Innovatie is niet gebaat bij bestuurlijke spagetti
De Nederlandse innovatie moet in een beperkt aantal topsectoren plaatsvinden, zonder al teveel bureaucratie. Dat laatste dreigt nu al te mislukken. Innovatie is niet gebaat bij het stapelen van organisatielagen, zeggen Laurens Hessels en Barend van der Meulen van het Science System Assessment van het Rathenau Instituut.
De Tweede Kamer vergaderde gisteren over de ‘innovatiecontracten’, die wetenschap, bedrijfsleven en overheid in de topsectoren met elkaar verbinden. Deze contracten staan vol mooie plannen, maar dreigen een wildgroei aan nieuwe organisaties teweeg te brengen. Er bestaan al zo veel coördinatieclubs op het gebied van wetenschap en innovatie dat terughoudendheid vereist is. Wij adviseren de Kamer om per sector maar één topconsortium toe te staan.
Aanvankelijk was dat ook de bedoeling. Terecht, want Nederland heeft de afgelopen decennia een overdaad aan organisaties tussen overheid en wetenschap in weten te scheppen. Toch dreigt het aantal voorgenomen TKI’s (topconsortium voor kennis en innovatie) een veelvoud te worden van het aantal topsectoren, als de geruchten waar zijn. Hoog tijd te leren van het verleden.
Stapeling van organisatielagen
De geschiedenis van het wetenschapsbeleid laat zich lezen als een stapeling van organisatielagen. Sinds midden jaren ’70 heeft elk nieuw wetenschapsbeleid regieclubs en organisaties tussen overheid en onderzoekers achtergelaten. In het rapport Focus en Massa (2011) schreef het Rathenau Instituut dat het hebben van veel coördinerende clubs gerichte sturing juist hindert. Ondanks extra geld voor een beperkt aantal wetenschapsgebieden hadden zij zich in de praktijk niet sterker ontwikkeld dan andere gebieden. Ook wetenschappers zijn gebaat bij vermindering van het aantal clubs. Uit interviews met onderzoekers blijkt dat zij de situatie nauwelijks meer overzien. Ze beseffen soms zelfs niet eens meer bij welke (top-)instituten en onderzoekscentra ze zelf horen. Er zijn onderzoekers die hun activiteiten moeten verantwoorden aan wel drie verschillende partijen, met ieder hun eigen evaluatiecircus.