Sociale Vraagstukken

293 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Heilig (vakantie)huisje

Vakanties zijn kostbaar en we hebben ze niet echt nodig. Door een paar vakantiedagen in te leveren zouden we alle overheidstekorten kunnen oplossen.  Maar dat gaat nooit gebeuren, betoogt Arjo Klamer, hoogleraar culturele economie  aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Nederlanders gaan weer massaal op vakantie. Het jaarlijkse ritueel wordt zoals gewoonlijk met man en macht uitgevoerd, crisis of geen crisis. Niets lijkt zo heilig voor Nederlanders als hun vakantie. Wee degene die durft te suggereren dat het wel wat minder kan met die vakanties.

De Nederlandse vakantie is een uiterst kostbare aangelegenheid. Nederlanders geven ongeveer zeven procent van hun inkomen uit aan vakanties. Voor een belangrijk deel doen ze dat in het buitenland, dus dat geld vloeit weg uit de Nederlandse economie. Tel daarbij de tijd dat niet wordt gewerkt op, en de de totale kosten van de Nederlandse vakantie komen te liggen tussen de 12 en 14 procent van het bruto binnenlands product. Breng het geld in mindering dat verdiend wordt aan de vakanties van Nederlanders in Nederland, en dan blijkt dat Nederlanders nog steeds flink meer uitgeven aan hun vakanties dan aan hun gezondheidszorg.

Onproductief

De vergelijking met de gezondheidszorg heeft meer kanten. Want net als wanneer zieke mensen onproductief zijn, zo zijn vakantievierders dat. Op vakantie voeren ze niets uit. Dat is ook de bedoeling van vakanties. Nederlanders zijn minstens vijf weken per jaar inactief.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Rosenmöller en Unilever strijden samen tegen overgewicht

Het Convenant Gezond Gewicht is mede gebaseerd op een naïef geloof in de welwillendheid van de voedingsindustrie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat resultaten uitblijven. Laat men zich liever richten op een voedselvoorziening die draait om vers en kwaliteit.

Wat is belangrijker voor kinderen: fatsoenlijk eten of  weten hoe je speciale effecten inbouwt in een Powerpointpresentatie? Dat eerste natuurlijk. Toch wordt er in het onderwijs meer geld uitgetrokken aan computeronderwijs dan aan aandacht voor fatsoenlijk eten: waar komt het vandaan, hoe maak je het klaar, wat is gezond?

Door Michiel Bussink.

Er gaat iets mis met onze kinderen

Er gaat iets mis met onze kinderen. Lang niet bij alle, maar er zijn er steeds meer die te dik zijn of onhandelbaar vanwege overdoses cocktails van suikers met E-nummers en andere additieven. Dat is sneu en niet nodig. Hoe kinderen teweer te stellen tegen het enorme opdringerige aanbod van laagwaardig eten en drinken? Door in ieder geval als papa en mama fatsoenlijke maaltijden met ze te eten, met regelmaat, kwaliteit, discipline en plezier. Maar veel ouders schijnen dat steeds minder te doen. Ze blijven in gebreke, wat in extreme gevallen een vorm van kindermishandeling oplevert.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Naar een nieuwe klassenmaatschappij

Er dreigt een nieuwe sociale rangorde te ontstaan, gebaseerd op verschillen in opleidingsniveau. Zijn we op weg naar een nieuwe klassenmaatschappij, vraagt socioloog Gwen van Eijk (Universiteit Leiden) zich af.

Opleiding als de nieuwe maatschappelijke scheidslijn is zichtbaar in gescheiden sociale netwerken, gesegregeerde leefwerelden en sterk gepolariseerde maatschappelijke en politieke opvattingen. Bijna 60 procent van de ondervraagden in een NIPO-onderzoek meent dat hoog- en laagopgeleiden steeds minder contact hebben met elkaar. Andere indicatoren suggereren echter dat het met die kloof wel meevalt: een minderheid van dezelfde ondervraagden zegt zich meer verbonden te voelen met mensen met hetzelfde opleidingsniveau, en het Nationaal Kiezersonderzoek laat juist zien dat sinds 1971 de opleidingskloof, gemeten als verschillen in politieke belangstelling, juist kleiner is geworden.

Morele dimensie van de kloof

Maar wanneer is nu eigenlijk sprake van een ‘kloof’ en wanneer is een kloof reden tot zorg? Verschillen zijn er altijd. Dat mensen verschillen ervaren en benoemen duidt niet noodzakelijk op een scherpe tweedeling, als de verschillende groepen elkaar tegelijkertijd tolereren en respecteren. Een tweedeling wordt pas zorgwekkend als die gepaard gaat met wederzijdse of eenzijdige veroordeling, omdat ‘de anderen’ bijvoorbeeld moreel verwerpelijk gedrag vertonen. Anders gezegd, gevoelens van superioriteit geven een negatieve dimensie aan een kloof: ze brengen een sociale hiërarchie, een rangorde, aan. In hoeverre is in Nederland nu sprake van een sociale hiërarchie, en zijn opleidingsverschillen daarvoor dan de grondslag?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Transparante overheid is niet per se een betere overheid

Transparantie om prestaties van organisaties in de publieke sector te verbeteren: het klinkt goed maar het werkt niet, vindt Stephan Grimmelikhuijsen van Overheid 2.0. 

Door prestaties van publieke instellingen transparant te maken, kunnen burgers kiezen voor het beste onderwijs of het beste ziekenhuis. Dit zou bijdragen aan een betere kwaliteit van publieke dienstverlening. Toch doet transparantie niet wat we er van hadden verwacht: agenten richten zich op bonnenschrijven in plaats van boeven vangen, ziekenhuizen richten zich op gemakkelijk behandelbare patiënten en de tandartsenprijzen stijgen in plaats van dat ze dalen. Transparantie heeft te weinig betekenis voor burgers en professionals: tijd voor een vorm van transparantie die wel bijdraagt aan kwaliteit.

Tucht

De ‘tucht van transparantie’ zou moeten leiden tot een betere publieke dienstverlening. Dit is gebaseerd op het simpele economische principe dat een meer transparante markt – meer informatie over prijzen en kwaliteit – consumenten in staat stelt om de optimale keuze te maken voor een product. Dit dwingt marktspelers om zo optimaal mogelijk te presteren.

In de jaren ’90 heeft deze gedachte van transparantie ook zijn ingang gevonden in de Nederlandse publieke sector. Zo zijn volgens de Onderwijsinspectie het percentage leerlingen dat nominaal hun schoolcarrière doorloopt en het gemiddelde eindexamencijfer belangrijke indicatoren voor de kwaliteit van onderwijs. Door deze gegevens te publiceren zouden prestaties verbeteren, omdat burgers iets te kiezen hebben, fouten gesignaleerd worden, en het handelen van professionals en organisaties gestuurd worden in de goede richting. Maar werkt dit wel?

Foto: copyright ok. Gecheckt 03-03-2022

Overgewicht: praten of minder automaten?

Het pubergesprek zou obesitas bij jongeren voorkomen.  Maar overgewicht is vooral een omgevingsprobleem, stelt pedagoog Mieke van Stigt

Het is een hot topic in het nieuws. ‘Pubers willen een pubergesprek’. Het voorstel is om de serie bezoeken aan de jeugdarts van de GGD (op 6, 9 en 12-jarige leeftijd) uit te breiden met een ‘pubergesprek’ op 16-jarige leeftijd, ondermeer om beter zicht te krijgen op zaken als obesitas, alcohol- en drugsgebruik en om eventueel seksuele voorlichting te kunnen geven. Er is veel voor te zeggen. Het is belangrijk om zicht te houden op hoe kinderen zich ontwikkelen, uit het oogpunt van preventie, om tijdig door te kunnen verwijzen en op die manier grotere problemen te voorkomen. Eén dossier, van consultatiebureau tot schoolarts in het 16e jaar, lijkt dan ook ideaal. Ook collectief, zodat zichtbaar wordt wat er zoal speelt onder de jeugd. Te veel zorg en beleid is versnipperd en ad hoc. Om goed preventief beleid te kunnen voeren is kennis van actuele ontwikkelingen noodzakelijk, zowel individueel als collectief.

Praten of domweg minder automaten?

Je kunt je afvragen of pubers zitten te wachten op nog een gesprek als ze 15 of 16 zijn, maar volgens onderzoek vindt 63 procent van de pubers dit een goed idee en zegt 20 procent zelf behoefte te hebben aan zo’n gesprek. Geen wonder dus dat Éénvandaag (en in navolging daarvan vele anderen) kopte: ‘Scholieren vóór pubergesprek’. Wat pas verderop in het artikel vermeld werd, was dat 79 procent van de scholieren vindt dat het pubergesprek vrijblijvend moet zijn en dat 47 procent van hen niet denkt dat het voornaamste doel – obesitas bestrijden – met het pubergesprek bereikt kan worden.

Foto: copyright ok. Gecheckt 25-09-2022

Wat doen we met onze ouderen?

’Wat doen we met de ouderen?’ Dat is een van de grote sociale vragen van deze tijd. Het is duidelijk dat we moeten voorkomen dat het reservoir aan talent ongebruikt aan de kant blijft staan, stelt Joop Schippers, hoogleraar Arbeids- en Emancipatie-economie aan de Universiteit Utrecht.

Het basisprincipe van de verzorgingsstaat is dat sommige groepen worden vrijgesteld van de plicht hun eigen inkomen te verdienen, omdat ‘we’ hen te zwak (zieken/arbeidsongeschikten) of te oud achten (65-plussers) óf omdat we vinden dat zij hun tijd beter kunnen gebruiken (leerplichtige jongeren).

Piramide is urn geworden

De meeste ‘vrijgestelden’ vinden we dan ook aan de top en aan de basis van de bevolkingspiramide. Die ooit door demografen bedachte piramide is echter veeleer een urn geworden, met een steeds bredere bovenkant. Immers, daar vinden we momenteel de omvangrijke cohorten babyboomers terug. Door de voortdurend stijgende levensverwachting wordt de urn bovendien steeds hoger.

In een sociaal en economisch houdbare verzorgingsstaat vormen de ‘vrijgestelden’ een minderheid ten opzichte van degenen die de verzorgingsstaat dragen. Met de stijging van de levensverwachting neemt het aantal burgers boven de 65 jaar hand over hand toe. Hun aandeel in de Nederlandse bevolking beweegt van 14 procent halverwege het eerste decennium van deze eeuw tot bijna 25 procent in 2050. De verzorgingsstaat dreigt uit balans te raken. Werk- en stuurgroepen en in hun kielzog politici concentreren zich daarbij op de kosten van de AOW, de aanvullende pensioenen en de zorg, die uit de hand lopen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Is opleiding de nieuwe verzuiling?

In ons land was de verzuiling lange tijd het meest duidelijke maatschappelijke breukvlak. Bestuurskundige Mark Bovens vraagt zich af in hoeverre er tegenwoordig sprake is van een nieuwe maatschappelijke scheidslijn: die tussen lager en de hoger opgeleiden.

Katholieken, protestanten en seculieren vormden gedurende een groot deel van de vorige eeuw duidelijk te onderscheiden sociale groepen met specifieke waardenpatronen en opvattingen, met eigen scholen, bonden en politieke partijen. Tegenwoordig lijken de scheidslijnen vooral langs opleidingsniveau te liggen. In hoeverre klopt dit en in hoeverre vormen hoger en lager opgeleiden aparte sociale groepen, hebben zij verschillende waardenpatronen en organisaties?

Een halve eeuw geleden, vóór de democratisering van het hoger onderwijs, zou het alleen al om demografische redenen niet zoveel zin hebben om de tegenstelling tussen lager en hoger opgeleiden te onderzoeken, om de eenvoudige reden dat in ons land de groep lager opgeleiden zeer groot en de groep hoger opgeleiden zeer klein was. Bij de Volkstelling van 1960 werden in ons land slechts 85.000 hoger opgeleiden geteld. Dat was nauwelijks één procent van de totale bevolking van veertien jaar en ouder. De overgrote meerderheid van de bevolking, meer dan 95 procent, had alleen lager onderwijs of een paar jaar lager beroepsonderwijs gevolgd. In 2011 waren er volgens het CBS meer dan twee miljoen hbo’ers en ruim één miljoen academici, samen ongeveer 27 procent van de beroepsbevolking. Het aantal lager opgeleiden onder de beroepsbevolking (lagere school, vmbo-diploma of mbo-1) bedroeg vorig jaar ongeveer 3,5 miljoen.

Politici moeten ons vertellen dat we onredelijk zijn

De huidige crisis wijst uit dat er een grote afstand bestaat tussen de wereld die wij aspireren en de wereld die wij waarschijnlijk krijgen als we doorgaan op de huidige weg. De tijd is gekomen voor een bezinning op wat ‘het goede leven’ voor ons moet inhouden, zegt Matthew Taylor, directeur van RSA.

Eén dimensie van de kloof tussen aspiratie en werkelijkheid betreft de werkgelegenheid. Betaald werk is van groot belang voor iemands financiële positie en voor diens welzijn en zelfrespect. Als wij willen dat iedereen straks een betaalde baan heeft, dan moeten er, gelet op de groei van de wereldbevolking, op termijn drie miljard banen worden gecreëerd. Het huidige aantal banen bedraagt 1,2 miljard en massawerkloosheid, vooral onder jongeren, dreigt.

Een andere dimensie van de aspiratiekloof heeft betrekking op de gezondheids- en ouderenzorg. We willen in alle waardigheid leven en oud worden, maar nu al dreigen de kosten volkomen uit de hand te lopen.

We kunnen verschillende dingen doen om het huidige pad te verlaten. In essentie komt het erop neer dat we een betere afstemming moeten vinden tussen onze aspiraties en ons politiek, persoonlijk en sociaal handelen.

Probleem van volgzaamheid

Er lijkt grote overeenstemming te zijn dat het probleem van de politiek er een is van (ontbrekend) leiderschap. Maar misschien is het beter om te spreken van een probleem van volgzaamheid. We zijn politiek gaan zien als een consumptieartikel. We eisen dat we krijgen wat we wensen, zelfs al is wat we wensen onsamenhangend en onmogelijk te realiseren en worden we boos als we onze zin niet krijgen. Het is kortom hoog tijd dat we, gezien de toekomst, een politiek debat voeren over de keuzes die namens ons gemaakt moeten worden.

Wie is de werkelijke vijand?

Veel Europese steden worstelen met dilemma’s bij het tegengaan van radicalisering. Frank Bovenkerk en Floris Vermeulen onderzochten hoe men daarmee omgaat. Hun les: koppel de aanpak van islamitisch extremisme niet te snel aan algemeen integratiebeleid.

De sociale stabiliteit van onze samenlevingen kent sinds het begin van de 21ste eeuw een nieuwe bedreiging: de islamitische terrorist. Dergelijke terroristen kan men niet altijd als buitenstaanders of een ‘extern probleem’ zien, omdat zij vaak in diezelfde westerse samenlevingen zijn opgegroeid. Overheden hebben in het algemeen op twee manieren gereageerd op dit ‘gevaar van binnenuit’: allereerst door anti-terreurmaatregelen te nemen die specifiek gericht zijn op verdachte moslims en in de tweede plaats door contact te zoeken met islamitische organisaties. Er zijn echter grote verschillen in de manier waarop steden dit contact in de praktijk vormgeven.

Onderzoek naar de typische eigenschappen van de terrorist laat zien dat het meest opvallende kenmerk is dat hij zo normaal is. Hét terroristenprofiel bestaat niet, of het is in elk geval nog niet ontdekt. Onderzoek naar het radicaliseringsproces stuit op het probleem dat in het Westen het absolute aantal werkelijke terroristen zo laag is dat er nauwelijks iets algemeens te zeggen valt over hun eigenschappen en de weg die ze hebben afgelegd. Er bestaan ook ongewenste neveneffecten van onderzoek naar extremisten en terroristen. Bij etnische profilering wordt een hele categorie mensen als verdacht beschouwd. Dit ondermijnt het principe van gelijke behandeling en gaat ten koste van de bereidheid van de betreffende groepen om samen te werken met de overheid.

Foto: copyright ok. Gecheckt 21-03-2022

Teveel krampachtigheid in Europadebat

In het debat over Europa regeert de emotie zozeer over de ratio dat we in de sfeer van de ‘fact-free politics’ terecht zijn gekomen. De vraag is of ‘Europa’ en ‘de democratie’ elkaar nog wel vinden, of zich in hoog tempo van elkaar verwijderen om elkaar nooit meer tegen te komen? Een gastbijdrage van Ton van den Brink, universitair hoofddocent Europees Recht aan de Universiteit Utrecht.

Het debat over Europa en de democratie is vooral vrijblijvend, vaak komt het niet verder dan wat kreten over en weer. Dat is vooral vervelend omdat op die manier het zicht op de werkelijke problemen vertroebelt. Met het vooruitzicht dat Europa in de komende verkiezingen een belangrijk thema gaat worden, is het daarom tijd om de kwestie nader onder de loep te nemen.

Het is niet eenvoudig voor een jurist om uit te leggen wat de recente maatregelen in het kader van de eurocrisis (‘six pack’, Begrotingsverdrag, ESM) precies behelzen. Maar waar het feitelijk om draait, is de vraag of er sprake is van een machtsoverdracht aan de EU of – om een nog neteliger begrip te gebruiken – dat de nationale soevereiniteit geraakt wordt. En daar kan een jurist wat makkelijker iets over zeggen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 21-02-2022

Wilders is tenminste consequent

In de huidige politiek gaat het steeds meer om de vraag hoe men zich moet verhouden tot dat wat afwijkt van ‘het gewone’. Dit leidt tot een nieuwe politieke scheidslijn: non-conformisme versus autoritarisme. In dat licht bezien is Wilders niet zo inconsequent als het lijkt, zegt Noortje Thijssen, medewerker van De Helling, het wetenschappelijk bureau van Groen Links.

Toen Maxime Verhagen en Geert Wilders nog geen bondgenoten waren, was Verhagen van mening dat de PVV-leider met twee maten meet. Op een congres van de CDA-jongeren eind 2009 zei hij dat Wilders anderen uitmaakt voor van alles en nog wat, maar boos wordt als anderen het hem niet naar de zin maken. ‘Als je zelf de vrijheid neemt om de taal van de straat te gebruiken, om een hele bevolkingsgroep keihard weg te zetten, dan moet je ook die ander de vrijheid gunnen om dat niet prettig te vinden’, aldus Verhagen[1].

Het verwijt van inconsistentie valt Wilders wel vaker ten deel. Talloze voorbeelden onderbouwen die stelling. Zo gunt hij christenen godsdienstvrijheid, maar moslims niet. De verontwaardiging was hevig toen Groot-Brittannië hem de toegang ontzegde voor de vertoning van Fitna, maar de in Engeland woonachtige en omstreden Sjeik Al-Haddad was volgens hem niet welkom in Nederland. Veroordeelde PVV-politici mogen hun Kamerlidmaatschap blijven vervullen, maar een Nijmeegse schooldirecteur die openlijk kritiek uit op Wilders moet worden ontslagen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 22-04-2022

Preventief huisverbod helpt niet tegen geweld

Voor slachtoffers van huiselijk geweld helpt de Wet preventief huisverbod niet om daadwerkelijk geweld te voorkomen, net zo min als een centraal meldpunt. Het voorkomen van geweld is wat anders dan het melden ervan als het al plaats heeft gevonden, zegt adviseur Martijn Bool in deze gastbijdrage.

Hoe kan je voorkomen dat je slachtoffer wordt van huiselijk geweld? Een preventief huisverbod bij huiselijk geweld werkt in ieder geval niet om dat geweld te voorkomen, zo leert de Wet tijdelijk huisverbod die sinds 2009 van kracht is. Pas als je je als slachtoffer bij de politie hebt gemeld stelt deze de procedure in gang. De dreiging van huiselijk geweld is voor de politie meestal geen reden om het huisverbod in te stellen. Pas nadat de situatie is geëscaleerd en een huisgenoot strafrechtelijke feiten heeft gepleegd gaat een slachtoffer naar de politie en niet eerder.

Op Sociale Vraagstukken stelden drie onderzoekers van Regioplan eerder dat er preventiever ingegrepen zou kunnen worden als alle hulpverleners en andere werkers die de thuissituatie van hun cliënten kennen de hun bekende signalen centraal gaan melden. De auteurs stellen ook dat de veiligheid van bedreigde vrouwen, mannen en kinderen zwaarder weegt dan hun privacy. Daar valt wel wat op af te dingen.

Vorige Volgende