“Links” en “rechts” veranderen van betekenis
ANALYSE - De termen ‘links’ en ‘rechts’ zijn niet weg te slaan uit het politieke discours. Politicologen, journalisten en kiezers maken gretig gebruik van dit jargon om de ideologie en bijbehorende standpunten van politieke actoren samen te vatten, al dan niet met voorvoegsels als ‘extreem-‘, ‘radicaal-‘, ‘ultra-‘ of ‘dom-‘.
Zo wordt de Amsterdamse grachtengordel vaak verweten links te zijn, terwijl in grote delen van die grachtengordel de VVD de populairste partij was bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen. De PVV wordt door kiezers regelmatig gezien als een extreemrechtse partij, maar dat kan in ieder geval niet slaan op de huidige standpunten van die partij over het sociaal vangnet of het homohuwelijk. Wat betekenen de etiketten ‘links’ en ‘rechts’ vandaag de dag dan nog?
Gelijkheid
De termen ‘links’ en ‘rechts’ vinden hun oorsprong in de inrichting van de Staten-Generaal ten tijde van de Franse Revolutie. De groepen die het Ancien Régime steunden zaten ter rechterzijde van de voorzitter, de tegenstanders ervan ter linkerzijde. Tot op de dag van vandaag associëren velen ‘links’ met progressieve en ‘rechts’ met conservatieve denkbeelden, maar ook dit onderscheid kan misleidend zijn. Behoud van wat, immers? Zo heeft Tom Louwerse aan de hand van CPB-doorrekeningen van verkiezingsprogramma’s aangetoond dat er binnen economisch linkse en rechtse kampen zowel hervormers als conservatieven bestaan.
