Gastauteur

2.327 Artikelen
3 Waanlinks
25 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: copyright ok. Gecheckt 04-10-2022

Open Access kan eenvoudiger

ANALYSE - Staatssecretaris Sander Dekker wil binnen tien jaar alle wetenschappelijke publicaties publiekelijke toegankelijk maken. Lovenswaardig, maar actie is nodig, schreef Jaap Walhout eerder op deze site. Vandaag een reactie van gastredacteur Aron Beekman, postdoc theoretische natuurkunde op RIKEN, Wako, Japan.

De laatste decennia is er eindelijk schot gekomen in het toegankelijk maken van onderzoeksartikelen en -resultaten. Met de komst van het internet zijn de technische voorwaarden voor open en vrije toegang aanwezig, en als we de wetenschapspraktijk opnieuw zouden beginnen, bestonden tijdschriften in hun huidige vorm niet. Er is dus sprake van traagheid in het systeem en een overgang wordt enkel belemmerd door vastgeroeste patronen.

In een recent artikel zet Jaap Walhout enkele mogelijkheden uiteen voor hoe de overheid publicatie in open access-tijdschriften kan bevorderen, of zelfs uitvoeren. Wat mij betreft is dit een overgecompliceerde, technische oplossing voor een sociaal probleem. Daarom wil ik aan de hand van de praktijk in mijn vakgebied, natuurkunde, waar onderzoekers al twintig jaar open en vrij hun resultaten delen, enkele aanknopingspunten geven die het makkelijker, goedkoper en sneller uitvoerbaar zouden kunnen maken.

De rol van tijdschriften

Eerst wat achtergrond over wetenschapspublicatie. Uitgevers vervullen op dit moment de volgende taken:

Foto: Nico Hogg (cc)

Busje voor de vrijheid

OPINIE - Het ‘refo-busje’ staat ter discussie: moeten wij als gemeenschap meebetalen aan het relatief dure vervoer van kinderen die naar een zwartekousenschool gaan, terwijl ze, wat ons betreft, best ook naar een school dichterbij kunnen? Bart Voorzanger vindt van wel.

Niet omdat ik die kinderen per se naar zo’n school wil hebben – daar ga ik niet over – maar vanwege het principe. Wij zijn terecht trots op de vrijheden die ons staatsbestel kenmerken, en dan moeten we niet zeuren als het wat kost om die vrijheden in stand te houden.

Een ding vooraf: de term ‘vrijheid van onderwijs’ is historisch verklaarbaar, maar hij geeft niet weer het echt om gaat. De kern van de zaak is de vrijheid van ouders hun eigen kinderen op te voeden, ze hun eigen normen en waarden mee te geven, en ze te leren wat zij voor waar houden, vóór die kinderen kennismaken met, en verward raken door, de waarden en waarheden van andersdenkenden. Het wordt tijd dat we ‘vrijheid van onderwijs’ vervangen door een grondwettelijk gegarandeerde ‘vrijheid van opvoeding’.

Uiteraard moeten die kinderen uiteindelijk leren dat ándere mensen soms heel anders tegen het universum aankijken. En als we de boel een beetje bij elkaar willen houden, is het handig wanneer ze die anderen daarin ook alle vrijheid gunnen. Nog mooier is het wanneer ze – en zij niet alleen! – beseffen dat alle moraal en elke opvatting over de herkomst van het universum uiteindelijk berust op je eigen keuze de werkelijkheid op een bepaalde manier te zien. Maar niet alles tegelijk graag. Dat kan geen mens aan.

Foto: Stadtkatze (cc)

“Links” en “rechts” veranderen van betekenis

ANALYSE - De termen ‘links’ en ‘rechts’ zijn niet weg te slaan uit het politieke discours. Politicologen, journalisten en kiezers maken gretig gebruik van dit jargon om de ideologie en bijbehorende standpunten van politieke actoren samen te vatten, al dan niet met voorvoegsels als ‘extreem-‘, ‘radicaal-‘, ‘ultra-‘ of ‘dom-‘.

Zo wordt de Amsterdamse grachtengordel vaak verweten links te zijn, terwijl in grote delen van die grachtengordel de VVD de populairste partij was bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen. De PVV wordt door kiezers regelmatig gezien als een extreemrechtse partij, maar dat kan in ieder geval niet slaan op de huidige standpunten van die partij over het sociaal vangnet of het homohuwelijk. Wat betekenen de etiketten ‘links’ en ‘rechts’ vandaag de dag dan nog?

Gelijkheid

De termen ‘links’ en ‘rechts’ vinden hun oorsprong in de inrichting van de Staten-Generaal ten tijde van de Franse Revolutie. De groepen die het Ancien Régime steunden zaten ter rechterzijde van de voorzitter, de tegenstanders ervan ter linkerzijde. Tot op de dag van vandaag associëren velen ‘links’ met progressieve en ‘rechts’ met conservatieve denkbeelden, maar ook dit onderscheid kan misleidend zijn. Behoud van wat, immers? Zo heeft Tom Louwerse aan de hand van CPB-doorrekeningen van verkiezingsprogramma’s aangetoond dat er binnen economisch linkse en rechtse kampen zowel hervormers als conservatieven bestaan.

Foto: Thomas Bruce (cc)

Maatschappelijk onbehagen is spiegel behaagzieke overheid

ACHTERGROND - Mensen die het woord onbehagen hanteren, hebben het nooit over zichzelf. Het is altijd de ander die het onbehagen voelt. Sterker nog, het is vaak de tegenstander. Niemand zegt: ik ben tegen het boerkaverbod uit onbehagen. Wel kun je straffeloos beweren: de steun voor het boerkaverbod komt voort uit onbehagen.

Een ding is duidelijk: een verklaring die alleen voor anderen geldt, nooit voor jezelf, die verklaring deugt niet. De term onbehagen is een diskwalificatie vermomd als diagnose. Zelf handel je op basis van inzichten en argumenten. De ander handelt op basis van onbehagen. Oftewel, je kunt zijn inzichten en argumenten niet serieus nemen, ze zijn een pose of op zijn best een gebrekkige vertolking van een onderliggende emotie, angst of onvrede. Door de positie van de ander te duiden met het concept ‘onbehagen’ heeft jouw positie automatisch gewonnen, als een voetbalwedstrijd waarbij de tegenstander niet komt opdagen.

Dat burgers geen risico’s meer willen accepteren, is een mythe

 Ook de staat heeft hier een handje van, zeker op het gebied van risico’s. Ze praat over onbehagen als verklaring voor het verzet van burgers tegen wenselijke vernieuwingen, zoals nieuwe hoogspanningsleidingen, CO2-opslag of de slimme elektriciteitsmeter. Het verhaal van de staat gaat ongeveer als volgt: burgers verzetten zich tegen projecten met hele bescheiden risico’s. Waarom? Omdat ze geen tolerantie meer hebben voor risico’s. De onmacht van de mens tegenover het noodlot willen ze niet langer onder ogen zien. Van de overheid eisen ze daarom bescherming tegen dat onheil.

Foto: Maari-chan (cc)

Risicovolle samenleving eindigt bij opwindbare sinaasappels

ANALYSE - Culturele beschouwingen over PRISM leggen vooral het verband met de boeken 1984 van George Orwell en Het proces van Franz Kafka. In A Clockwork Orange staat misschien wel de belangrijkste aanname centraal wanneer je überhaupt in een samenleving zonder overheidsdwang wilt leven, legt Ralf de Jong uit.

Een vrije, open samenleving zoals de onze leidt automatisch tot een risicovolle samenleving. Dit stelde Rob Wijnberg afgelopen zomer in De Groene Amsterdammer. Het gedrag van de zeven miljard individuen op deze aardbol valt nauwelijks te sturen op een manier waardoor geen gevaar voor de ‘collectieve veiligheid’ dreigt. Dit kan alleen wanneer de staat daarvoor de vrije samenleving opoffert door van alles te verbieden  – van vliegtuigen en heggenscharen tot de voetbalwedstrijd Ajax-Feyenoord.

Literaire betekenis

Zoals bekend probeert de NSA met PRISM de risico’s in de samenleving ieder geval te verkleinen door de privacy van burgers op te offeren. Een vergelijking met de samenleving in 1984 van George Orwell lag vanuit literair perspectief direct voor de hand aangezien de staat (ook) hier het leven van zijn burgers probeert te domineren door hen dag en nacht te bespioneren.

De wereld uit Franz Kafka’s klassieker Het proces geeft goed de hopeloosheid van het individu weer wanneer hij niet de regels van het rechtssysteem kent. Of wanneer hij zoals de hoofdpersoon Jozef K in Het proces niet weet voor welke misdaad de politie hem arresteert. Volgens de Amerikaanse rechtsprofessor Daniel Solove problematiseert het zo de machtsrelatie tussen de staat en haar burgers, bijvoorbeeld wanneer de NSA dankzij PRISM over meer informatie van jou beschikt dan je zelf weet.

Foto: Joanídea Sodret (cc)

Haal pedofilie uit taboesfeer voor leefbare stad

OPINIE - De burgemeester moet niet op de stoel van de rechter gaan zitten, vindt Jonge Democraten. Maar bovenal moet het onderwerp pedofilie uit de taboesfeer gehaald worden.

De burgemeester van Veenendaal Wouter Kolff werd afgelopen week teruggefloten door de rechter toen hij maatregelen wilde treffen tegen een pedofiel die naar zijn oude woning in de gemeente wilde terugkeren. Teleurgesteld door deze uitspraak deed Kolff vervolgens via de media een beroep op de politiek. Hij meent dat het hoog tijd is dat Den Haag zich uitspreekt over de moeilijkheden waarmee burgemeesters kampen wanneer een pedofiel zich wil vestigen in hun gemeente. Kolff staat daarin niet alleen. Volgens een enquête van KRO Brandpunt vindt een meerderheid van de burgemeesters dat zij onvoldoende maatregelen kunnen nemen bij de terugkeer van een pedofiel in de samenleving na uitzitten van zijn straf. 

Kolff vergeet dat afspraken over terugkeer naar woning en gemeente worden gemaakt in de rechtszaal en niet in het gemeentehuis. In ons rechtssysteem is het de onafhankelijke rechter die de strafmaat bepaalt. De rechter weegt een reeks aan factoren mee wanneer hij de juiste straf bepaalt. Daarbij heeft een straf in Nederland niet alleen een vergeldend karakter, maar moet de rechter met zijn of haar straf ook zorgen dat de kans op recidive sterk afneemt. Een ander belangrijk aspect van de juiste straf is dat na het uitzitten ervan de dader klaar is om terug te keren in de samenleving. De rechter wordt bij dit laatste aspect ondersteund door de reclassering, die ook na (voorwaardelijke) vrijlating een flink oogje in het zeil houdt. Zo geredeneerd is de rechter dan ook bij uitstek de figuur die voorwaarden kan stellen aan de woonsituatie van de pedofiel. De burgemeester kan uiteraard in het voortraject betrokken worden.

Foto: Karen Eliot (cc)

Australian carbon emission politics explained

OPINIE - Have a look at the beautiful graph below, which depicts the main trends in Australian emissions and its promised emission reduction targets.

climate graph
Note: trajectories to the 2020 target range are illustrative.

The dotted orange line shows the amount of greenhouse gas that Australia’s economy produces. It depicts a steadily increasing line from 420 million tonnes in 1990 to 560 million tonnes today, projected to rise to 650 million tonnes in 2020 under a ‘business as usual scenario’. The blue line shows total emissions, which thus adds emissions from deforestation to the ‘economic emissions’.

The three straight lines at the end of the graph show Australia’s promises, and then in particular the -5% line that both parties have committed to. Its a beautifully informative graph, which I have used in several lectures the last few years. It is of course meant to shock the audience into rising to the challenge, but it is also very useful as a guide to discussing the politics of greenhouse emissions:

  • Actual economic emissions have more or less followed the ‘business as usual scenario’ in the last 20 years, despite several governments tinkering with wind-mills and ‘energy efficiency’.
  • The only reason that Australia now only emits slightly more than in 1990 is because forestry activities are included in the headline numbers (the blue line): there happened to be a lot of deforestation in the early 1990s. It would be much more proper, of course, to exclude this source: you won’t see this source in the reports of the International Energy Agency which calculates world emissions. Hence, a mere ‘accounting trick’, probably cooked up by some clever civil servant years ago, is keeping Australia in the ballpark of its promised reduction. And of course, another accounting trick is needed to exclude bush fires from ‘deforestation’. If you really want to pretend our ‘efforts’ look good, you can just look at the blue line without seeing the orange line and crow about the years with reduced emissions (such as is done here), but if one would look at economic emissions alone, then keeping the 5% reduction target would entail reducing the economic emissions between now and 2020 by about 40% relative to the ‘business as usual scenario’.
  • Foto: epSos .de (cc)

    Er is een pilletje tegen verslaving, maar de dokter schrijft het niet voor

    ACHTERGROND - Een veelbelovend medicijn tegen verschillende vormen van verslaving wordt nauwelijks voorgeschreven. Toeval, of is er meer aan de hand?

    Ik schreef al eerder een stuk over de manieren waarop het bedrijfsleven ondersteund door de overheid consumenten systematisch naait. Alles draait om winst, ongeacht de consequenties. Daarom worden er bijvoorbeeld geen medicijnen ontwikkeld voor zeldzame ziekten. Die markt is gewoon te klein om de enorme kosten voor onderzoek en testen te kunnen terugverdienen. Soms zijn de gevolgen van dat streven naar winst wel bijzonder schrijnend. Zo is er een medicijn tegen alle soorten van verslaving dat aantoonbaar werkt bij ten minste 60% van de patiënten, maar dat desondanks niet op recept verkrijgbaar is.

    Medicijn tegen verslaving?

    Yep. Of je nu verslaafd bent aan alcohol, cannabis, gokken, roken of shoppen, Baclofen helpt. Het is een spierverslapper die al jaren succesvol en veilig werkt tegen spastische aanvallen en spierspanningen. Een Franse cardioloog, Olivier Ameisen, ontdekte dat het ook zijn zucht naar alcohol wegnam. Ameisen, zwaar alcoholist, gebruikte zichzelf als proefpersoon. En inderdaad, na het steeds verder verhogen van de dosis Baclofen, verdween zijn ‘dorst’. Hij kon zonder problemen stoppen met drinken. Sterker, na langdurig gebruik van Baclofen bleek hij zelfs gewoon af en toe een wijntje te kunnen drinken zonder terug te vallen in zijn oude verslaving.

    Foto: samuel bausson (cc)

    Waarom hogeropgeleiden meer politiek participeren

    ACHTERGROND - Opleidingsniveau is een belangrijke voorspeller van politieke participatie. Maar waarom?

    Binnen de politicologie wordt opleidingsniveau vaak gezien als een belangrijke voorspeller van politiek gedrag. Zo zouden lager opgeleiden minder politiek participeren dan hoger opgeleiden. Maar over de vraag waarom opleidingsniveau nu eigenlijk een belangrijke voorspeller is van politieke participatie bestaat meer onduidelijkheid.

    Ten eerste zou je iemands opleiding zélf als belangrijkste oorzaak kunnen zien. Een goede opleiding zou dan tot meer politieke kennis, meer politieke interesse, en meer politieke vaardigheden leiden. Mensen met een betere opleiding zullen om deze reden meer politiek participeren.

    Het zou echter ook zo kunnen zijn dat de oorzaak niet zozeer in de opleiding zelf gezocht moet worden. Misschien zijn mensen die een hoge opleiding hebben genoten meer geneigd politiek te participeren door hun cognitieve vermogens of de opvoeding die ze gehad hebben. Het is dan niet de opleiding zelf die politieke participatie in de hand werkt, maar het zijn de sociale omstandigheden en de cognitieve vermogens die al aanwezig waren vóórdat iemand aan zijn of haar opleiding begon, die van invloed zijn op de mate van politieke participatie. Welke verklaring is nu het meest waarschijnlijk?

    In een recent onderzoek (paywall) vindt Mikael Persson ondersteuning voor de tweede verklaring. Hij maakt gebruik van een Brits vragenlijstonderzoek, een zogenaamde ‘cohortstudie’, waarbij mensen die op ongeveer hetzelfde moment geboren zijn (tussen 5 en 11 april 1970) hun leven lang gevolgd worden en één keer in de zoveel jaar worden gevraagd een vragenlijst in te vullen (tijdens hun kindertijd werd de vragenlijst door hun ouders ingevuld).

    Foto: copyright ok. Gecheckt 11-02-2022

    Verdedigde Immanuel Kant ooit theïstische evolutie?

    RECENSIE - Een boek over geloof en wetenschap, van de hand van de Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant (1724-1804) – zo kan Kants natuurfilosofische werk Allgemeine Naturgeschichte und Theorie des Himmels uit 1755 wel gekenmerkt worden.

    Het boek is recentelijk voor het eerst in het Nederlands vertaald, door Kant-vertaler Willem Visser, en met de mooie titel Het ontstaan van het heelal en de goede God.

    Maar kosmologie uit de 18e eeuw, is dat niet volledig achterhaald? Niet helemaal dus. Een korte bespreking.

    De Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant (1724-1804) is vooral beroemd geworden door zijn drie “Kritieken”, maar hij is ook beroemd buiten de filosofie. In de sterrenkunde is hij bekend vanwege de “zonnenevel-hypothese” of de “Kant-Laplace-hypothese” die het ontstaan van ons zonnestelsel en het universum verklaart op basis van een ordening uit chaos.

    In Kants Allgemeine Naturgeschichte und Theorie des Himmels uit 1755, die nu voor het eerst in het Nederlands vertaald is door Willem Visser, beschrijft Kant hoe hij meent dat het zonnestelsel en het universum als geheel verklaard kan worden op basis van “aantrekking” (zwaartekracht) en “afstoting” (centrifugale kracht).

    Het universum een systematisch geheel

    Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel beschrijft Kant hoe het universum een systematisch geheel is. Onze melkweg is één van vele sterrenstelsels, maar de onderliggende principes zijn allen gelijk. In het tweede deel – het langste van het boek – beschrijft hij de wording van ons zonnestelsel (hij kende alleen de zes planeten Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter en Saturnus, maar vermoedde dat er wellicht nog meer planeten zouden zijn).

    Foto: Marie Aschehoug-Clauteaux (cc)

    Over racisme en antiracisme

    LONGREAD - Racisme is een complex en veelzijdig verschijnsel dat goed moet worden begrepen wil het effectief bestreden worden. Allereerst is het nodig het verschijnsel goed te definiëren. Dat blijkt wel uit de vele discussies met alle gevoeligheden van dien en misverstanden die het steeds weer oproept. Het is van belang een uitgewerkt begrip van racisme te hanteren. Ik ga in dit stuk in op racisme en de recente geschiedenis van het antiracisme, in de hoop op inspiratie voor een vernieuwde beweging.

    Racisme is een complex en veelzijdig systeem van dominantie en uitsluiting dat sociale ongelijkheid tussen verschillende etnische groepen teweegbrengt. Dit systeem wordt in de geschiedenis en in verschillende samenlevingen steeds opnieuw  ge(re)produceerd door de praktijken van dominante groepen, inclusief hun discours, en door gedeelde beelden die de werkelijkheid betekenis geven. In mijn opvatting verwijst racisme niet alleen naar openlijke en gewelddadige vormen van sociale overheersing maar ook naar meer indirecte en subtiele vormen zoals die naar voren komen in dagelijkse praktijken en naar meer structurele vormen die bedoeld of onbedoeld discriminerend uitwerken. Hierbij is het ook belangrijk op te merken dat racisme niet moet worden gezien als een eigenschap van individuen maar eerder als een dynamisch, voortdurend veranderende  (ideologische) dimensie van sociale praktijken; daaronder versta ik ook discursieve praktijken zoals die naar voren komen in politieke debatten en de media. Een moreel appel schiet dan ook tekort als het erom gaat racisme tegen te gaan.

    Foto: copyright ok. Gecheckt 15-03-2022

    Recensie | Who owns the future

    RECENSIE - Is er een alternatief voor de huidige data-gedreven samenleving? Jaron Lanier geeft er in zijn nieuwe boek Who Owns The Future een interessante visie op.

    Eind jaren ’80, begin jaren ’90 stond de naam van Jaron Lanier gelijk aan virtual reality. Lanier was een pionier op dit gebied, wat door hype en hoop werd omgeven. De beloften van de nieuwe digitale wereld lonkten en Lanier maakte de eerste stappen. Een jaar of 20-30 later is Lanier stukken veel minder optimistisch ove’r de mogelijkheden die de digitale netwerksamenleving heeft gebracht.  Dat bleek al uit zijn  kritiek op user-generated content in You are not a Gadget (2010) en nu ook in zijn nieuwste boek Who owns the Future.

    “Who owns the future” bouwt hier en daar voor op het vorige boek, maar gaat nog een flinke stap verder. Lanier doet een ideologisch relaas over hoe, door de architectuur van hedendaagse digitale netwerken, onze economie in grote problemen komt. Door het digitale-efficiëntiedenken verdwijnen de banen en zekerheden van de economische middenklasse, en concentreren data, geld en macht zich bij centrale servers van de mensen met de beste computers en de slimste programmeurs. Siren servers, zoals Lanier ze noemt.

    De manier waarop het moderne internet is ingericht zorgt ervoor dat alleen deze siren servers geld verdienen aan de waardevolle informatie die op het web wordt gecreëerd. Zij monitoren en verzamelen alle informatie die over het netwerk wordt verstuurd. De servers die op het hoogste overzichtsniveau informatie verzamelen, creëren de meeste waarde en hebben de macht om de markt naar hun hand te zetten. Dit zijn de bekende internetreuzen zoals Google, Facebook en Amazon, maar ook de verzekeraars en supermarktketens als Wal-Mart die informatie over klanten verzamelen. De siren servers verdienen miljarden, maar de makers van de informatie worden hier niet voor gecompenseerd. Een succesvolle informatie economie kan volgens Lanier niet functioneren op dit principe waarin een kleine groep grof geld verdient aan informatie, terwijl de rest van de samenleving het gratis weggeeft.

    Vorige Volgende