Rookcafé’s, ja of nee?

Van zes op de tien Nederlanders mogen er café’s komen waar wél mag worden gerookt. Een opiniepeiling van het AD maakt dat duidelijk. Uiteraard zitten in deze groep waarschijnlijk de rokers, zo’n 30% van de bevolking. Even kort door de bocht genomen is dus ruim 40% van de niet-rokers voor het toestaan van rokerskroegen. Een opvallend hoog percentage als je het mij vraagt.
Goed, moeten er dus rokerscafé’s komen? Op het eerste gezicht zou je zeggen van wel. Mensen kunnen zelf wel bepalen wat goed voor ze is en als de risico’s bekend zijn dan kan je niet anders dan concluderen dat het een puik staaltje betutteling is van de overheid om ze niet toe te staan.
Deze redenering laat echter een belangrijk aspect van het roken buiten beschouwing, namelijk de verslavende werking van nicotine. Het is algemeen bekend dat mensen die ergens verslaafd aan zijn moeite hebben met het plaatsen van andermans belang boven het eigen belang als het om de verslaving gaat, zeker als de ander geen direct zichtbare negatieve gevolgen ondervindt van de blootstelling aan jouw verslaving.
In deze situatie leidt dit gegeven tot de zekerheid dat er na verloop van tijd alleen nog maar rokerscafé’s zullen zijn. In bijna elke vriendengroep zijn er namelijk wel een aantal rokers te vinden. Gezien de mindere bereidheid van de verslaafden om zich op te offeren voor de niet-verslaafden zal er dus vaker naar rokerscafé’s worden gegaan.