Gastauteur

2.322 Artikelen
3 Waanlinks
25 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Jason (cc)

Waarom geen OM-jury?

ACHTERGROND - Waarom is juryrechtspraak in Nederland geen optie, vraagt Willem Korthals Altes zich af.

Juryrechtspraak was onlangs weer even in het nieuws in het kader van het afscheid van voorvechter Wouter van den Bergh als rechter in de rechtbank Amsterdam. Net als bij vorige gelegenheden lijken voorstellen tot invoering van rechtspraak door leken echter ook nu weinig kans te maken. Het Nederlandse rechtssysteem zou daarvoor teveel moeten veranderen en onze cultuur is er niet naar.

Toch zou het jammer zijn als de gedachte achter Van den Berghs voorstel – een groter democratisch gehalte door een actieve betrokkenheid van de burger bij de (straf)rechtspraak – helemaal zou verdwijnen. Ze zou evenwel ook op een andere manier kunnen worden verwezenlijkt. De burger zou dan niet naast de rechter, maar naast de officier van justitie moeten komen te staan. Op die wijze zou hij zelfs een bredere functie kunnen vervullen dan als lid van een jury, die – uitsluitend – over “schuldig of niet schuldig” en eventueel over de straf beslist.

Wat kan een groep burgers – en laten we hen even als OM-jury aanduiden – in die positie betekenen?

Ten eerste kunnen zij als ondersteuning van de officier van justitie dienen bij het beoordelen van het belastend materiaal dat deze tegen de desbetreffende verdachte heeft vergaard. Waar een jury in de traditionele zin op basis van het voorgeschotelde bewijs moet bepalen of de verdachte het delict heeft begaan, wordt van een OM-jury gevraagd te beoordelen of de officier van justitie voldoende in zijn dossier heeft om de verdachte voor de rechter te brengen.

Foto: Screenshot van P&W 15/11/2013

Houd eens op over toptalenten

BRIEF - Sander Dekker moet ophouden leerlingen van nu als toekomstig exportproduct te zien en echt durven investeren in het onderwijs, vindt Gabriëlle Jurriaans.

Beste Sander Dekker,

Twee weken terug zat u bij Pauw en Witteman. Ik heb niet geturfd, maar de term ’toptalent’ kwam erg vaak voorbij. Ik ben moeder van zo’n ’toptalent’. Een jongetje van negen, dat qua denkvermogen bij de 2% van alle leerlingen hoort. Een jongetje dat onlangs volledig overspannen is uitgevallen op school. Hij ging letterlijk op de grond liggen en wilde niet meer opstaan. ‘Mama, ik kán niet meer,’ zei hij.

Door jarenlang relatief onderpresteren – dat wil zeggen dat mijn kind nog steeds redelijk hoge cijfers haalde, maar ver onder zijn eigen kunnen presteerde – is bij mijn kind de koek op. Net als leerlingen die met moeite de cito-norm halen, moest mijn zoon zichzelf voegen naar de middelmaat, maar dan naar beneden toe. De basisschool waar hij op zit kan hem maar een klein beetje helpen.

Geld voor dit soort kinderen is er niet. Onderwijs speciaal voor hoogbegaafden zal ons bijna tweeduizend euro per jaar gaan kosten. En we hebben waarschijnlijk nog zo’n kind. Voordat onze kinderen van de basisschool komen, zullen we dan 12.000 Euro armer zijn. En veel liever laten wij onze kinderen op een ‘gewone’ school, gemengd met kinderen van alle soorten en maten. Want dat vinden wij namelijk óók belangrijk. Wij zitten met onze handen in het haar, want hoe gaan we dit oplossen?

Foto: Aanleg tunnel A4 Delft-Schiedam tussen Vlaardingen en Schiedam (Bron: eigen collectie auteur)

Rijkswaterstaat als Rupsje Nooitgenoeg

OPINIE - Natuurmonumenten bood vanochtend een petitie aan tegen de aanleg van de Blankenburgtunnel bij Rotterdam aan de commissie Infrastructuur & Milieu van de Tweede Kamer. Willem Visser plaatst de tunnel in het perspectief van de asfalteringsdrang van Rijkswaterstaat.

Rupsje Nooitgenoeg is de hoofdpersoon in het gelijknamige boek voor kleuters van de Amerikaan Eric Carle. Het gaat over een rupsje dat altijd honger heeft. Gedurende het grootste deel van het boek is het rupsje aan het eten, tot het zich aan het eind van het boek ontpopt als een prachtige vlinder.

Rijkswaterstaat (RWS) lijkt op Rupsje Nooitgenoeg: het Nederlandse wegennet bestaat niet uit verbindingen, maar ‘ontbrekende schakels’. Die moeten we dringend aanleggen. Anders loopt het verkeer nu, morgen of op een ander moment hopeloos vast. Dit alles levert echter geen prachtige vlinder op, maar versnippering en verstening van de leefomgeving. En, merkwaardig genoeg, meer in plaats van minder ontbrekende schakels. Wanneer is genoeg eigenlijk genoeg? En leggen maatschappelijke of landschappelijke kosten die niet in geld zijn uit te drukken nog gewicht in de schaal?

Rondje Rotterdam

Het totale metropolitane gebied rond Rotterdam, de zogeheten Zuidvleugel, telt 1.600.000 inwoners. Dat is bijna 10% van de totale Nederlandse bevolking. Deze 10% woont op minder dan  3% van het Nederlandse grondgebied.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onze jihadisten in Syrië

OPINIE - Nederland maakt zich zorgen om zijn Syriëgangers. De nationale coördinator terrorismebestrijding verhoogde dit voorjaar de ingeschatte dreiging van een lager niveau waarvan niemand weet wat het nu echt betekent naar een hoger niveau waarvan ook niemand weet wat het nu echt betekent, en houdt het daar vooralsnog. Het gezag in de vorm van regering en parlement vergadert. En een lawaaiige minderheid waaraan dat gezag zich veel te veel gelegen laat liggen, roept om een harde aanpak.

Het hele gedoe draait om een paar onbezonnen jonge Nederlandse moslims die naar Syrië trekken om geloofsgenoten te helpen, en daar dan veelal meevechten in clubs die het kalifaat willen vestigen – clubs dus die streven naar een land waarin iedereen dezelfde kernwaarden, en wel de hunne, geïnternaliseerd heeft. Het principe zal onze minister van integratie aanspreken (zie desgewenst een eerder blogje) – al zijn hun kernwaarden uiteraard niet allemaal ook de zijne.

De vrees is dat deze jonge honden bij terugkomst ernstig geradicaliseerd zijn, dat ze aanslagen zullen willen plegen, en dat ze dat dankzij in Syrië opgedane kennis ook makkelijk kunnen. Dat is natuurlijk allemaal mogelijk. Maar enige relativering lijkt me op zijn plaats. De kennis van explosieven en handwapens die voor het plegen van een aanslag handig is, kun je best in Nederland opdoen – in het leger, bijvoorbeeld – of van het internet halen. En wie wil radicaliseren hoeft ook al niet naar Syrië. Die jongens komen mogelijk geradicaliseerd terug, maar ze komen beslist getraumatiseerd terug, en dat zou ons vooralsnog misschien toch meer zorgen moeten baren. Moesten we niet vooral eerst eens bedenken hoe we ze daarmee in het reine kunnen helpen komen?

Foto: Dirk Verhofstadt - Atheïsme als basis voor moraal copyright ok. Gecheckt 06-11-2022

Recensie | Atheïsme als basis voor de moraal

RECENSIE - Onlangs besprak ik een boek van de Dalai Lama, waarin hij een moraal predikt die losstaat van godsgeloof. Ik vond dat een buitengewoon sympathiek boek. Ik ben er niet van overtuigd dat moraal zonder religie verwordt tot barbarij. Recentelijk las ik echter een ander boek, het nieuwe boek Atheïsme als basis voor de moraal van de Vlaamse filosoof en voorman van het Vlaamse “vrijdenken” Dirk Verhofstadt (ja, inderdaad, de broer van). Het boek van Verhofstadt is totaal iets anders dan het atheïstische betoog van de Dalai Lama.

Ik ben niet tegen atheïsme. Ik ben wél allergisch voor een houding die “zeker weten” uitstraalt. En die allergie geldt zowel jegens gelovigen die het zeker weten, als jegens atheïsten die het zeker weten.

Helaas moet ik steeds vaker constateren dat veel atheïsten niet uitblinken in epistemologische bescheidenheid. Het boek van Verhofstadt vormt hierop geen uitzondering – integendeel.

Ik accepteer het risico dat onderstaande bespreking met een verzameling ad hominems wordt afgeserveerd, maar kan toch niet anders dan concluderen dat dit boek behoort tot het droeve dieptepunt van wat Nederlandstalige uitgeverijen op het gebied van atheïstische manifesten in het afgelopen jaar hebben geproduceerd.

Moraalfilosoof

De universiteit van Gent ontpopt zich de laatste jaren steeds meer als een instituut dat de atheïstische ideologie met verve weet uit te dragen. Ook Dirk Verhofstadt doceert aan de Gentse universiteit. Volgens de achterflap is hij doctor in de moraalwetenschap en professor media en ethiek. Een hoogopgeleid iemand dus, een expert op het gebied van moraal en ethiek, iemand waarvan je een degelijk werk over ethiek en moraal mag verwachten, goed beargumenteerd en vol van nieuwe inzichten die discussies verder brengen.

Foto: Alias 0591 (cc)

Holland Casino redden? Stoppen met nivelleren

ACHTERGROND - Honderd miljoen euro. Zo hoog zal de schuld van Holland Casino binnenkort opgelopen zijn. Hoewel het nationale smethuis enthousiast adverteert met optredens van Lange Frans, Glennis Grace en Do, lukt het haar al jaren niet om winstgevend te zijn.  En dat terwijl het bedrijf een staatsmonopolie heeft op het uitbaten van casino-spellen. Kennelijk stroomt er te weinig gokkersbloed door de Nederlandse aderen. Holland Casino wil het huishoudboekje in balans brengen door de arbeidsvoorwaarden te versoberen en 400 tot 450 fte te schrappen. Hoe kunnen deze banen gered worden? Op basis van recent onderzoek, dat ik samen met collega’s Thijs Bol en Bram Lancee uitvoerde, kom ik met een onconventionele suggestie.

Gokken als risico-gedrag

Wat motiveert mensen om te gokken? Het was ons opgevallen dat het onderwerp gokken grotendeels genegeerd werd in de sociaalwetenschappelijke literatuur. Natuurlijk, er bestaat een uitgebreide psychologische en neurologische literatuur,  die zich vooral richt op verklaringen voor gokverslaving. Het overgrote deel van de gokkers  is echter niet verslaafd; volgens onderzoek uit 2007 is bij slechts 3% van de gokkers sprake van een problematische of pathologische verslaving.

Het ‘reguliere’ gokgedrag  kan echter op weinig aandacht van sociaal-wetenschappers rekenen. Dat is vreemd, want gokken is bij uitstek een fenomeen dat hen zou moeten interesseren. Gokken is een klassiek voorbeeld van risico-gedrag,  een onderwerp dat door vermaarde sociologen als Ulrich Beck en Anthony Giddens al decennia geleden op de agenda is gezet. En gokken beïnvloedt de maatschappelijke rangorde. Wie de loterij wint, stijgt op de sociaaleconomische ladder, maar wie zijn vermogen vergokt in het casino, daalt. Bovendien kan gokken ook functioneren als een statussymbool: wie het zich kan veroorloven grote bedragen te verliezen in het casino laat zien dat hij het breed heeft hangen. Gokken is wijdverspreid: ruim 82% van de Amerikanen geeft aan minstens één keer per jaar te gokken. In Nederland spelen er alleen al 2,4 miljoen huishoudensmaandelijks mee aan de postcodeloterij  .

Foto: Rita Willaert (cc)

Wetgeving moet zowel zwaard als schild zijn

OPINIE - Kunnen effectieve misdaadbestrijding en het recht op privacy en gegevensbescherming hand in hand gaan? Judith Sargentini, Europarlementariër namens GroenLinks start de discussie, waarop de komende weken verschillende prominente experts uit het veld zullen reageren. Op Sargasso gooien we graag de discussie open voor iedereen.

In mijn werk als politica kom ik vaak dilemma’s tegen. Een daarvan is de ogenschijnlijke tegenstelling tussen twee belangrijke politieke doelen die ik nastreef: enerzijds een effectieve bestrijding van misdaad, en anderzijds de bescherming van privacy en gegevens van burgers.

Op dit moment ben ik in het Europarlement verantwoordelijk voor nieuwe anti-witwasregelgeving. Dit dossier is een concreet voorbeeld waar frictie tussen misdaadbestrijding en privacybescherming duidelijk wordt. De anti-witwasregels moeten voorkomen dat criminelen ons financiële systeem gebruiken om hun geld wit te wassen dat ze hebben verdiend met zaken als wapenhandel, corruptie en belastingontduiking. Het gevaar is echter dat de wetgeving ertoe leidt dat er een groot surveillancesysteem wordt opgezet dat alle burgers in de gaten houdt, om zo mogelijke witwaspraktijken op te kunnen sporen.

De onderliggende vragen voor dit dilemma zijn hoe je misdaad kan bestrijden zonder een alles-controlerende staat te creëren, en hoe je de privacy van de burger kan beschermen zonder dat je criminelen vrij spel geeft.

Foto: copyright ok. Gecheckt 04-10-2022

Open Access kan eenvoudiger

ANALYSE - Staatssecretaris Sander Dekker wil binnen tien jaar alle wetenschappelijke publicaties publiekelijke toegankelijk maken. Lovenswaardig, maar actie is nodig, schreef Jaap Walhout eerder op deze site. Vandaag een reactie van gastredacteur Aron Beekman, postdoc theoretische natuurkunde op RIKEN, Wako, Japan.

De laatste decennia is er eindelijk schot gekomen in het toegankelijk maken van onderzoeksartikelen en -resultaten. Met de komst van het internet zijn de technische voorwaarden voor open en vrije toegang aanwezig, en als we de wetenschapspraktijk opnieuw zouden beginnen, bestonden tijdschriften in hun huidige vorm niet. Er is dus sprake van traagheid in het systeem en een overgang wordt enkel belemmerd door vastgeroeste patronen.

In een recent artikel zet Jaap Walhout enkele mogelijkheden uiteen voor hoe de overheid publicatie in open access-tijdschriften kan bevorderen, of zelfs uitvoeren. Wat mij betreft is dit een overgecompliceerde, technische oplossing voor een sociaal probleem. Daarom wil ik aan de hand van de praktijk in mijn vakgebied, natuurkunde, waar onderzoekers al twintig jaar open en vrij hun resultaten delen, enkele aanknopingspunten geven die het makkelijker, goedkoper en sneller uitvoerbaar zouden kunnen maken.

De rol van tijdschriften

Eerst wat achtergrond over wetenschapspublicatie. Uitgevers vervullen op dit moment de volgende taken:

Foto: Nico Hogg (cc)

Busje voor de vrijheid

OPINIE - Het ‘refo-busje’ staat ter discussie: moeten wij als gemeenschap meebetalen aan het relatief dure vervoer van kinderen die naar een zwartekousenschool gaan, terwijl ze, wat ons betreft, best ook naar een school dichterbij kunnen? Bart Voorzanger vindt van wel.

Niet omdat ik die kinderen per se naar zo’n school wil hebben – daar ga ik niet over – maar vanwege het principe. Wij zijn terecht trots op de vrijheden die ons staatsbestel kenmerken, en dan moeten we niet zeuren als het wat kost om die vrijheden in stand te houden.

Een ding vooraf: de term ‘vrijheid van onderwijs’ is historisch verklaarbaar, maar hij geeft niet weer het echt om gaat. De kern van de zaak is de vrijheid van ouders hun eigen kinderen op te voeden, ze hun eigen normen en waarden mee te geven, en ze te leren wat zij voor waar houden, vóór die kinderen kennismaken met, en verward raken door, de waarden en waarheden van andersdenkenden. Het wordt tijd dat we ‘vrijheid van onderwijs’ vervangen door een grondwettelijk gegarandeerde ‘vrijheid van opvoeding’.

Uiteraard moeten die kinderen uiteindelijk leren dat ándere mensen soms heel anders tegen het universum aankijken. En als we de boel een beetje bij elkaar willen houden, is het handig wanneer ze die anderen daarin ook alle vrijheid gunnen. Nog mooier is het wanneer ze – en zij niet alleen! – beseffen dat alle moraal en elke opvatting over de herkomst van het universum uiteindelijk berust op je eigen keuze de werkelijkheid op een bepaalde manier te zien. Maar niet alles tegelijk graag. Dat kan geen mens aan.

Foto: Stadtkatze (cc)

“Links” en “rechts” veranderen van betekenis

ANALYSE - De termen ‘links’ en ‘rechts’ zijn niet weg te slaan uit het politieke discours. Politicologen, journalisten en kiezers maken gretig gebruik van dit jargon om de ideologie en bijbehorende standpunten van politieke actoren samen te vatten, al dan niet met voorvoegsels als ‘extreem-‘, ‘radicaal-‘, ‘ultra-‘ of ‘dom-‘.

Zo wordt de Amsterdamse grachtengordel vaak verweten links te zijn, terwijl in grote delen van die grachtengordel de VVD de populairste partij was bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen. De PVV wordt door kiezers regelmatig gezien als een extreemrechtse partij, maar dat kan in ieder geval niet slaan op de huidige standpunten van die partij over het sociaal vangnet of het homohuwelijk. Wat betekenen de etiketten ‘links’ en ‘rechts’ vandaag de dag dan nog?

Gelijkheid

De termen ‘links’ en ‘rechts’ vinden hun oorsprong in de inrichting van de Staten-Generaal ten tijde van de Franse Revolutie. De groepen die het Ancien Régime steunden zaten ter rechterzijde van de voorzitter, de tegenstanders ervan ter linkerzijde. Tot op de dag van vandaag associëren velen ‘links’ met progressieve en ‘rechts’ met conservatieve denkbeelden, maar ook dit onderscheid kan misleidend zijn. Behoud van wat, immers? Zo heeft Tom Louwerse aan de hand van CPB-doorrekeningen van verkiezingsprogramma’s aangetoond dat er binnen economisch linkse en rechtse kampen zowel hervormers als conservatieven bestaan.

Foto: Thomas Bruce (cc)

Maatschappelijk onbehagen is spiegel behaagzieke overheid

ACHTERGROND - Mensen die het woord onbehagen hanteren, hebben het nooit over zichzelf. Het is altijd de ander die het onbehagen voelt. Sterker nog, het is vaak de tegenstander. Niemand zegt: ik ben tegen het boerkaverbod uit onbehagen. Wel kun je straffeloos beweren: de steun voor het boerkaverbod komt voort uit onbehagen.

Een ding is duidelijk: een verklaring die alleen voor anderen geldt, nooit voor jezelf, die verklaring deugt niet. De term onbehagen is een diskwalificatie vermomd als diagnose. Zelf handel je op basis van inzichten en argumenten. De ander handelt op basis van onbehagen. Oftewel, je kunt zijn inzichten en argumenten niet serieus nemen, ze zijn een pose of op zijn best een gebrekkige vertolking van een onderliggende emotie, angst of onvrede. Door de positie van de ander te duiden met het concept ‘onbehagen’ heeft jouw positie automatisch gewonnen, als een voetbalwedstrijd waarbij de tegenstander niet komt opdagen.

Dat burgers geen risico’s meer willen accepteren, is een mythe

 Ook de staat heeft hier een handje van, zeker op het gebied van risico’s. Ze praat over onbehagen als verklaring voor het verzet van burgers tegen wenselijke vernieuwingen, zoals nieuwe hoogspanningsleidingen, CO2-opslag of de slimme elektriciteitsmeter. Het verhaal van de staat gaat ongeveer als volgt: burgers verzetten zich tegen projecten met hele bescheiden risico’s. Waarom? Omdat ze geen tolerantie meer hebben voor risico’s. De onmacht van de mens tegenover het noodlot willen ze niet langer onder ogen zien. Van de overheid eisen ze daarom bescherming tegen dat onheil.

Foto: Maari-chan (cc)

Risicovolle samenleving eindigt bij opwindbare sinaasappels

ANALYSE - Culturele beschouwingen over PRISM leggen vooral het verband met de boeken 1984 van George Orwell en Het proces van Franz Kafka. In A Clockwork Orange staat misschien wel de belangrijkste aanname centraal wanneer je überhaupt in een samenleving zonder overheidsdwang wilt leven, legt Ralf de Jong uit.

Een vrije, open samenleving zoals de onze leidt automatisch tot een risicovolle samenleving. Dit stelde Rob Wijnberg afgelopen zomer in De Groene Amsterdammer. Het gedrag van de zeven miljard individuen op deze aardbol valt nauwelijks te sturen op een manier waardoor geen gevaar voor de ‘collectieve veiligheid’ dreigt. Dit kan alleen wanneer de staat daarvoor de vrije samenleving opoffert door van alles te verbieden  – van vliegtuigen en heggenscharen tot de voetbalwedstrijd Ajax-Feyenoord.

Literaire betekenis

Zoals bekend probeert de NSA met PRISM de risico’s in de samenleving ieder geval te verkleinen door de privacy van burgers op te offeren. Een vergelijking met de samenleving in 1984 van George Orwell lag vanuit literair perspectief direct voor de hand aangezien de staat (ook) hier het leven van zijn burgers probeert te domineren door hen dag en nacht te bespioneren.

De wereld uit Franz Kafka’s klassieker Het proces geeft goed de hopeloosheid van het individu weer wanneer hij niet de regels van het rechtssysteem kent. Of wanneer hij zoals de hoofdpersoon Jozef K in Het proces niet weet voor welke misdaad de politie hem arresteert. Volgens de Amerikaanse rechtsprofessor Daniel Solove problematiseert het zo de machtsrelatie tussen de staat en haar burgers, bijvoorbeeld wanneer de NSA dankzij PRISM over meer informatie van jou beschikt dan je zelf weet.

Vorige Volgende