Niet lui maar immoreel: hoe politici de ambtenarij framen
ONDERZOEK - door Jessy Hendriks, Koen Damhuis, Sjors Overman, eerder verschenen bij Stuk Rood Vlees
Kritiek van politici op de ambtenarij is van alle tijden. Maar de inhoud van die kritiek is aan verandering onderhevig. Publieke dienstverleners worden niet zozeer meer neergezet als lui, ministeries als inefficiënt en de overheid als traag. Vandaag de dag bekritiseren volksvertegenwoordigers ambtenaren vooral om hun morele opvattingen, hun (on)partijdigheid en hun (on)betrouwbaarheid. Dat is een significante omslag met mogelijk grote gevolgen voor de loyaliteit van ambtenaren, de aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever en uiteindelijk het functioneren van de publieke sector.
Bijna een halve eeuw geleden bedachten Amerikaanse onderzoekers de term “bureaucracy bashing” om kritiek op de ambtenarij te beschrijven. De wetenschappelijke aandacht voor dit fenomeen groeide in de jaren tachtig, toen prominente politici als Thatcher en Reagan zich geregeld negatief uitlieten over de publieke sector en ambtenaren. Zij schilderden hen af als inefficiënt, lui en overbodig. Sinds die tijd lijkt kritiek op de overheid en haar medewerkers echter te verschuiven. Termen als luiheid en inefficiëntie staan niet langer centraal. In plaats daarvan wordt publieke dienstverleners (ideologische) vooringenomenheid of onbetrouwbaarheid verweten. Zo hebben politici het over ‘linkse leraren’, een ‘discriminerende belastingdienst’ of een ‘vooringenomen OM’. Wij hebben als een van de eersten systematisch onderzoek gedaan naar de wijze waarop politici over de ambtenarij spreken, zowel in negatieve zin als in positieve zin.