Jorn

216 Artikelen
1 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De anti-oorlogspamfletten van James Nachtwey

James Nachtwey Ik wil dat mijn werk deel gaat uitmaken van onze visuele geschiedenis, binnentreedt in ons collectieve geweten. – James Nachtwey

Iedereen heeft ooit wel eens een foto van James Nachtwey gezien; of het nu in de krant, op internet of op het journaal is, bewust of onbewust, er is geen ontkomen mogelijk aan de beelden van ’s werelds bekendste oorlogsfotograaf. Nachtwey (New York, 1948) wordt geroemd om zijn vakmanschap, zijn scherpe oog en zijn doorzettingsvermogen en heeft daardoor al heel wat prestigieuze prijzen in de wacht gesleept waaronder de World Press Photo in 1992 en 1994.

Ik kwam voor het eerst in aanraking met werk van Nachtwey tijdens de World Press Photo tentoonstelling in 1996 of 1997. De foto, Afghanistan, 1996 toont duidelijk Nachtwey’s gevoel voor kadrering; bovenin in het midden komt de loop van een tank het beeld in waarop twee jongens zitten waarvan alleen de vier bungelende benen zichtbaar zijn, op de grond terugkerend als schaduw. Op de achtergrond is een aan puin geschoten Kabul zichtbaar waarlangs een man schijnbaar achteloos voorbij loopt. Het is de kracht van Nachtwey om zijn beelden te kunnen verankeren in het geheugen van de toeschouwer.

Onder de titel Testimony (1990 -2006) is in Foam een overzichtstentoonstelling te zien uit het oeuvre van Nachtwey. Nachtwey studeerde kunstgeschiedenis en politicologie, maar raakte na zijn afstuderen steeds meer geïnteresseerd in de fotografie door de beelden uit Vietnam en de burgerrechtenbeweging. In de fotografie is hij volledig autodidact, hij experimenteerde met verschillende technieken en vond op die manier zijn weg naar het gebruik van de 35 mm lens waardoor hij genoodzaakt wordt dicht op zijn onderwerp te zitten, hetgeen hem al vaak gevaar voor eigen leven opleverde. Vanaf 1980 begon hij als freelance fotograaf en sindsdien reisde hij de hele wereld over om verslag te doen van de verschillende brandhaarden in de wereld.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

The Suicidal Birds versus life

Suicidal Birds Ik was ze alweer een tijdje uit het oog verloren, maar afgelopen vrijdag stonden the Suicidal Birds in de Occii in Amsterdam. Het debuut Z-List stamt alweer uit 2005 en na het vele touren in dat jaar werd het begin 2006 nogal stil rondom de band nadat drummer Roel was gestopt en gitarist Sido aan de dijk was gezet. Zangeres/gitariste Jessie en bassiste Chay besloten verder te gaan als duo en kochten een drumcomputer voor de aanvulling in de ritmische sectie. In maart werd de opvolger Versus Life gepresenteerd en het geheel is een sterk staaltje snedige bluespunk geworden, af en toe afgewisseld met een rustig nummertje om even op adem te kunnen komen. Getuige het concert van afgelopen vrijdag heeft de wijziging in personele bezetting ze geen windeieren gelegd.

De dames uit Bakkeveen gaan flink tekeer op het podium en dat maakt hun show aantrekkelijk om naar te kijken. Jessie heeft een gouden strot die opgeblazen wordt door een echo-apparaat waarmee ze zo nu en dan ook nog eens het geluid van een orgel weet na te bootsen. De nummers starten alle met de drumcomputer want anders is het lastig om de maat te houden en dat maakt tevens dat er strak gespeeld moet worden, omdat een apparaat nu eenmaal geen flexibiliteit kent. The Suicidal Birds draaien er hun hand niet voor om, het dwingende karakter van de machinerie wordt met verve bedwongen, waardoor het geheel klinkt als een klok. Chay zingt af en toe mee en dat mogen ze vaker toepassen; het nummer no summer ratelt lekker voort en samen bezingen zij het gebrek aan zomer vorig jaar. Chay biedt een tegenwicht tegen de schelle en vervormde zang van Jessie en die combinatie maakt het nummer ijzersterk.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onder de dolenden (5) – een kort verhaal

klik voor vergroting Illustratie: Crachàt

De emotionele ontlading die Brecht verwachtte bleef uit. Zijn ouders bleven rustig op de bank zitten en keken om zich heen naar de staat van het appartement. Brecht kende dit, als het op onderhoud aankwam dan was het bij zijn ouders altijd helemaal in orde en hij zag hun enigszins misprijzende blikken langs de muur gaan die al jaren niet meer geverfd was en gelig was geworden door de aanslag van sigarettenrook. Maar dat kon hem allemaal niets schelen. Lijdzaam moest hij toekijken hoe zijn ouders gelaten waren onder het nieuws van de laatste paar uur en zelfs opgelucht leken te zijn met de tijding. Het was het laatste dat hij had verwacht.

‘Wat doen we nu met de begrafenis?’, vroeg de moeder aan de vader.
‘Ongeacht wat de rechercheur vandaag te weten komt, laten we de begrafenis toch over drie dagen plaatsvinden. Het vormt slechts een formaliteit in besloten kring, dus we hoeven ook niemand uit te nodigen voor de begrafenis. Wat doet het er dan toe of het een echt lijk is, of niet? Er is al genoeg verloren geraakt, we kunnen dit maar beter zo snel mogelijk achter de rug hebben.’
De moeder knikte instemmend. Ze omhelsden elkaar even kort waarna ze op zoek gingen naar tastbare herinneringen. Brecht sloeg het allemaal gade vanaf de zijkant. Na een tijdje hoorde hij zijn moeder vanuit de slaapkamer: ‘Zou hij al zijn foto’s weg hebben gedaan?’
‘Maakte hij die dan?’, antwoordde zijn vader hierop.
‘Naturlijk wel, hij had hele series van zijn vakanties in Zuid-Amerika, van een jaar of vijf geleden.’
‘Oh ja, natuurlijk, het lijkt me sterk dat hij die weg heeft gedaan. Misschien heeft hij ze naar zolder gebracht.
Brecht liep nadat hij dit gehoord had haastig de slaapkamer binnen. De deurtjes van zijn commode stonden open, maar nergens waren de mapjes en de zilveren metalen doos waarin hij zijn foto’s bewaarde te bekennen. Hij draaide zich direct om en keek naar zijn moeder die onverstoorbaar verder ging met het doorzoeken van zijn boekenkast.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onder de dolenden (4) – een kort verhaal

klik voor vergroting Illustratie: Crachàt

Hij balanceerde op de rand van de afgrond, maar hij wist zich staande te houden. Hij was zich ervan bewust dat hij op zijn tellen moest gaan passen en dat hij maatregelen moest nemen voor het te laat was. Zijn adaptieve vermogen stelde hem in staat zijn rol bij de Arbo-arts uit te vergroten. De diagnose werd snel gesteld, hij was overspannen. Na enkele weken zonder waarneembare vebetering begon de arts ongeduldig te worden. Zijn toon werd grimmiger en zijn aanpak doortastender. In een gesprek met zijn werkgever gaf Brecht echter aan dat hij weinig heil zag in deze methode en dat zijn bezoeken aan hem hem steeds zwaarder vielen. Langdurige ziektwet of arbeidsongeschiktheid lagen op de loer en doordat dit zijn werkgever veel geld zou aan kosten, kon Brecht zijn troef uitspelen. Hij sloot een overeenkomst met zijn werkgever waarbij hij zou worden ontslagen en vier maandsalarissen meekreeg.

Ongemerkt was een jonge vrouw bij hem op het bankje komen zitten. Ze zat er misschien al een paar minuten zonder dat Brecht het had opgemerkt. Onberoerd keek ze voor zich uit met haar ogen gericht naar het water. Ze was mooi in haar nonchalance, haar haar viel in lange slierten langs haar slapen en achter deze sluier lagen haar ogen enigszins verscholen in hun kassen waardoor ze een verlegen gezichtsuitdrukking kreeg. Boven haar lip had ze een klein litteken dat nauwelijks opviel, maar die als een soort indicator voor de volheid van haar lippen leek te dienen. Brecht had een zwak voor deze beminnelijke schoonheid die niet overdreven op zoek was naar aandacht, maar tegelijkertijd maakte deze hem ook argwanend alsof de eenvoud ervan niets anders kon verhullen dan een complex karakter. Toen ze merkte dat Brecht haar langdurig aan zat te staren, draaide ze haar hoofd in zijn richting en beantwoordde zijn blik met even weinig gene. Brecht schrok hiervan alsof hij zich betrapt voelde en wendde zijn hoofd ijlings af. Ongemakkelijk keek hij weer voor zich, zijn pupillen rusteloos heen en weer gaand, niet wetende waar hij zijn blik moest laten. Ze gooide een steentje in het water waarop concentrische cirkels zich vormden op het oppervlak.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Intersections – David Goldblatt

Goldblatt David Goldblatt (1930, Randfontein) is één van de pioniers van de Zuid-Afrikaanse fotografie. Vanaf 1948 begon hij de gevolgen van de apartheid te fotograferen, een systeem dat al eerder bestond, maar vanaf dat jaar officieel werd ingevoerd. Het woord werd als eerste gebruikt in een toespraak van Jan Smuts in 1919, de toenmalige premier van Zuid-Afrika, maar het werkelijke systeem werd ingevoerd door Hendrik Verwoerd (premier van 1958-1966), die het liever beschreef als goed nabuurschap nadat hij onder vuur lag door de internationale kritiek. Goede buren had hij echter weinig gemaakt; in 1960 werd hij beschoten en in 1966 werd hij doodgestoken door een klerk van Mozambikaanse afkomst.

Goldblatt die de chroniquer van de apartheid mag worden genoemd fotografeerde zijn onderwerpen altijd in zwart/wit. Deze voorkeur heeft echter niets te maken met het contrasterende effect dat Goldblatt in zijn foto’s naar voren wilde brengen, maar meer met een volgens hem gebrek aan techniek die bij het ontwikkelen van de kleurfoto’s kon worden toegepast. Pas eind jaren ’90 begon hij te experimenteren met kleur vanaf het moment dat de digitale fotografie in opkomst kwam. Intersections in Huis Marseille biedt een overzicht van deze nieuwe ingeslagen weg van Goldblatt. Middels deze zogenaamde kruispunten laat hij de tegenkrachten van waarden, ideeën, standpunten, plaatsen en mensen zien die de Zuid-Afrikaanse maatschappij vormen. Volgens Goldblatt heeft de gewelddadige geschiedenis van het land en de politieke en sociale structuur het landschap in de loop der jaren veranderd. Dit komt naar voren in het contrast tussen de zwarte thuislanden en de witte suburbs die gebouwd worden als dorpjes in Toscane, compleet afgezonderd en omheind tegen mogelijke gevaren van buitenaf.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onder de dolenden (3) – een kort verhaal

klik voor vergroting Illustratie: Crachàt

Hij zag zichzelf zoals anderen hem altijd moeten hebben gezien, zonder de speling tussen het brandpunt in de ogen en de spiegel. Dit besef zorgde ervoor dat de scène die zich nog maar zo kort geleden in deze slaapkamer had afgespeeld, weer langzaam bij hem begon te dagen. Hij sloeg de lakens terug om te zien waar al het bloed vandaan kwam. Drie wonden zaten in de buik van het lijk, het bloed was nog maar net gestold. De steken voltrokken zich in zijn herinnering gepaard gaande met de pijn die door zijn lijf was getrokken. Hij trok zijn shirt omhoog en zag daar de drie wonden zitten op exact dezelfde plekken als die op het lichaam op het bed. Het kon niet anders dan dat hij dood was, morsdood. Wat hij nu ervoer was de perceptie van zijn geest die nog vastgeklonken zat aan het leven dat hij zojuist had verlaten. Er restte niets meer dan een ziel die zich had onttrokken aan zijn stoffelijke omhulsel. Het lijf ervoer hij als het zijne, maar het was slechts een hallucinatie van zijn afgestorven geest. Was hij nu terecht gekomen in het hiernamaals of was het slechts een tijdelijke toestand waarin hij in staat werd gesteld het besef tot hem door te laten dringen dat hij afscheid diende te gaan nemen van het leven?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De brug van de ontheemden

Galata Brug Gisteren was de dag dat men in Nederland op vertoon van het boekenweekgeschenk gratis met de trein mocht reizen. Niets is er ontspannender dan met een boekje een lange treintocht te maken, dus besloot ik naar het zuiden des lands te gaan om mij volledig onder te kunnen dompelen in het geschonken kleinood. Al jaren geleden heeft men de koppeling van het onderwerp van het geschenk aan het thema van de boekenweek losgelaten en daardoor was er nergens een verwijzing te vinden naar de hilarische novelle van Desiderius Erasmus die in 1511 werd gepubliceerd. In 2001 werd er een geheel nieuwe versie geschreven door Arnon Grunberg die grimmiger van aard was, maar minder briljant. Eminence grise van de Nederlandse literatuur en fervent boekenbalbezoeker Harry Mulisch verkaarde vorige week op de Amsterdamse stadszender At5 dat we de humor nu wel kennen en dat het thema van volgend jaar de tristesse zou moeten worden.

De Brug van Geert Mak loopt daar wellicht al enigszins op vooruit. Een jaar lang bezocht hij de de befaamde Galata Brug in Istanbul, ook wel bekend als de brug over de Gouden Hoorn, die het oude Osmaanse gedeelte van de stad met het moderne westelijke gedeelte, Pera, verbindt. De brug van anderhalve kilometer lang is sinds 1845 vijf keer vervangen en kent haar eigen rangorde in economische bedrijvigheid. De brug herbergt een boekhandelaar, een zolenman, een sjouwer, een loterijmeisje en sigarettenverkopers die allen afkomstig zijn van het platteland en vaak hun families achter hebben gelaten om geld te verdienen in de grote stad. Het zijn allen ontheemden die proberen te overleven onder de armoedegrens. Sommigen blijven er hun hele leven, anderen verdwijnen en zie je nooit meer terug, bestemming onbekend.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onder de dolenden (2) – een kort verhaal

klik voor vergroting Illustratie: Crachàt

De avond ervoor was Brecht vroeg naar bed gegaan. Eigenlijk was hij al doodmoe sinds hij was opgestaan en moeizaam had hij zich door de dag heengesleept. Dagen lang was hij niet buiten geweest, hij had behoefte aan zuurstof en om aan de steeds nauwer wordende vertrekken van zijn appartement te ontkomen, had hij zijn vaste route naar de bibliotheek afgelegd. Via de Rozengracht naar de Prinsengracht. Maar toen hij het lompe gebouw betrad, wist hij niet zo goed wat hij er te zoeken had. Hij liepen tusen de rijen boeken door, ging de verschillende verdiepingen af, maar het leek of er geen enkel boek hem uitnodigde. Hij las de krant half door zonder dat de informatie tot hem doordrong en na een half uur keerde hij onverrichter zake huiswaarts. Hij struinde doelloos door de stad, bewandelde de grachten, af en toe onderbroken doordat hij wat verstrooiing zocht in een cafe bij een kop koffie verkeerd. Hij sliep buitengewoon veel zonder werkelijk uit te rusten. De slaap leek hem alleen maar vermoeider te maken.

’s Ochtends probeerde hij tijdig op te staan, maar hij hoorde de wekker niet of bleef nog uren lang in een sluimering in bed liggen. Hij bracht de dag door met een latent aanwezige hoofdpijn die iets weg had van een chemische sluier die zich in zijn hoofd genesteld had. Zijn concentratie nam af, het maakte hem het functioneren weliswaar niet onmogelijk, maar hij kon zich nergens toe zetten. Zijn gemoed was lethargisch, een toestand die hij nog kende na een avond teveel zuipen, waarna hij het liefst de hele dag in bed bleef liggen. Maar dat kon het niet zijn, hij was al maanden sober. De dokter had hem verzekerd dat hij geen ziekte onder de leden had, dat het eerder een gevolg van stress was, maar waar moest hij deze vandaan halen? Rond een uur of vijf was hij weer thuisgekomen en had de televisie aangezet, verveeld de programma’s uitgezeten. Na een paar uur had hij daar genoeg van en sloeg een boek open, maar het duurde niet lang voordat de letters vervaagden en het boek uit zijn handen viel, overmand als hij was door de slaap. Om een uur of twaalf werd hij gewekt door de kou in zijn benen waarna hij zonder zich uit te kleden in bed kroop. Hij genoot van een relatief rustige slaap tot het moment dat hij daarin onverwacht werd verstoord door een steek in zijn linkerzij. Het was een lichte prik, die hem weliswaar irriteerde, maar niet zodanig dat hij er werkelijk wakker door werd. Hij maakte een slaande beweging in de richting van zijn zij en wilde zich al wegdraaien op zijn andere, toen het plotseling weer ophield. Maar na een paar minuten voelde hij het opnieuw en scherper. Het had iets weg van een lange naald die langzaam maar zeker, krachtiger in zijn vel werd geduwd. Hij voelde dat zijn vel door de aanhoudende druk onder spanning kwam te staan maar niet bezweek door de elastisciteit van de huid.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onder de dolenden (1) – een kort verhaal

klik voor vergroting Illustratie: Crachàt

Het lichaam lag languit op bed. Er was niets meer van overgebleven dan een zielloze homp vlees, vaalbleek met hier en daar een blauwe vlek, daar waar het bloed zich opeen had gehoopt. De huid was slap geworden alsof deze geen enkele verbinding meer had met de substantie die het hoorde te omhullen. Brecht zat er al een paar uur roerloos als in een roes naar te kijken. De systematiek van de dood zou zodadelijk onherroepelijk in gaan treden; de langzame versterving van het lichaam, de zogenaamde rigor mortis. De verstijving zou beginnen in de oogleden en zich langzaam uitbreiden over het hele lichaam waardoor de berusting van de gestorvene plaatsmaakte voor een angstaanjagend gezicht. Het had hem altijd vreemd in de oren geklonken, dat rigor mortis, de omkering van de klinkers bracht een samenklank in de woorden die het een dichterlijke lading meegaf, zo in tegenstelling tot de halsstarrigheid van de dood. Hij zou niet verbaasd hebben opgekeken wanneer iemand zijn hand naar hem zou uitsteken en zou zeggen; ‘mijn naam is Rigor Mortis.’ Het was de vreemdeling die men slechts een keer in het leven zou ontmoeten.

Hij had de ramen gesloten en de kieren met tape afgeplakt om de reukzin van de aasvliegen en ander ongedierte niet direct te prikkelen. Elkaar opeenvolgend zouden ze komen; eerst de bromvliegen die de eitjes in de openingen van het lichaam legden en zich dankzij het eten van het onderhuidse vet konden ontpoppen tot maden, daarna de kevers, de wespen en de mieren. En als het lichaam maar lang genoeg bleef liggen zou het groter ongedierte zoals muizen en ratten volgen. De bacterienkolonies die tijdens het leven nog meewerkten aan de spijsvertering, keerden zich meteen na het intreden van de dood tegen de gastheer en hielpen het lichaam af te breken. Het systeem was vernuftig, nieuw leven ontstond bij de gratie des doods. Het verval van het vlees gold als het bestaansrecht voor een complete micro-gemeenschap. De fysiologie van de dood intrigeerde hem, maar nu deze uit haar abstractie werd gehaald kwam ze te dichtbij. Brecht wilde afstand nemen van hetgeen zich voor zijn ogen afspeelde. De afbraak moest koste wat kost worden uitgesteld om de conservering van het lichaam te waarborgen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De wedergeboorte van Nick Cave

Grinderman Eigenlijk had ik Nick Cave al een beetje afgeschreven; het van origine Australische enfant terrible maakte zelfs voor mijn muzikale bewustwording furore met helledichten in the Birthday Party. Aangezien deze band begin jaren tachtig opereerde en mijn ouders het niet in hun hoofd haalden om een kind al bloot te stellen aan zoveel zwartgalligheid, kwam ik pas tien jaar na dato in aanraking met het oeuvre van deze roemruchte band. Inhalen geblazen dus tijdens mijn adolescentie, waarbij zelfs een keer een zeer ongeruste voormalige huisgenoot op mijn deur klopte om te vragen of het wel allemaal nog goed ging. Want, eerlijk is eerlijk, de muziek van the Birthday Party is nogal zwaar en ook ik moest enorm wennen aan het zompige karakter van de muziek, maar na een tijdje was ik ervoor gezwicht en behoort het album Prayers on Fire (1981) tot één van mijn favoriete albums aller tijden.

Later maakte Cave nog een aantal mooie albums met the Bad Seeds, waaronder bijvoorbeeld From her to Eternity (1984) en You funeral my trial (1986) waarvan het nummer The Carny zelfs nog in live-sessie in Der Himmel über Berlin (1988) van Wim Wenders terecht kwam. Ik begon een beetje af te haken ten tijde van Henry’s Dream uit 1992 omdat het werk van Cave steeds lichter werd met hoogtepunten voor hem in duetten met Kylie Minogue en PJ Harvey. Cave werd een family man en ontpopte zich steeds meer tot een brard die de hemel bezingt. De aartspessimist had het geluk gevonden en dat sterkte in mijn overtuiging dat echte kunstzinnige genieën moeten lijden om tot grootse hoogten te komen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Het jongensboek van Robert Capa

Robert Capa Het Joods Historisch Museum in Amsterdam is na een grondige verbouwing sinds 23 februari heropend. Belangrijke pijler van deze verbouwing was het creëren van een nieuw prentenkabinet waar de tijdelijke exposities plaats kunnen vinden en het inrichten van een zaal waar de permanente nieuwe expositie Geschiedenis 1900-heden getoond wordt. Wonderlijke samenloop van omstandigheden is dat deze heropening ongepland samen valt met het 75 jarig bestaan van het museum en om dat jubileum te vieren, heeft men twee exposities samengesteld met werk van de Hongaars-Joodse fotografische grootheden Robert Capa en Eva Besnyö. Het werk van beide fotografen verschilt enorm, maar de keuze om ze naast elkaar te zetten is niet zo vreemd. Capa (1913-1954) en Besnyö (1910-2003) waren buurkinderen en groeiden samen op in Boedapest en het was op instigatie van Besnyö dat Capa er uiteindelijk definitief voor koos om fotograaf te worden door een baan bij het Berlijnse agentschap Dephot te accepteren. Besnyö kwam uiteindelijk in Nederland terecht, terwijl Capa een kosmopoliet werd die de wereld bereisde om de grote oorlogen vast te leggen voor het publiek.

Zijn eerste opdracht ontstond in 1932; de vaste fotografen van Dephot hadden opdrachten elders en Capa kreeg de kans om een lezing van Trotski in Kopenhagen, de betekenis van de Russische revolutie te bezoeken. Het bezoek was verrassend, Trotski was al een soort balling in eigen land geworden en werd omgeven door veiligheidsmensen. Bovendien had hij er een hekel aan om gefotografeerd te worden, dus Capa smokkelde een kleine Leica mee in zijn binnenzak en registreerde een bevlogen Trotski op het spreekgestoelte. Het waren de eerste schreden van Capa als fotograaf die zouden leiden tot een glorieuze levenswandel, maar ook tot een tragische dood.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Indrukwekkend portret van een zinloze oorlog

Siachen Afgelopen weekeinde vond in het Griffioen theater in Amstelveen alweer voor het vijfde achtereenvolgende jaar het Himalaya Filmfestival plaats. Het festival is een initiatief van het Himalaya Archief Nederland dat zich ten doel heeft gesteld om de regio rondom het gebergte beter te belichten zodat ook wij iets kunnen meekrijgen van de culturele en religieuze diversiteit, het natuurlijke schoon en de spanningen in de regio die duidelijk zichtbaar aanwezig zijn. Tijdens het festival werden er 45 films en documentaires vertoond over gebieden of volkeren in China, Tibet, Pakistan, India, Nepal en Bhutan.

Eén van de documentaires was Siachen – A war for ice van de Italiaanse regisseurs Fulvio Mariani & Mario Casella uit 2006. Het is een verhaal over een oorlog die al zo’n twintig jaar voort duurt, maar die waarschijnlijk ook de minst bekende is. De Siachen gletsjer bevindt zich ten noorden van Kasjmir en beschrijft een oppervlakte van ongeveer tweehonderd vierkante kilometer ijs, op een hoogte variërend van drie- tot zevenduizend meter. Na het vertrek van de Britse kolonisator in 1949 werden de grenzen tussen India en Pakistan vastgesteld zoals we die nu kennen. Het doortrekken van die lijn boven het coördinaat NJ9842 leek zinloos omdat de Siachen gletsjer zo onherbergzaam is dat geen mens er zijn habitat van zou willen maken. Het gebied werd daardoor dus min of meer een niemandsland.

Vorige Volgende