Simon Otjes

146 Artikelen
16 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Politicoloog en politiek filosoof. Promovendus bij de Universiteit Leiden. Blogt met name over Nederlandse politiek vanuit vergelijkend, historisch en filosofisch perspectief.
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Zuid-Holland bestaat niet

Zuid-Holland bestaat niet. Er is een provincie die zo heet, maar dat is toeval. De provincie heeft nauwelijks iets zeggen: de grote steden regelen het zelf wel. Er is geen Zuid-Hollandse gemeenschap, geen Zuid-Hollandse identiteit. En dus is een Zuid-Hollands fingerspitzenprognose een gotspe. We kunnen de landelijke ontwikkelingen vertalen naar de Zuid-Hollandse situatie, maar dat is simpel rekenwerk. Want men stemt niet voor de Zuid-Hollandse Staten om provinciale redenen, men stemt voor de Zuid-Hollandse Staten voor landelijke redenen. Uit onvrede met het kabinet, uit bezorgdheid over het klimaat of de natuur, of omdat men zonder file door wil kunnen rijden naar Utrecht.

Prognose voor Provinciale Staten van Zuid-Holland

Zuid-Holland is geen eenheid. Het heeft grote steden als Rotterdam en Den Haag waar de populisme welig tiert. Er loopt een Bible Belt doorheen. En er liggen studentensteden in als Delft en Leiden, waar vrijzinnige partijen het goed doen. Dit ligt allemaal om een christen-democratisch georienteerd Groene Hart heen. Zo is Zuid-Holland eigenlijk Nederland in het klein.

Maar als provincie stelt het weinig voor: grote gemeenten als Rotterdam en Den Haag stellen zich autonoom op, als kloppend hart van de Randstad wordt veel door het Rijk bepaald, Schiphol, een bron van overlast en werkgelegenheid ligt net over de grens met Noord-Holland. Weinig burgers voelen zich dan ook Zuid-Hollander: je bent geboren Rotterdammer of Hagenees, met passend accent. Als je in Leiden studeert ben je een corpsbal, studeer je in Delft ben je een fietsenmaker. Je komt van Goerree Overflakkee, uit een gesloten christelijke gemeenschap of uit de bruisende hindoestaanse gemeenschap in Den Haag. Misschien voel je je Hollander, waarschijnlijk voel je je Nederlander, maar niemand, niemand voelt zich Zuid-Hollander.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

So You Want to Be an Omroep?

In omroepland heerst fusiekoorts. MAX wil met de EO, maar de EO wil alleen verder. De AVRO twijfelt over de VPRO en TROS. Maar de TROS wil met MAX en WNL. De VARA wil met de VPRO en BNN. De KRO en de NCRV praten met de IKON en de RKK. Het aantal omroepen moet van twee-en-twintig naar acht.

De fusiegesprekken zijn nog minder begrijpbaar dan de formatiegesprekken. Dat begrijpt geen enkele kijker. De Publieke Omroep zou moeten kijken naar de commerciele omroep. Wat de kijker namelijk wel begrijpt, zijn reality programma’s, zoals X-Factor of the Voice of Holland. Dat zou een goed format kunnen opleveren voor de hervorming van de omroep. We beginnen met twee-en-twintig omroep bazen: die moeten allerlei programma ideeen ontwikkelen en uitwerken, zelf filmen en presenteren. Een kritische jury bespreekt de prestaties van de omroepbazen. De kijkers mogen stemmen. Gedurende 14 weken valt er iedere week een omroepbaas af en daarmee is zijn omroep exit tot er 8 overblijven.

Of zouden we misschien af moeten van dit stelsel met omroepen met vastgestelde uitzendrechten dat stamt uit de tijd van de verzuiling?
[cmon]

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ineke van Gent: tegen de stroom in

Het was een opvallende keuze: GroenLinks stemde voor de missie naar Kunduz. Een GroenLinks kamerlid stemde tegen: Ineke van Gent. Ze heeft onvoldoende vertrouwen dat de missie tot een goed einde gebracht kon worden. De keuze van Van Gent was opmerkelijk maar niet onverwacht.

Al in de jaren ’90 werd zij gezien als een representant van de linkerflank van GroenLinks. Ze had een lange mars door de partij gemaakt. Ze was afkomstig van de anti-militaristische, links-socialistische PSP en actief in de jongerenorganisatie daarvan, de rebels-linkse PSJG. Overigens was haar vader militair. Ze werkte tijdens haar studie onder andere in een kantine, iets wat later door Buro Renkema prachtig werd geparodieerd. Tussen 1985 en 1994 was ze lid van de Groningse gemeenteraad voor de PSP en later GroenLinks. Ze was een bijzonder actief en activistisch raadslid. Al in 1993 roerde ze zich landelijk binnen GroenLinks. Ze was een van negen kandidaten in de interne verkiezing van een nieuwe lijsttrekker. Ze kreeg 6% van de stemmen. Ze werd ook op de plek #8 van de GroenLinks lijst gezet: GroenLinks kreeg 5 zetels.

In 1998 werd Van Gent wel gekozen in de Tweede Kamer, als #5. Ook daar was ze een actief en activistisch kamerlid, en stelde ze zich onafhankelijk op: al in 1999 toonde ze zich dissident. Ze stemde ze, samen met Farah Karimi tegen het NAVO-optreden in Kosovo. De keuze voor GroenLinks, een partij met pacifistische wortels, om de NAVO interventie in Kosovo te steunen was heel moeilijk geweest: ook deze beslissing werd om schreven als een worsteling. Toen de Servische regering in reactie op de NAVO bombardementen haar geweld tegen de burgerbevolking verhevigde, sloeg Van Gent om van 51% voorstander van de interventie naar 60% tegenstander. Ze stemde samen met Karimi mee met een motie van de SP tegen het militaire optreden. De rest van de fractie stemde niet mee. In 2001 volgde de NAVO-invasie van Afghanistan, ook dit verdeelde de partij en de fractie. Nadat de fractie eerst de invasie had gesteund sloeg Van Gent al om en begon ze te pleiten voor een bombardementspauze.De fractie in geheel volgde snel haar voorbeeld. Ook stemde ze tegen de goedkeuring van het huwelijk tussen Maxima en Willem-Alexander.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onmenselijk, onvrij, ongelukkig of onrechtvaardig?

Nadat het nieuws over de geketende Brandon naar buiten kwam, is de discussie in Nederland over de zorg voor mensen met zowel psychiatrische problemen als een verstandelijke handicap opgelaaid. Wat ik interessant vind aan deze discussie, is de vraag waarom deze behandeling precies onrechtvaardig of immoreel is, en wat dat zegt over de onderliggende noties van rechtvaardigheid en menselijkheid. Zoveel mogelijk onafhankelijk van de specifieke casus.

De klassieke manier waarop Michael Sandel naar dit soort vragen kijkt is vanuit drie perspectieven: het utilitische, deontologisch-liberale perspectief en het perspectief van de deugdenleer. Vanuit het utilisme zou je moeten zeggen dat het centrale probleem is dat de ‘patient’ ongelukkig is. De maatregelen die genomen worden maken hem ongelukkig of minder gelukkig dan hij zou kunnen zijn. De oplossing hier is volgens mij simpel: sedatie gekoppeld aan geluksverhogende medicijnen. Je kan je voorstellen dat je te aggressieve en onvoorspelbare patienten lichamelijk immobiel maakt en geestelijk heel gelukkig. Toch is sedatie binnen de gezondheidszorg geen geaccepteerde methode meer. En het lijkt intuitief geen juiste oplossing.

Misschien is het dat in beide gevallen (vastketenen en drogeren) zwaar wordt ingrepen in de persoonlijke vrijheid van deze mensen. In het deontologisch-liberale perspectief staat het idee centraal dat mensen autonoom zouden moeten zijn. Ketens en drugs beperken de vrijheid van mensen. Echter als een moreel perspectief gaat deontologisch-liberalisme ervanuit dat mensen vrijheid ‘aan kunnen’, dat ze de rationaliteit bezitten om op een goede manier gebruik te maken van hun vrijheid. Er zijn gevallen te bedenken van psychiatrische patienten of verstandelijk gehandicapten die maar in beperkte mate rationeel zijn: die niet vooruit kunnen plannen, die snel wisselen van stemming, die gewelddadig zijn terwijl ze dat niet bedoelen. We geven kinderen ook geen volledige vrijheid omdat ze de vermogens nog missen om gebruik te maken van hun vrijheid: ze zijn niet nog niet volledig ontwikkeld, nog niet volledig rationeel. Soms wordt er bij verstandelijk gehandicapten de vergelijking met kinderen gemaakt en hun ontwikkelingsniveau uitgedrukt in termen als ‘de geestelijke vermogens van een drie-jarige’. Als er sprake is van zulke vormen van irrationaliteit en onderontwikkeldheid, kan een deontologisch-liberaal perspectief niet gelden: we kunnen geen vrijheden gunnen aan mensen die daar de rationaliteit voor missen. Dat zou onverantwoordelijk zijn: je laat een kind toch ook niet volledig vrij? De verantwoordelijkheid en de beslissingsbevoegdheid wordt gegeven aan de ouders en door hun aan de artsen, verplegers en psychiaters. Die kiezen voor deze oplossingen, maar deze lijken ons nog steeds onjuist.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ongevraagd advies: CDA ga uit van je kracht, je provincialisme

Het gaat niet goed met het CDA. De partij is gehalveerd in de laatste verkiezingen. Nu staat ze nog steeds op verlies. Ze houdt een kleine 17 zetels over volgens Maurice en de PolitiekeBarometer. Van de 21 senatoren zou het CDA er zo’n 8 zetels over houden.

Dat zou verschrikkelijk zijn voor Nederland. Het CDA heeft in de laatste 33 jaar ongelofelijk veel betekend voor Nederland. Dankzij het CDA is ons bestuurlijk stelsel niet veranderd in de laatste 100 jaar, is zelfbeschikking over het eigen lichaam niet uitgebreid en is er jarenlang niets is gedaan aan het milieu, terwijl de gevolgen van klimaatverandering zichtbaarder en zichtbaarder worden. Maar er is ook veel bereikt: er is veel bezuinigd op sociale voorzieningen, er zijn veel asielzoekers uitgezet naar onveilige landen of in de illegaliteit verdwenen, er zijn veel zinloze Amerikaanse oorlogen gesteund met woord en daad. Zonder het CDA was dat allemaal niet gebeurd. Wat moet het CDA doen om dit tij te keren? Hoe kan het CDA stemvee winnen voor dit rancunekabinet?

Ik denk dat het CDA een heldere strategie heeft. Hou de landelijke prominenten buiten beeld. Geen Maxime Verhagen die zich door een groep kiezers heen glibbert, geen Sybrand van Haersma Buma die handen schudt met mensen die zijn naam niet kennen, laat staan kunnen spellen. Het CDA moet kiezers niet proberen te mobiliseren voor het kabinet: te veel van de eigen CDA achterban twijfelt er nog over of het een goed plan is om samen met de VVD en de PVV dit land richting de afgrond te rijden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Groen regeren in Europa

GroenLinks is een uitzondering in Europa. Van Bulgarije tot België hebben Groene partijen geregeerd. In Nederland alleen nog niet. Wat kan GroenLinks leren van haar zusterpartijen over de grens?

Er zijn grote verschillen tussen Groene partijen in Europa. Ze delen allemaal een nadruk op ecologische duurzaamheid. Maar ze verschillen van mening over sociale rechtvaardigheid. Sommige Groene partijen staan, zoals GroenLinks, aan de linkerkant van het politieke spectrum. Andere partijen bevinden zich in het politieke centrum. Er zijn ook groene partijen die aan de rechterkant van het politieke spectrum staan. West-Europese Groene partijen, zoals de Duitse of Franse Groenen zijn links. In een aantal Noord-Europese landen (Ierland en Finland) staan Groenen in het politieke centrum. In Oost-Europa zijn Groene partijen afkomstig uit anticommunistische hervormingsbeweging. Eind jaren ’80 waren het lokale bewegingen tegen kernenergie, mijnbouw en andere vormen van milieuvervuiling die het eerst in opstand kwamen tegen het communisme in landen als Estland, Letland en Litouwen. Deze bewegingen kozen voor de democratie en dus voor een Westerse markteconomie, voor privatisering van overheidsbedrijven en afbraak van de sociale zekerheid. Rechtse groene partijen dus.

De positie van individuele Groene partijen in het politieke spectrum is belangrijk om te begrijpen hoe ze in de regering zijn gekomen. Er zijn grofweg drie soorten regeringscoalities met Groenen: een rood-groene combinatie met sociaal-democraten, Groenen en misschien andere linkse partijen. Of een blauw-groene combinatie met conservatieven, Groenen en misschien andere rechtse partijen. Daarnaast kan er een regenboogcoalitie gevormd worden met groenen, linkse en rechtse partijen. Linksgeoriënteerde Groenen komen terecht in rood-groene coalities. Vaak hebben de Groenen dan voor de verkiezingen een bondgenootschap gesloten met de sociaal-democraten, met daarin de afspraak om samen te gaan regeren. Een typisch voorbeeld hiervan zijn de Franse Groenen die van 1997 tot 2002 in een linkse coalitie samenwerkten met socialisten, communisten en andere linkse partijen. Als links op zichzelf geen meerderheid haalt is er de mogelijkheid voor een regenboogcoalitie, zoals in Belgie met liberalen, socialisten en groenen. Rechts- en centrumgeoriënteerde Groenen kunnen ook terecht komen in regenboogcoalities maar kunnen ook samen werken in blauw-groene coalities. De Ierse Groenen staan in het politieke centrum en werken op dit moment samen metde conservatieve Fianna Fáil partij. De eerste keer dat Groenen in een regering terecht kwamen was in zo’n rechtse combinatie: in 1990 leverden Groene partijen in Bulgarije, Estland en Letland ministers in regeringscoalities van anticommunistische hervormers.Slechts enkele Groene partijen overleefden de daaropvolgende verkiezingen. In Tsjechië en Letland overleefden ze langer en zijn ze zelfs teruggekomen in de regering. In Letland leverden de Groenen zelfs kortstondig de premier (Indulis Emsis in 2003). Hij was zo de eerste groene regeringsleider en gaf leiding aan een rechtse coalitie.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Politie in Kunduz en Hollands Provincialisme

Je kan het debat binnen GroenLinks over Afghanistan niet begrijpen zonder een verkenning van het politieke landschap. Want het zou toch eigenlijk heel simpel moeten zijn: de VVD en het CDA hebben zich zelf in een ongelofelijk dom parket gewerkt door in een kabinet te stappen met de PVV. Die partij vindt wel dat we in oorlog zijn met de Islam, maar die nadat we Afghanistan plat gebombardeerd hebben om de Taliban te verjagen, geen politietrainers wil sturen om de vrede, veiligheid en recht terug te laten keren.

In een tijd van sterke polarisatie tussen links en rechts, waarbij de VVD en CDA elkaar tevreden schouderklopjes geven omdat de kunsten, het hoger onderwijs, de milieubescherming en vele andere linkse hobby’s vakkundig de nek zijn omgedraaid, zou Links natuurlijk kunnen zeggen: “Stik er maar in. Als jullie kabinet alles wat wij waardevol vinden wil opdoeken, waarom zouden jullie dan op onze hulp rekenen voor jullie politiemissie.” De PvdA, de SP en de PvdD doen dat ook.

GroenLinks, de ChristenUnie en D66 hebben een andere overweging: ze overwegen de politiemissie te steunen. Daarbij vallen woorden als ‘verantwoordelijkheid nemen’, ‘internationale solidariteit’, ‘Afghaanse schoolmeisjes’ en ‘civiele opbouwmissie’.

Maar is dat echt alles? Ik denk het niet. Je kan de eventuele steun van GroenLinks en D66 niet begrijpen zonder een inschatting te maken van het politieke speelveld. Er is een minderheidskabinet van CDA en VVD dat over wel meer onderwerpen van mening verschilt met gedoogpartner PVV. Steun op het dossier Afghanistan kan de productieve samenwerkingsrelatie versterken tussen de progressieven in de Tweede Kamer en de centrum-rechtse partijen in het kabinet. Sterker nog: als er over vier jaar nieuwe verkiezingen zijn kan de samenwerkingsrelatie tussen CDA, VVD, D66, CU en GroenLinks worden omgezet in een regeringscoalitie. Femke Halsema heeft eerder al aangegeven dat een coalitie van progressieven en centrum-rechts, de zogeheten Roti variant, a measure of last resort is voor de progressieven. Maar alles liever dan dit rancunekabinet.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Waarom Links?

Wouter Leenders stelde mij op twitter een vrij simpele vraag: Of ik wel eens wat had geschreven over liberalisme en economie. En dan specifiek over de vraag waarom de overheid wel mag interveniëren in de economische sfeer en niet in de culturele sfeer.

De vraag is of mijn epistemische liberalisme, dat uitgaat van de centrale stelling dat we niet weten wat het beste individuele levensplan is te verenigen is met linkse sociaal-economische politiek. De overheid kan mensen misschien niet opleggen hoe ze moeten leven, de overheid moet wel interveniëren om de vrijheid van mensen te beschermen: we rechtvaardigen de interventie van de politie door te stellen dat we zo inbreuken op individuele vrijheid kunnen voorkomen. Maar kunnen we ook economische interventie zo rechtvaardigen?

Er zijn denk ik drie lijnen van argumentatie waardoor we individuele vrijheid en economische interventie kunnen verenigen. Ik laat me uiteindelijk inspireren door drie filosofen: de ideeen van John Rawls, over gerechtvaardigde ongelijkheid,de ideeen van Dworkin, over gelijke uitgangsposities en verdiende en onverdiende ongelijkheden, en die ideeen van Van Parijs over ‘echte’ vrijheid:

Ten eerste om individuele negatieve vrijheid te beschermen. Er is een grote machtsongelijkheid tussen werkgevers en werknemer (en tussen producenten en consumenten): in een ‘vrije markt’ kunnen werkgevers werknemers uitbuiten. Omdat bedrijven veel machtiger zijn dan individuele werknemers en omdat werknemers voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van die bedrijven kunnen bedrijven in een ‘vrije markt’ werknemers dwingen om vrijheden in te leveren, te werken onder gevaarlijke omstandigheden of lonen te accepteren die lager zijn dan het bestaansminimum. De overheid moet ingrijpen om ervoor te zorgen dat de rechten van werknemers en consumenten, – de zwakkere partijen – worden beschermd. Denk aan het minimumloon, het recht op collectieve onderhandeling door werknemers, wetten over arbeidsomstandigheden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Goud & Geld

Een stapeltje goudstaven (Foto: Flickr/hto2008)

In Amerika is de waarde van geld altijd onderdeel geweest van politiek debat. Nu recent zijn er voorstellen om terug te keren naar de goud standaard. In een debat bij het satirische nieuwsprogramma ‘The Colbert Report‘ verdedigde Ron Paul, het meest libertarische lid van de House of Representatives, de herintroductie van goud als geld.

De discussie over de basis van geld is een lang lopende in de Verenigde Staten: geruime tijd ging de discussie over de vraag of de waarde van de dollar gebaseerd moet zijn op goud, zilver of beide. Er werd uiteindelijk voor goud gekozen: decennialang kon je altijd een dollar in wisselen voor een vaste hoeveelheid goud. In 1971 schafte de Republikeinse president Nixon de relatie tussen de waarde van goud en de waarde van de dollar af en werd de dollar een vrij bewegende munt. De reden was dat de Verenigde Staten niet genoeg goud meer in voorraad had om de vraag naar goud aan te kunnen, op het moment dat het vertrouwen in de Amerikaanse economie af nam. Sindsdien is de dollar een vrije munt waarvan de waarde wordt bepaald door het monetaire beleid van de Federal Reserve. Het is geld gebaseerd op vertrouwen waar geen echte harde waarde tegenover staat.

Volgens Paul is dit een probleem. Hij geeft in het debat vier argumenten om een goud-gebaseerde munt weer in te voeren: ten eerste heeft geld gebaseerd op goud het altijd langer vol gehouden dan geld dat zo’n basis ontbeert; ten tweede kan je altijd als je de overheid niet vertrouwt terugkeren naar goud; ten derde zou je liever goud honderd jaar in een sok bewaren dan papiergeld, omdat het ‘echte’ waarde heeft; en ten vierde zou goud de inflatie beperken.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Links in Zwitserland

Zwitserse vlag in de Alpen (Foto: Flickr/IanL)

GroenLinks twijfelt tussen liberalisme en linkse politiek. In Zwitserland is deze keuzeradicaal gemaakt: de Groene Liberalen splitsten zich van ’te linkse’ Groene Partij af. Zijn de Zwitserse Groene Liberalen een toekomstbeeld voor GroenLinks?

De Zwitserse Groene Partij heeft haar wortels in de milieubeweging. Vanuit het verzet tegen kernenergie en autowegen onstaan in verschillende Zwitserse kantons (deelstaten) kleine groene partijen. In 1979 wint voor het eerst een van hen een zetel in het federale parlement. In 1983 wordt een federatie van kantonale partijen gevormd. In de jaren ’80 is de partij sterk verdeeld tussen augurken en de meloenen, waar de ‘augurken’ (van binnen en van buiten groen) ecologische politiek centraal stellen, zijn de ‘meloenen’ (van binnen rood en van buiten groen) voorstander van een helder links en groen geluid. De meloenen winnen de strijd en de Groene Partij neemt enkele kleinere linkse en groene partijen in zich op. De partij voert vanaf dat moment, zoals veel andere Europese Groenen, een heldere groen-linkse koers.

Gedurende de jaren ’90 verliest de partij haar meest radicale veren en gaat een gematigdere, pro-Europese linkse koers varen. Sommige Groenen verwijten hun partij tot ‘de neo-liberale flank van de sociaal-democratie’ te zijn toegetreden. Electoraal is deze strategie echter erg succesvol: bij de verkiezingen van 2007 wint de partij tien procent van de stemmen en is zij nu de grootste oppositiepartij (let wel: de regering wordt in Zwitserland gevormd door de vier grootste partijen).

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ik heb het niet van Joris Luyendijk, maar…

Uitsnede van de cover van 'Je hebt het niet van mij, maar…' van Joris Luyendijk

Met veel interesse heb ik het boekje van Joris Luyendijk gelezen ‘Je hebt het niet van mij, maar…‘. Luyendijk, journalist en antropoloog bracht een maand door aan het Binnenhof en probeerde de relaties tussen journalisten, politici, voorlichters en lobbyisten bloot te leggen. Luyendijk legt interessante patronen bloot.

In de ogen van Luyendijk is er een rare dynamiek aan de hand. We reduceren politiek tot wat er op het Binnenhof gebeurt en dat dan weer tot conflicten tussen politici. Maar daar ligt volgens Luyendijk eigenlijk niet de echte macht: de slecht ondersteunde Nederlandse politici laten hun oren met name hangen naar lobbyisten. Veel mensen wisselen ook tussen deze rollen: oud-politici worden lobbyisten, woordvoerders worden journalist en journalisten worden politici. Volgens Luyendijk is dit allemaal niet transparant en krijgen burgers hier maar moeilijk zicht op.

Luyendijk legt mooi de opmerkelijke elementen van de Haagse politiek weer. Laat ik een voorbeeld noemen: kamerleden hebben maar weinig ondersteuning. De medewerkers zijn vaak net-afgestudeerde academici. Luyendijk vergelijkt hen met co-assistenten die lange dagen en weken draaien in de hoop om een positie als ‘specialist’ (kamerlid) te krijgen. Sommige Amerikaanse senatoren hebben een staf van wel meer dan vijftig mensen. Een Nederlandse kamerlid heeft ongeveer één medewerker. Veel van de problemen in Den Haag zijn in mijn ogen op een manier op te lossen: betere ondersteuning. Meer medewerkers zodat Kamerleden zichzelf beter kunnen informeren, wat betekent dat ze minder afhankelijk zijn van lobbyisten; dat Kamerleden minder afhankelijk zijn van fractiespecialisten en dus zelfstandiger op kunnen treden; dat kamerleden beter contact kunnen houden met ‘de mensen in het land’ en dus niet alleen via de krant zich hoeven te informeren over wat er in de samenleving gebeurt; en dat de Tweede Kamer een beter tegenwicht kan geven tegen de ambtenaren op ministeries.

Foto: Enric Borràs (cc)

David en Benjamin

Kosher in New York (Foto: Flickr/dougtone)

Het is geen ondenkbeeldige situatie: na de Tweede Wereldoorlog vluchten twee joodse broers, David en Benjamin, uit Europa. Ze hebben de verschrikkingen van het nazi-regime ter nauwernood overleeft. David, de oudere broer vlucht naar Amerika (New York) en Benjamin, de jongere naar Brits Palestina, dat snel onafhankelijk Israel zal worden.

Ze moeten allebei hard werken: in Amerika geldt dat iedereen door hard werk zichzelf verder kan helpen, in Israel bouw je mee aan de Joodse staat. En zo werkt David als schoonmaker, krantenverkoper, en uiteindelijk journalist. Benjamin werkt in een kibboets, een collectieve boerderij, voor het algemeen belang.

Natuurlijk vinden beide broers liefde in hun nieuwe vaderland: zowel op het Israelische platteland als in een stad als New York is er bruisende joodse gemeenschap van migranten uit Europa. David trouwt met Rachel, die uit Polen gevlucht is, en Benjamin met Hannah, net als hij zelf een vluchteling uit Nederland.

Maar dan komt er een belangrijk verschil: waar David in Amerika leeft en dus in vrijheid en veiligheid, leeft Benjamin in Israel, een land dat voortdurend in oorlog is met haar buurlanden: in 1948 vallen de Arabische buurlanden in en in 1956, 1967 en 1973 volgen respectievelijk de Suez-oorlog, Zes-Daagse oorlog en de Yom Kippoer oorlog. Maar zelfs binnen Israel is geweld nooit ver weg: Israelische burgers worden voortdurend bedreigd met aanslagen van terroristen. En dat heeft ook gevolgen voor de levens van Benjamin: hij moet zelf in het leger dienen. Zijn twee zoons David en Yitzak moeten dat ook. Yitzak is blijvend verlamd door een ongeluk met een tank tijdens de Yom Kippoer oorlog. Ook zijn dochter Esther dient in het leger – achter de linie als administratief assistent. Maar zelfs als Israel niet in oorlog is, leeft Benjamin en zijn familie onder de voortdurende dreiging van terrorisme. In een aanslag op een bus komt David samen met zijn vrouw (Sarah) en zijn zoon om (Abraham).

Vorige Volgende