaat om hun eigen rechten en de rechten van anderen met passie te verdedigen – een belangrijke voorwaarde voor dwars burgerschap.

Belangrijker is het tweede aspect: dissident burgerschap wordt niet gemaakt door individuen maar door het collectief, in het echte leven. Wellicht heeft de Amerikaanse politiek door de jaren heen meer ruimte geboden – omstandigheden en nieuwe gebruiken – aan politiek burgerschap. Op het meest basale niveau hield dat in dat een relatief groot aantal burgers betrokken was bij politieke campagnes.  Maar het gaat ook om tradities van geëngageerd burgerschap binnen verschillende maatschappelijke groepen: universiteiten (met een sterker politiek activistisch ethos dan in Nederland), kerken (denk aan de Afrikaans-Amerikaanse burgerrechtenbeweging) en een groot aantal andere belangengroepen die -veel serieuzer dan in Nederland- gebruikmaken van hun ledenbestand in de vorm van financiële en andere ondersteuning. Dat kan leiden tot een ruzieachtige en competitieve sfeer, waardoor het gezamenlijke doel zich aan het oog kan onttrekken. Tegelijkertijd is het een noodzakelijk onderdeel van de burger in opleiding, een manier om ervaring op te doen en inzicht te krijgen in de chaotische praktijken van een democratisch stelsel.

Deze tradities van dissidentie zijn belangrijk, vooral nu, in een tijd waarin relatief  ‘goedkope’ vormen van onvrede klakkeloos op het internet gepost kunnen worden zonder dat daar doorgaans lang over is nagedacht of dat er een diepgevoelde politieke gedachte achter zit. Natuurlijk kan internet ook verdieping en verbreding geven aan het politieke leven doordat burgers over een platform beschikken om hun kennis te delen en nieuwe politieke doelen te stellen. Maar met of zonder internet – er is behoefte aan een gedisciplineerde politieke dissidentie met gedegen kennis die even vasthoudend als terughoudend is en die volledig geïntegreerd is in het dagelijks leven. Dat is dan misschien niet iets wat overheden als ideaal voor ogen hebben. En het is misschien ook niet iets waar de meeste burgers toe in staat zijn, maar het is wel het soort dwarse burger dat nodig is om de democratie te beschermen voor de uitersten van het gevarenduo apathie en overdaad.

Dit is een sterk verkorte en enigszins bewerkte versie van het hoofdstuk: ‘Dwarse burgers – Amerikaanse lessen voor dissidentie in Nederland’ dat James Kennedy schreef voor het TSS Jaarboek 2010: ‘Brave burgers gezocht – De grenzen van een activerende overheid’ (red. Imrat Verhoeven en Marcel Ham), dat eind vorig jaar verscheen. Wilt u het TSS Jaarboek bestellen? Dat kan via deze link.

Reacties (2)

#1 piet

link Charles Coughlin doet ’t niet, staat een ‘ht’ teveel in (hthttp)

  • Volgende discussie
#2 Stevie Wonder

Big
men feeling small
Weak
ones standing tall
I
will watch them fall
‘Cause
They
won’t go when
I
go

  • Vorige discussie