Sociale Vraagstukken

290 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Transparante overheid is niet per se een betere overheid

Transparantie om prestaties van organisaties in de publieke sector te verbeteren: het klinkt goed maar het werkt niet, vindt Stephan Grimmelikhuijsen van Overheid 2.0. 

Door prestaties van publieke instellingen transparant te maken, kunnen burgers kiezen voor het beste onderwijs of het beste ziekenhuis. Dit zou bijdragen aan een betere kwaliteit van publieke dienstverlening. Toch doet transparantie niet wat we er van hadden verwacht: agenten richten zich op bonnenschrijven in plaats van boeven vangen, ziekenhuizen richten zich op gemakkelijk behandelbare patiënten en de tandartsenprijzen stijgen in plaats van dat ze dalen. Transparantie heeft te weinig betekenis voor burgers en professionals: tijd voor een vorm van transparantie die wel bijdraagt aan kwaliteit.

Tucht

De ‘tucht van transparantie’ zou moeten leiden tot een betere publieke dienstverlening. Dit is gebaseerd op het simpele economische principe dat een meer transparante markt – meer informatie over prijzen en kwaliteit – consumenten in staat stelt om de optimale keuze te maken voor een product. Dit dwingt marktspelers om zo optimaal mogelijk te presteren.

In de jaren ’90 heeft deze gedachte van transparantie ook zijn ingang gevonden in de Nederlandse publieke sector. Zo zijn volgens de Onderwijsinspectie het percentage leerlingen dat nominaal hun schoolcarrière doorloopt en het gemiddelde eindexamencijfer belangrijke indicatoren voor de kwaliteit van onderwijs. Door deze gegevens te publiceren zouden prestaties verbeteren, omdat burgers iets te kiezen hebben, fouten gesignaleerd worden, en het handelen van professionals en organisaties gestuurd worden in de goede richting. Maar werkt dit wel?

Foto: copyright ok. Gecheckt 03-03-2022

Overgewicht: praten of minder automaten?

Het pubergesprek zou obesitas bij jongeren voorkomen.  Maar overgewicht is vooral een omgevingsprobleem, stelt pedagoog Mieke van Stigt

Het is een hot topic in het nieuws. ‘Pubers willen een pubergesprek’. Het voorstel is om de serie bezoeken aan de jeugdarts van de GGD (op 6, 9 en 12-jarige leeftijd) uit te breiden met een ‘pubergesprek’ op 16-jarige leeftijd, ondermeer om beter zicht te krijgen op zaken als obesitas, alcohol- en drugsgebruik en om eventueel seksuele voorlichting te kunnen geven. Er is veel voor te zeggen. Het is belangrijk om zicht te houden op hoe kinderen zich ontwikkelen, uit het oogpunt van preventie, om tijdig door te kunnen verwijzen en op die manier grotere problemen te voorkomen. Eén dossier, van consultatiebureau tot schoolarts in het 16e jaar, lijkt dan ook ideaal. Ook collectief, zodat zichtbaar wordt wat er zoal speelt onder de jeugd. Te veel zorg en beleid is versnipperd en ad hoc. Om goed preventief beleid te kunnen voeren is kennis van actuele ontwikkelingen noodzakelijk, zowel individueel als collectief.

Praten of domweg minder automaten?

Je kunt je afvragen of pubers zitten te wachten op nog een gesprek als ze 15 of 16 zijn, maar volgens onderzoek vindt 63 procent van de pubers dit een goed idee en zegt 20 procent zelf behoefte te hebben aan zo’n gesprek. Geen wonder dus dat Éénvandaag (en in navolging daarvan vele anderen) kopte: ‘Scholieren vóór pubergesprek’. Wat pas verderop in het artikel vermeld werd, was dat 79 procent van de scholieren vindt dat het pubergesprek vrijblijvend moet zijn en dat 47 procent van hen niet denkt dat het voornaamste doel – obesitas bestrijden – met het pubergesprek bereikt kan worden.

Foto: copyright ok. Gecheckt 25-09-2022

Wat doen we met onze ouderen?

’Wat doen we met de ouderen?’ Dat is een van de grote sociale vragen van deze tijd. Het is duidelijk dat we moeten voorkomen dat het reservoir aan talent ongebruikt aan de kant blijft staan, stelt Joop Schippers, hoogleraar Arbeids- en Emancipatie-economie aan de Universiteit Utrecht.

Het basisprincipe van de verzorgingsstaat is dat sommige groepen worden vrijgesteld van de plicht hun eigen inkomen te verdienen, omdat ‘we’ hen te zwak (zieken/arbeidsongeschikten) of te oud achten (65-plussers) óf omdat we vinden dat zij hun tijd beter kunnen gebruiken (leerplichtige jongeren).

Piramide is urn geworden

De meeste ‘vrijgestelden’ vinden we dan ook aan de top en aan de basis van de bevolkingspiramide. Die ooit door demografen bedachte piramide is echter veeleer een urn geworden, met een steeds bredere bovenkant. Immers, daar vinden we momenteel de omvangrijke cohorten babyboomers terug. Door de voortdurend stijgende levensverwachting wordt de urn bovendien steeds hoger.

In een sociaal en economisch houdbare verzorgingsstaat vormen de ‘vrijgestelden’ een minderheid ten opzichte van degenen die de verzorgingsstaat dragen. Met de stijging van de levensverwachting neemt het aantal burgers boven de 65 jaar hand over hand toe. Hun aandeel in de Nederlandse bevolking beweegt van 14 procent halverwege het eerste decennium van deze eeuw tot bijna 25 procent in 2050. De verzorgingsstaat dreigt uit balans te raken. Werk- en stuurgroepen en in hun kielzog politici concentreren zich daarbij op de kosten van de AOW, de aanvullende pensioenen en de zorg, die uit de hand lopen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Is opleiding de nieuwe verzuiling?

In ons land was de verzuiling lange tijd het meest duidelijke maatschappelijke breukvlak. Bestuurskundige Mark Bovens vraagt zich af in hoeverre er tegenwoordig sprake is van een nieuwe maatschappelijke scheidslijn: die tussen lager en de hoger opgeleiden.

Katholieken, protestanten en seculieren vormden gedurende een groot deel van de vorige eeuw duidelijk te onderscheiden sociale groepen met specifieke waardenpatronen en opvattingen, met eigen scholen, bonden en politieke partijen. Tegenwoordig lijken de scheidslijnen vooral langs opleidingsniveau te liggen. In hoeverre klopt dit en in hoeverre vormen hoger en lager opgeleiden aparte sociale groepen, hebben zij verschillende waardenpatronen en organisaties?

Een halve eeuw geleden, vóór de democratisering van het hoger onderwijs, zou het alleen al om demografische redenen niet zoveel zin hebben om de tegenstelling tussen lager en hoger opgeleiden te onderzoeken, om de eenvoudige reden dat in ons land de groep lager opgeleiden zeer groot en de groep hoger opgeleiden zeer klein was. Bij de Volkstelling van 1960 werden in ons land slechts 85.000 hoger opgeleiden geteld. Dat was nauwelijks één procent van de totale bevolking van veertien jaar en ouder. De overgrote meerderheid van de bevolking, meer dan 95 procent, had alleen lager onderwijs of een paar jaar lager beroepsonderwijs gevolgd. In 2011 waren er volgens het CBS meer dan twee miljoen hbo’ers en ruim één miljoen academici, samen ongeveer 27 procent van de beroepsbevolking. Het aantal lager opgeleiden onder de beroepsbevolking (lagere school, vmbo-diploma of mbo-1) bedroeg vorig jaar ongeveer 3,5 miljoen.

Politici moeten ons vertellen dat we onredelijk zijn

De huidige crisis wijst uit dat er een grote afstand bestaat tussen de wereld die wij aspireren en de wereld die wij waarschijnlijk krijgen als we doorgaan op de huidige weg. De tijd is gekomen voor een bezinning op wat ‘het goede leven’ voor ons moet inhouden, zegt Matthew Taylor, directeur van RSA.

Eén dimensie van de kloof tussen aspiratie en werkelijkheid betreft de werkgelegenheid. Betaald werk is van groot belang voor iemands financiële positie en voor diens welzijn en zelfrespect. Als wij willen dat iedereen straks een betaalde baan heeft, dan moeten er, gelet op de groei van de wereldbevolking, op termijn drie miljard banen worden gecreëerd. Het huidige aantal banen bedraagt 1,2 miljard en massawerkloosheid, vooral onder jongeren, dreigt.

Een andere dimensie van de aspiratiekloof heeft betrekking op de gezondheids- en ouderenzorg. We willen in alle waardigheid leven en oud worden, maar nu al dreigen de kosten volkomen uit de hand te lopen.

We kunnen verschillende dingen doen om het huidige pad te verlaten. In essentie komt het erop neer dat we een betere afstemming moeten vinden tussen onze aspiraties en ons politiek, persoonlijk en sociaal handelen.

Probleem van volgzaamheid

Er lijkt grote overeenstemming te zijn dat het probleem van de politiek er een is van (ontbrekend) leiderschap. Maar misschien is het beter om te spreken van een probleem van volgzaamheid. We zijn politiek gaan zien als een consumptieartikel. We eisen dat we krijgen wat we wensen, zelfs al is wat we wensen onsamenhangend en onmogelijk te realiseren en worden we boos als we onze zin niet krijgen. Het is kortom hoog tijd dat we, gezien de toekomst, een politiek debat voeren over de keuzes die namens ons gemaakt moeten worden.

Wie is de werkelijke vijand?

Veel Europese steden worstelen met dilemma’s bij het tegengaan van radicalisering. Frank Bovenkerk en Floris Vermeulen onderzochten hoe men daarmee omgaat. Hun les: koppel de aanpak van islamitisch extremisme niet te snel aan algemeen integratiebeleid.

De sociale stabiliteit van onze samenlevingen kent sinds het begin van de 21ste eeuw een nieuwe bedreiging: de islamitische terrorist. Dergelijke terroristen kan men niet altijd als buitenstaanders of een ‘extern probleem’ zien, omdat zij vaak in diezelfde westerse samenlevingen zijn opgegroeid. Overheden hebben in het algemeen op twee manieren gereageerd op dit ‘gevaar van binnenuit’: allereerst door anti-terreurmaatregelen te nemen die specifiek gericht zijn op verdachte moslims en in de tweede plaats door contact te zoeken met islamitische organisaties. Er zijn echter grote verschillen in de manier waarop steden dit contact in de praktijk vormgeven.

Onderzoek naar de typische eigenschappen van de terrorist laat zien dat het meest opvallende kenmerk is dat hij zo normaal is. Hét terroristenprofiel bestaat niet, of het is in elk geval nog niet ontdekt. Onderzoek naar het radicaliseringsproces stuit op het probleem dat in het Westen het absolute aantal werkelijke terroristen zo laag is dat er nauwelijks iets algemeens te zeggen valt over hun eigenschappen en de weg die ze hebben afgelegd. Er bestaan ook ongewenste neveneffecten van onderzoek naar extremisten en terroristen. Bij etnische profilering wordt een hele categorie mensen als verdacht beschouwd. Dit ondermijnt het principe van gelijke behandeling en gaat ten koste van de bereidheid van de betreffende groepen om samen te werken met de overheid.

Foto: copyright ok. Gecheckt 21-03-2022

Teveel krampachtigheid in Europadebat

In het debat over Europa regeert de emotie zozeer over de ratio dat we in de sfeer van de ‘fact-free politics’ terecht zijn gekomen. De vraag is of ‘Europa’ en ‘de democratie’ elkaar nog wel vinden, of zich in hoog tempo van elkaar verwijderen om elkaar nooit meer tegen te komen? Een gastbijdrage van Ton van den Brink, universitair hoofddocent Europees Recht aan de Universiteit Utrecht.

Het debat over Europa en de democratie is vooral vrijblijvend, vaak komt het niet verder dan wat kreten over en weer. Dat is vooral vervelend omdat op die manier het zicht op de werkelijke problemen vertroebelt. Met het vooruitzicht dat Europa in de komende verkiezingen een belangrijk thema gaat worden, is het daarom tijd om de kwestie nader onder de loep te nemen.

Het is niet eenvoudig voor een jurist om uit te leggen wat de recente maatregelen in het kader van de eurocrisis (‘six pack’, Begrotingsverdrag, ESM) precies behelzen. Maar waar het feitelijk om draait, is de vraag of er sprake is van een machtsoverdracht aan de EU of – om een nog neteliger begrip te gebruiken – dat de nationale soevereiniteit geraakt wordt. En daar kan een jurist wat makkelijker iets over zeggen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 21-02-2022

Wilders is tenminste consequent

In de huidige politiek gaat het steeds meer om de vraag hoe men zich moet verhouden tot dat wat afwijkt van ‘het gewone’. Dit leidt tot een nieuwe politieke scheidslijn: non-conformisme versus autoritarisme. In dat licht bezien is Wilders niet zo inconsequent als het lijkt, zegt Noortje Thijssen, medewerker van De Helling, het wetenschappelijk bureau van Groen Links.

Toen Maxime Verhagen en Geert Wilders nog geen bondgenoten waren, was Verhagen van mening dat de PVV-leider met twee maten meet. Op een congres van de CDA-jongeren eind 2009 zei hij dat Wilders anderen uitmaakt voor van alles en nog wat, maar boos wordt als anderen het hem niet naar de zin maken. ‘Als je zelf de vrijheid neemt om de taal van de straat te gebruiken, om een hele bevolkingsgroep keihard weg te zetten, dan moet je ook die ander de vrijheid gunnen om dat niet prettig te vinden’, aldus Verhagen[1].

Het verwijt van inconsistentie valt Wilders wel vaker ten deel. Talloze voorbeelden onderbouwen die stelling. Zo gunt hij christenen godsdienstvrijheid, maar moslims niet. De verontwaardiging was hevig toen Groot-Brittannië hem de toegang ontzegde voor de vertoning van Fitna, maar de in Engeland woonachtige en omstreden Sjeik Al-Haddad was volgens hem niet welkom in Nederland. Veroordeelde PVV-politici mogen hun Kamerlidmaatschap blijven vervullen, maar een Nijmeegse schooldirecteur die openlijk kritiek uit op Wilders moet worden ontslagen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 22-04-2022

Preventief huisverbod helpt niet tegen geweld

Voor slachtoffers van huiselijk geweld helpt de Wet preventief huisverbod niet om daadwerkelijk geweld te voorkomen, net zo min als een centraal meldpunt. Het voorkomen van geweld is wat anders dan het melden ervan als het al plaats heeft gevonden, zegt adviseur Martijn Bool in deze gastbijdrage.

Hoe kan je voorkomen dat je slachtoffer wordt van huiselijk geweld? Een preventief huisverbod bij huiselijk geweld werkt in ieder geval niet om dat geweld te voorkomen, zo leert de Wet tijdelijk huisverbod die sinds 2009 van kracht is. Pas als je je als slachtoffer bij de politie hebt gemeld stelt deze de procedure in gang. De dreiging van huiselijk geweld is voor de politie meestal geen reden om het huisverbod in te stellen. Pas nadat de situatie is geëscaleerd en een huisgenoot strafrechtelijke feiten heeft gepleegd gaat een slachtoffer naar de politie en niet eerder.

Op Sociale Vraagstukken stelden drie onderzoekers van Regioplan eerder dat er preventiever ingegrepen zou kunnen worden als alle hulpverleners en andere werkers die de thuissituatie van hun cliënten kennen de hun bekende signalen centraal gaan melden. De auteurs stellen ook dat de veiligheid van bedreigde vrouwen, mannen en kinderen zwaarder weegt dan hun privacy. Daar valt wel wat op af te dingen.

Met je handen werken is niet voor de dommen

Nederland was een land van uitmuntende ambachtslieden, maar de waardering voor vakmanschap is nu laag. In andere landen staan ambachten wel hoog aangeschreven. Een herwaardering komt zowel de vakman, de economie als de samenleving ten goede, zegt Arjo Klamer, hoogleraar culturele economie.

Na tijden van verwaarlozing en onderwaardering is het hoog tijd dat het creatieve ambacht weer de waardering krijgt, die het verdient. Deze herwaardering is bittere noodzaak. In een moderne, creatieve economie draait het namelijk vooral om de verbeelding en de kwaliteit van de producten. In de wereld van de mode bijvoorbeeld is een kledingstuk meer dan een ding; het is ook, en voornamelijk, een verhaal.

Driedimensionale hoed

Creatieve vakmensen combineren scheppingsvermogen met vaardigheid. In zijn geschiedenis heeft Nederland overigens nooit een gebrek gehad aan uitmuntende en kunstzinnige vakmensen: van 17de eeuwse schilders, die zichzelf primair als ambachtslieden zagen, tot hedendaagse glasblazers in Leerdam.

Ook nu kent ons land een aanzienlijke groep creatieve vaklieden. Een van hen is de hoedenontwerper Dirk Jan Kortschot. Deze moderne ambachtsman ziet uitdagingen in het uitproberen van nieuwe ontwerpen en hecht er grote waarde aan dat zijn hoeden vaardig worden gefabriceerd, keurig worden afgewerkt, comfortabel op het hoofd zitten en voorzien zijn van een eigen signatuur. Bijzonder is zijn vouwhoed. Hoewel het idee op eerste gezicht onmogelijk leek te realiseren, ging Kortschot er toch mee aan de slag. Nieuwe innovatieve ideeën waarmaken is zijn passie, waarbij de vraag of het vervaardigen wel mogelijk is geen rol speelt. Hij verwacht binnen enkele jaren een hoed met een 3D printer af te drukken.

Foto: copyright ok. Gecheckt 12-02-2022

Het populisme ontleed

Populisme is in Latijns Amerika een stijlfiguur van links, terwijl sociale bewegingen als Occupy en Anonymous een populisme zonder leiderschap promoten. De vraag is niet of populisme goed of slecht is, maar waar, hoe en waarom het zich ontwikkelt.

Populisme is normaal geworden maar de wetenschap kan er geen greep op krijgen. Veel boeken en artikelen beginnen met de vertwijfelde constatering dat er geen consensus is over wat populisme betekent en leiden uit de bonte literatuur telkens weer net een andere definitie af. Vlak na de conceptuele vraag naar wat het populisme is, volgt dan vaak de normatieve vraag – vormen de populisten een bedreiging of een verrijking? Deze pogingen ketsen echter af, omdat ‘het populisme’ niet vereenzelvigd kan worden met een groep, ideologie of stroming. We kunnen het populisme beter eerst theoretisch ontleden en empirisch analyseren.

Het zijn juist de vele verschillende stijlfiguren en sentimenten van het populisme die het verschijnsel het bestuderen waard maken. Het is links, het is rechts, en het is recht door zee. Volkspartijen zijn er in het rood en in het bruin en ‘power to the people’ is een uitroep van Black Panthers, John Lennon en productinkopers. Populisme heeft geen substantie. Het is hooguit, om met Mark Elchardus en Bram Spruyt te spreken, een ‘dunne ideologie’; een set van stijlfiguren en sentimenten die zich aan verschillende ideologieën kunnen vastklinken. De tekst is telkens anders, maar de toon niet: die bestaat uit het neersabelen van elites, het aanhalen van volkse wijsheden en het profileren van de eigen zuiverheid tegenover de vervuilende anderen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Crisis: een kans om ons publieke diensten toe te eigenen

Mensen willen de zeggenschap terug over zaken die hun levens raken, en vragen om instituties die dat mogelijk maken. Dat is geen goedkope bezuinigingsretoriek; het is het opnieuw toe-eigenen van wat in een grootschalige wereld verloren is gegaan. Het is mogelijk en het gebeurt al, zegt cultuurpsycholoog Jos van der Lans.

Mensen die zelf via zonnepanelen of anderszins energie opwekken, gaan, zo blijkt uit onderzoek, veel bewuster, en dus zuiniger, met hun energiegebruik om. Ze laten minder vaak lampen onnodig branden, zetten de computer uit als ze hem niet gebruiken, letten scherper op al die standby-apparaten, kortom: energiegebruik is plotseling niet meer iets wat je overkomt, maar wat je kan beïnvloeden.

Toen een clubhuis in de Rivierenwijk in Utrecht in 2008 zijn poorten dreigde te moeten sluiten vanwege bezuinigingen, sloegen bewonersorganisaties de handen ineen. Ze besloten het gebouw in eigen beheer te gaan exploiteren. Sindsdien loopt het als een trein; sterker, De Nieuwe Jutter, zoals de plek is gaan heten, is levendiger en dynamischer dan ooit.

Hetzelfde gebeurde onlangs in Vierlingsbeek, een kleine bijna krimpgemeente in Brabant. De bibliotheek moest sluiten vanwege de bezuinigingen, waarna bewoners de zaak overnamen. Wat een beetje een suffig uitleenpunt was, is nu een energieke ontmoetingsplek geworden waar van alles gebeurt.

Vorige Volgende