Sociale Vraagstukken

297 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Labour Youth (cc)

Jongeren vaker werkloos door ontslagbescherming

ACHTERGROND - Jongeren zijn de dupe van een strikte ontslagregelgeving. Ze zijn vaker werkloos dan zittende oudere werknemers. Arbeidsmarktflexibilisering leidt mogelijk tot een verloren generatie. Sociale compensatie – denk aan meer kinderbijslag voor jonge ouders – is op zijn plaats, beargumenteren sociologen Maarten Wolbers, Marloes de Lange en Maurice Gesthuizen.

Jongeren hebben minder kansen op een baan in landen met een strikte werkgelegenheidsbeschermende wet- en regelgeving, zoals een weinig soepel ontslagrecht. Vooral middelbaar en hoger opgeleide jongeren ondervinden daar nadelen van. Het arbeidsmarktsegment waarin zij terechtkomen is over het algemeen meer gereguleerd (bijvoorbeeld via CAO’s) en hun ontslagkosten zijn hoger.

Dit blijkt uit de voorlopige resultaten van ons lopende onderzoek naar de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt in 29 voornamelijk Europese landen. Dat een strikte ontslagregelgeving negatieve gevolgen heeft voor de intrede van jongeren op de arbeidsmarkt is al eerder aangetoond, maar niet op zo’n grote schaal.

Hoge jeugdwerkloosheid

Ruim een op de vijf Europese jongeren onder de 25 jaar is momenteel werkloos. Vooral in Zuid-Europa is de jeugdwerkloosheid tot schrikbare hoogte gestegen. In Spanje en Griekenland zit ongeveer de helft van de jongeren zonder werk; in Italië en Portugal ongeveer een derde. Ook in veel Oost-Europese landen, zoals Polen, is de jeugdwerkloosheid hoog. In Nederland bedraagt de werkloosheid onder jongeren zo’n 10 procent; het laagste percentage van de Europese Unie. Nederland wordt op de voet gevolgd door Duitsland, Oostenrijk en Denemarken.

Foto: jessica mullen (cc)

Burgerkracht vraagt om andere instituties

ACHTERGROND - Piet-Hein Donner beloofde een burgerschapsagenda, die er nooit kwam. Volgens cultuurpsycholoog en journalist/publicist Jos van der Lans is dat maar goed ook. We hebben geen agenda nodig voor actief burgerschap, maar een agenda voor een andere institutionele orde. 

In de zomer van 2011 beloofde de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, Piet-Hein Donner, nog dat jaar te komen met een ‘agenda voor hedendaags burgerschap’. Vol verwachting klopten sindsdien vele harten, maar de agenda is er nooit gekomen. Niet in 2011, niet in 2012. Ja, de goede verstaander heeft een glimp van het gedachtegoed van het ministerie van Binnenlandse Zaken kunnen opvangen in de reactie van de regering op het rapport van de WRR, lees Pieter Winsemius, overVertrouwen in burgers, maar een echte officiële burgerschapsagenda is uitgebleven.

En misschien is dat maar goed ook. De verantwoordelijke ambtenaren waren welbeschouwd met een onmogelijke politieke klus opgezadeld. Hun opdracht was om beleid op gang te brengen waarin meer ruimte komt voor de eigen kracht van burgers. Maar dat heeft meteen al iets paradoxaals. Want komt die ruimte er als je dat van een Haagse beleidskansel verkondigt? Kan je burgers meer burgerschap voorschrijven? Nou nee, en als ze dat toch zouden opschrijven, dan was de kritiek te voorspellen: ‘Hallo, dank je de koekoek, nu er stevig bezuinigd moet worden, geeft de overheid ineens niet thuis en begint ie te verkondigen dat burgers het dan maar zelf moeten doen. Da’s makkelijk!’ Dat dilemma los je niet snel op, zelfs niet op papier. Dus werd de agenda uitgesteld, en uitgesteld, en weer uitgesteld, tot de val van het kabinet Rutte van uitstel definitief afstel maakte.

Foto: copyright ok. Gecheckt 14-10-2022

Helpende hand op arbeidsmarkt

In de programma’s voor de komende verkiezingen wordt ruim aandacht besteed aan arbeidsmarkt en sociale zekerheid.  Van werkzoekenden wordt in ieder geval verwacht dat zij meer zelfredzaam worden. Ondersteuning per regio zou daar wel eens een oplossing voor kunnen zijn, vinden Ton Wilthagen en Ronald Dekker van de universiteit van Tilburg.

De arbeidsmarkt en de sociale zekerheid krijgen dit jaar ruimschoots aandacht in de verkiezingsprogramma’s. Dat is wel eens anders geweest. Waar GroenLinks en D66 al langer om fundamentele hervormingen riepen en de VVD bleef hangen in liberale standaardrecepten, hadden de meeste partijen niet veel te melden over de toekomst van werk. PvdA, SP en later ook PVV zagen sowieso elke verandering als een verslechtering. Het CDA positioneerde zich letterlijk te midden van deze standpunten, maar kwam niet veel verder dan het versterken van de invloed van de sociale partners.

De schokkende ontwikkelingen in de wereldeconomie hebben alles anders gemaakt. Er bestaat op een aantal punten stiekem best veel overlap tussen de verschillende partijen. Zo willen bijna alle partijen een nieuwe wet voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Opvallend is dat diagnoses van de huidige situatie meer uiteenlopen dan de oplossingen. De PvdA signaleert  “hyperflexibiliteit” op de arbeidsmarkt, nadrukkelijker nog dan de SP, terwijl VVD, D66 en GroenLinks menen dat diezelfde arbeidsmarkt volledig op slot zit.

Foto: copyright ok. Gecheckt 23-11-2022

GGZ moet efficiënter, niet minder

Teveel mensen maken voor lichte psychische klachten gebruik van psychotherapieën. Minister Edith Schippers van Volksgezondheid vindt dat mensen meer hulp moeten zoeken in hun eigen omgeving. Maar zonder psychotherapie kunnen we niet, beargumenteert Pim Cuijpers, hoogleraar klinische psychologie aan de VU.

Psychische stoornissen vormen een van de belangrijkste uitdagingen voor de gezondheidszorg in de komende decennia. Psychische problemen komen heel veel voor, iedereen kan ermee te maken krijgen en ze hebben een enorme invloed op de kwaliteit van het leven van degenen die erdoor getroffen worden en op dat van hun naasten.

Psychotherapie onmisbaar onderdeel van GGZ 

Psychische stoornissen zijn geen ‘gewone’ ziekten die volledig herleidbaar zijn tot biologische processen, maar worden gevormd door een samenspel tussen biologie, psychologie en sociale processen. Het is dan ook moeilijk om precies te bepalen wat een stoornis is, wie het wel en niet heeft en wat de gevolgen ervan zijn. Maar dat het een enorme invloed heeft op de publieke gezondheid staat buiten kijf.

Psychotherapie is een onmisbaar onderdeel van de geestelijke gezondheidszorg. Het gros van de mensen dat hulp zoekt voor psychische problemen krijgt een of andere vorm van psychologische behandeling of psychotherapie. De meeste mensen met een psychisch probleem die kunnen kiezen tussen psychotherapie of medicijnen, kiezen voor psychotherapie. Psychotherapie blijft dan ook zonder twijfel een van de belangrijkste middelen die we hebben om psychisch leed te verhelpen, ondanks alle kritiek die men er op kan hebben.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Heilig (vakantie)huisje

Vakanties zijn kostbaar en we hebben ze niet echt nodig. Door een paar vakantiedagen in te leveren zouden we alle overheidstekorten kunnen oplossen.  Maar dat gaat nooit gebeuren, betoogt Arjo Klamer, hoogleraar culturele economie  aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Nederlanders gaan weer massaal op vakantie. Het jaarlijkse ritueel wordt zoals gewoonlijk met man en macht uitgevoerd, crisis of geen crisis. Niets lijkt zo heilig voor Nederlanders als hun vakantie. Wee degene die durft te suggereren dat het wel wat minder kan met die vakanties.

De Nederlandse vakantie is een uiterst kostbare aangelegenheid. Nederlanders geven ongeveer zeven procent van hun inkomen uit aan vakanties. Voor een belangrijk deel doen ze dat in het buitenland, dus dat geld vloeit weg uit de Nederlandse economie. Tel daarbij de tijd dat niet wordt gewerkt op, en de de totale kosten van de Nederlandse vakantie komen te liggen tussen de 12 en 14 procent van het bruto binnenlands product. Breng het geld in mindering dat verdiend wordt aan de vakanties van Nederlanders in Nederland, en dan blijkt dat Nederlanders nog steeds flink meer uitgeven aan hun vakanties dan aan hun gezondheidszorg.

Onproductief

De vergelijking met de gezondheidszorg heeft meer kanten. Want net als wanneer zieke mensen onproductief zijn, zo zijn vakantievierders dat. Op vakantie voeren ze niets uit. Dat is ook de bedoeling van vakanties. Nederlanders zijn minstens vijf weken per jaar inactief.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Rosenmöller en Unilever strijden samen tegen overgewicht

Het Convenant Gezond Gewicht is mede gebaseerd op een naïef geloof in de welwillendheid van de voedingsindustrie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat resultaten uitblijven. Laat men zich liever richten op een voedselvoorziening die draait om vers en kwaliteit.

Wat is belangrijker voor kinderen: fatsoenlijk eten of  weten hoe je speciale effecten inbouwt in een Powerpointpresentatie? Dat eerste natuurlijk. Toch wordt er in het onderwijs meer geld uitgetrokken aan computeronderwijs dan aan aandacht voor fatsoenlijk eten: waar komt het vandaan, hoe maak je het klaar, wat is gezond?

Door Michiel Bussink.

Er gaat iets mis met onze kinderen

Er gaat iets mis met onze kinderen. Lang niet bij alle, maar er zijn er steeds meer die te dik zijn of onhandelbaar vanwege overdoses cocktails van suikers met E-nummers en andere additieven. Dat is sneu en niet nodig. Hoe kinderen teweer te stellen tegen het enorme opdringerige aanbod van laagwaardig eten en drinken? Door in ieder geval als papa en mama fatsoenlijke maaltijden met ze te eten, met regelmaat, kwaliteit, discipline en plezier. Maar veel ouders schijnen dat steeds minder te doen. Ze blijven in gebreke, wat in extreme gevallen een vorm van kindermishandeling oplevert.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Naar een nieuwe klassenmaatschappij

Er dreigt een nieuwe sociale rangorde te ontstaan, gebaseerd op verschillen in opleidingsniveau. Zijn we op weg naar een nieuwe klassenmaatschappij, vraagt socioloog Gwen van Eijk (Universiteit Leiden) zich af.

Opleiding als de nieuwe maatschappelijke scheidslijn is zichtbaar in gescheiden sociale netwerken, gesegregeerde leefwerelden en sterk gepolariseerde maatschappelijke en politieke opvattingen. Bijna 60 procent van de ondervraagden in een NIPO-onderzoek meent dat hoog- en laagopgeleiden steeds minder contact hebben met elkaar. Andere indicatoren suggereren echter dat het met die kloof wel meevalt: een minderheid van dezelfde ondervraagden zegt zich meer verbonden te voelen met mensen met hetzelfde opleidingsniveau, en het Nationaal Kiezersonderzoek laat juist zien dat sinds 1971 de opleidingskloof, gemeten als verschillen in politieke belangstelling, juist kleiner is geworden.

Morele dimensie van de kloof

Maar wanneer is nu eigenlijk sprake van een ‘kloof’ en wanneer is een kloof reden tot zorg? Verschillen zijn er altijd. Dat mensen verschillen ervaren en benoemen duidt niet noodzakelijk op een scherpe tweedeling, als de verschillende groepen elkaar tegelijkertijd tolereren en respecteren. Een tweedeling wordt pas zorgwekkend als die gepaard gaat met wederzijdse of eenzijdige veroordeling, omdat ‘de anderen’ bijvoorbeeld moreel verwerpelijk gedrag vertonen. Anders gezegd, gevoelens van superioriteit geven een negatieve dimensie aan een kloof: ze brengen een sociale hiërarchie, een rangorde, aan. In hoeverre is in Nederland nu sprake van een sociale hiërarchie, en zijn opleidingsverschillen daarvoor dan de grondslag?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Transparante overheid is niet per se een betere overheid

Transparantie om prestaties van organisaties in de publieke sector te verbeteren: het klinkt goed maar het werkt niet, vindt Stephan Grimmelikhuijsen van Overheid 2.0. 

Door prestaties van publieke instellingen transparant te maken, kunnen burgers kiezen voor het beste onderwijs of het beste ziekenhuis. Dit zou bijdragen aan een betere kwaliteit van publieke dienstverlening. Toch doet transparantie niet wat we er van hadden verwacht: agenten richten zich op bonnenschrijven in plaats van boeven vangen, ziekenhuizen richten zich op gemakkelijk behandelbare patiënten en de tandartsenprijzen stijgen in plaats van dat ze dalen. Transparantie heeft te weinig betekenis voor burgers en professionals: tijd voor een vorm van transparantie die wel bijdraagt aan kwaliteit.

Tucht

De ‘tucht van transparantie’ zou moeten leiden tot een betere publieke dienstverlening. Dit is gebaseerd op het simpele economische principe dat een meer transparante markt – meer informatie over prijzen en kwaliteit – consumenten in staat stelt om de optimale keuze te maken voor een product. Dit dwingt marktspelers om zo optimaal mogelijk te presteren.

In de jaren ’90 heeft deze gedachte van transparantie ook zijn ingang gevonden in de Nederlandse publieke sector. Zo zijn volgens de Onderwijsinspectie het percentage leerlingen dat nominaal hun schoolcarrière doorloopt en het gemiddelde eindexamencijfer belangrijke indicatoren voor de kwaliteit van onderwijs. Door deze gegevens te publiceren zouden prestaties verbeteren, omdat burgers iets te kiezen hebben, fouten gesignaleerd worden, en het handelen van professionals en organisaties gestuurd worden in de goede richting. Maar werkt dit wel?

Foto: copyright ok. Gecheckt 03-03-2022

Overgewicht: praten of minder automaten?

Het pubergesprek zou obesitas bij jongeren voorkomen.  Maar overgewicht is vooral een omgevingsprobleem, stelt pedagoog Mieke van Stigt

Het is een hot topic in het nieuws. ‘Pubers willen een pubergesprek’. Het voorstel is om de serie bezoeken aan de jeugdarts van de GGD (op 6, 9 en 12-jarige leeftijd) uit te breiden met een ‘pubergesprek’ op 16-jarige leeftijd, ondermeer om beter zicht te krijgen op zaken als obesitas, alcohol- en drugsgebruik en om eventueel seksuele voorlichting te kunnen geven. Er is veel voor te zeggen. Het is belangrijk om zicht te houden op hoe kinderen zich ontwikkelen, uit het oogpunt van preventie, om tijdig door te kunnen verwijzen en op die manier grotere problemen te voorkomen. Eén dossier, van consultatiebureau tot schoolarts in het 16e jaar, lijkt dan ook ideaal. Ook collectief, zodat zichtbaar wordt wat er zoal speelt onder de jeugd. Te veel zorg en beleid is versnipperd en ad hoc. Om goed preventief beleid te kunnen voeren is kennis van actuele ontwikkelingen noodzakelijk, zowel individueel als collectief.

Praten of domweg minder automaten?

Je kunt je afvragen of pubers zitten te wachten op nog een gesprek als ze 15 of 16 zijn, maar volgens onderzoek vindt 63 procent van de pubers dit een goed idee en zegt 20 procent zelf behoefte te hebben aan zo’n gesprek. Geen wonder dus dat Éénvandaag (en in navolging daarvan vele anderen) kopte: ‘Scholieren vóór pubergesprek’. Wat pas verderop in het artikel vermeld werd, was dat 79 procent van de scholieren vindt dat het pubergesprek vrijblijvend moet zijn en dat 47 procent van hen niet denkt dat het voornaamste doel – obesitas bestrijden – met het pubergesprek bereikt kan worden.

Foto: copyright ok. Gecheckt 25-09-2022

Wat doen we met onze ouderen?

’Wat doen we met de ouderen?’ Dat is een van de grote sociale vragen van deze tijd. Het is duidelijk dat we moeten voorkomen dat het reservoir aan talent ongebruikt aan de kant blijft staan, stelt Joop Schippers, hoogleraar Arbeids- en Emancipatie-economie aan de Universiteit Utrecht.

Het basisprincipe van de verzorgingsstaat is dat sommige groepen worden vrijgesteld van de plicht hun eigen inkomen te verdienen, omdat ‘we’ hen te zwak (zieken/arbeidsongeschikten) of te oud achten (65-plussers) óf omdat we vinden dat zij hun tijd beter kunnen gebruiken (leerplichtige jongeren).

Piramide is urn geworden

De meeste ‘vrijgestelden’ vinden we dan ook aan de top en aan de basis van de bevolkingspiramide. Die ooit door demografen bedachte piramide is echter veeleer een urn geworden, met een steeds bredere bovenkant. Immers, daar vinden we momenteel de omvangrijke cohorten babyboomers terug. Door de voortdurend stijgende levensverwachting wordt de urn bovendien steeds hoger.

In een sociaal en economisch houdbare verzorgingsstaat vormen de ‘vrijgestelden’ een minderheid ten opzichte van degenen die de verzorgingsstaat dragen. Met de stijging van de levensverwachting neemt het aantal burgers boven de 65 jaar hand over hand toe. Hun aandeel in de Nederlandse bevolking beweegt van 14 procent halverwege het eerste decennium van deze eeuw tot bijna 25 procent in 2050. De verzorgingsstaat dreigt uit balans te raken. Werk- en stuurgroepen en in hun kielzog politici concentreren zich daarbij op de kosten van de AOW, de aanvullende pensioenen en de zorg, die uit de hand lopen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Is opleiding de nieuwe verzuiling?

In ons land was de verzuiling lange tijd het meest duidelijke maatschappelijke breukvlak. Bestuurskundige Mark Bovens vraagt zich af in hoeverre er tegenwoordig sprake is van een nieuwe maatschappelijke scheidslijn: die tussen lager en de hoger opgeleiden.

Katholieken, protestanten en seculieren vormden gedurende een groot deel van de vorige eeuw duidelijk te onderscheiden sociale groepen met specifieke waardenpatronen en opvattingen, met eigen scholen, bonden en politieke partijen. Tegenwoordig lijken de scheidslijnen vooral langs opleidingsniveau te liggen. In hoeverre klopt dit en in hoeverre vormen hoger en lager opgeleiden aparte sociale groepen, hebben zij verschillende waardenpatronen en organisaties?

Een halve eeuw geleden, vóór de democratisering van het hoger onderwijs, zou het alleen al om demografische redenen niet zoveel zin hebben om de tegenstelling tussen lager en hoger opgeleiden te onderzoeken, om de eenvoudige reden dat in ons land de groep lager opgeleiden zeer groot en de groep hoger opgeleiden zeer klein was. Bij de Volkstelling van 1960 werden in ons land slechts 85.000 hoger opgeleiden geteld. Dat was nauwelijks één procent van de totale bevolking van veertien jaar en ouder. De overgrote meerderheid van de bevolking, meer dan 95 procent, had alleen lager onderwijs of een paar jaar lager beroepsonderwijs gevolgd. In 2011 waren er volgens het CBS meer dan twee miljoen hbo’ers en ruim één miljoen academici, samen ongeveer 27 procent van de beroepsbevolking. Het aantal lager opgeleiden onder de beroepsbevolking (lagere school, vmbo-diploma of mbo-1) bedroeg vorig jaar ongeveer 3,5 miljoen.

Politici moeten ons vertellen dat we onredelijk zijn

De huidige crisis wijst uit dat er een grote afstand bestaat tussen de wereld die wij aspireren en de wereld die wij waarschijnlijk krijgen als we doorgaan op de huidige weg. De tijd is gekomen voor een bezinning op wat ‘het goede leven’ voor ons moet inhouden, zegt Matthew Taylor, directeur van RSA.

Eén dimensie van de kloof tussen aspiratie en werkelijkheid betreft de werkgelegenheid. Betaald werk is van groot belang voor iemands financiële positie en voor diens welzijn en zelfrespect. Als wij willen dat iedereen straks een betaalde baan heeft, dan moeten er, gelet op de groei van de wereldbevolking, op termijn drie miljard banen worden gecreëerd. Het huidige aantal banen bedraagt 1,2 miljard en massawerkloosheid, vooral onder jongeren, dreigt.

Een andere dimensie van de aspiratiekloof heeft betrekking op de gezondheids- en ouderenzorg. We willen in alle waardigheid leven en oud worden, maar nu al dreigen de kosten volkomen uit de hand te lopen.

We kunnen verschillende dingen doen om het huidige pad te verlaten. In essentie komt het erop neer dat we een betere afstemming moeten vinden tussen onze aspiraties en ons politiek, persoonlijk en sociaal handelen.

Probleem van volgzaamheid

Er lijkt grote overeenstemming te zijn dat het probleem van de politiek er een is van (ontbrekend) leiderschap. Maar misschien is het beter om te spreken van een probleem van volgzaamheid. We zijn politiek gaan zien als een consumptieartikel. We eisen dat we krijgen wat we wensen, zelfs al is wat we wensen onsamenhangend en onmogelijk te realiseren en worden we boos als we onze zin niet krijgen. Het is kortom hoog tijd dat we, gezien de toekomst, een politiek debat voeren over de keuzes die namens ons gemaakt moeten worden.

Vorige Volgende