Integratie is niet mislukt
Dit is een gastbijdrage van Güven Erkaslan (@erkaslan), meer is op zijn eigen blog te lezen.
De Amerikaanse realiteit
Tweehonderd jaar lang zijn er miljoenen mensen, uit alle wereldhoeken, met diverse culturen, geloven, sociale achtergronden en talen, naar Amerika gegaan. Wie de integratie van deze migranten nader beschouwt komt tot de conclusie dat er enkele impulsen achter deze beslissingen zitten: deze migranten kwamen niet om op te gaan in de Amerikaanse samenleving, maar zochten een beter leven. Ze bleven hun oude taal spreken, behielden hun oude gewoontes en geloven en droomden elke dag opnieuw van terugkeer. Hun kinderen –de tweede generatie- koesterden niet meer naar het land van herkomst, maar groeiden op met één been in de oude cultuur en een been in de nieuwe. Dit leidde tot problemen.
De tweede generatie deed het altijd beter dan de eerste generatie migranten. Zij werden uiteindelijk onderdeel van de Amerikaanse samenleving: spraken namelijk goed Engels, vluchtten naar de Amerikaanse VINEX-wijken en begaven zich in de Amerikaanse netwerken en zijn gaandeweg succesvol geworden op de arbeidsmarkt. Kortom, na twee of drie generaties waren de kinderen van de eerste generatie immigranten volledig geïntegreerd, wat wij toe moeten juichen. Dit laat zien dat deze mensen meedoen in de Amerikaanse samenleving, participeren zich in het politieke, sociale, culturele leven en trots zijn op hun identiteit, niet zomaar Amerikaans maar: joods-Amerikaans, Russisch-Amerikaans, Italiaans-Amerikaans of Chinees-Amerikaans.
Rond 1840 ging het fout toen er complottheorieën in het leven werden geroepen dat Duitse en Ierse katholieken die vanuit Rome de opdracht zouden hebben gekregen om de Amerikaanse samenleving te overheersen en over te nemen. Ook was het ‘gebruikelijk’ dat Chinezen onmenselijk werden behandeld, Italianen gediscrimineerd werden, terwijl in 1942 de Japanse Amerikanen in kampen werden gestopt en joden van de Amerikaanse samenleving uitgesloten werden. Sommige verhalen zijn te vergelijken met wat er op dit moment in Nederland gebeurt, maar het is zeker niet zo erg als hoe het er in Amerika aan toe ging.

André Diederen, onderzoeker aan het Nederlandse TNO, sloopt in zijn zopas verschenen boek “Global Resource Depletion” de heilige huisjes van de ecotech-optimisten. Maar hij geeft ook hoop.


VPRO’s Tegenlicht
Vroeger had je Not the Nine O’Clock News, of nog vroeger toen was er Monty Python, ook op de Nederlandse televisie, met ondertitels dat wel, in het Nederlands, de ondertitels, en Fawlty Towers, of later zelfs The Young Ones, allemaal engels dat wel, maar je had ook in Nederland Sjef van Oekel, met klassiekers als Zuurkool met Vette Jus, je had ook Jiskefet nog niet zo heel lang geleden, eens. Ik probeer me een moraal te herinneren van die komieken, had Joep Meloen nu wel of niet een goede boodschap, een preek, daar begon het allemaal mee, toen men Freek de Jonge serieus ging nemen. Allereerst dacht ik dat het allemaal deel van de grap was, die opmerkingen over goed en fout. Oh je had ook van Kooten en de Bie natuurlijk, die hadden volgens mij een boodschap, maar ik kan m niet omschrijven. En toen publiceerde Freek de Jong een boek zelfs, en zijn kameraad begon ernstige liedjes te zingen. Ergens daar moet het mis zijn gegaan. Je kreeg toen links cabaret. De beste rechtse mop(!) gaat over buitenlanders of Joden, of over sex en menstruatie, maar toch denk ik dat rechts dan de essentie van humor mist. Geenstijl dat is wel nog echt ouderwets grappig, alleen nemen hun volgelingen hun grappen serieus, dat is natuurlijk ook de werkelijke grap, en maakt de grap des te sterker. Niet alleen hun volgelingen nemen geenstijl serieus, ook de linkse kerk en christenhonden doen dat, en dat maakt ook hun geenstijl volgelingen. Theo van Gogh die was pas grappig, niet zo grappig als geenstijl, omdat iedereen Theo door had. Balkenende was ook grappig in zekere zin, maar die nam zichzelf serieus, had de intentie serieus te zijn, maar werd door niemand serieus genomen, dat op zichzelf is grappig, maar als je niet de bedoeling hebt om grappig te zijn, telt het niet. Misschien zou je ook Hans Teeuwen moeten noemen, maar die zingt jazz tegenwoordig, is het niet? Op Sargasso had je vroeger tieten elke vrijdag, maar dat hebben ze niet meer. Af en toe is er nog wel humor hoor, zoals Michiel Romeyn als Sinterklaas, bij de benepen gniffelende Matthijs van Nieuwkerk. De ernst in Nederland neemt hand over hand toe, doe toch eens normaal, doe toch eens gewoon. Ik snap die baldadigheid van de straat wel, er valt ook helemaal niets echt te lachen, dan wil je vanzelf wel eens iemand lopen treiteren, he je vriendin is een hoer kaaskop, ik kan daar wel om lachen, zeker als je zo’n roze kop dan ziet die niet weet hoe ie moet reageren en maar doorlopen fluistert, ook niet durft natuurlijk, stelletje mietjes. Allochtonen zijn natuurlijk ook niet grappig, dat heeft met de cultuur te maken, daar heeft Wilders wel een punt, de saaiste droogkutten die ik ooit gezien heb, misschien omdat ze kleine pikkies hebben, dan kies ik toch voor geenstijl en tieten op vrijdag.
Af en toe mag een romanschrijver of filmmaker aanschuiven in een talkshow op tv. Na de uitzending weet de kijker niets of weinig over zijn oeuvre, zijn stijl, de verhaalstructuur of het schrijfproces. Laat staan dat hij een indruk heeft gekregen over de kwaliteit van het werk. Een onderhoudende film of een goed geschreven boek is al lang geen reden meer om hem uit te nodigen (of haar). Het wordt gezien als een kwestie van smaak en daar valt niet over te twisten. En dat is juist wat men graag wil op de redactie: twist, een maatschappelijk debat.