Simon Otjes

146 Artikelen
16 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Politicoloog en politiek filosoof. Promovendus bij de Universiteit Leiden. Blogt met name over Nederlandse politiek vanuit vergelijkend, historisch en filosofisch perspectief.
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Islam, Immigratie en Integratie: Issue-Ownership en Idealen

Als Wilders weer iets radicaals, doms of radicaal doms heeft gezegd over de islam, immigratie en integratie, dan verdringen Pechtold en Dibi, Van der Ham en Sap zich voor de camera’s en de interruptiemicrofoon om dat te veroordelen. Inhoudelijk hebben ze helemaal gelijk. De islam-kritische visie van Wilders breekt met een Nederlandse traditie van tolerantie.

Het is niet alleen zo dat de verontwaardiging van GroenLinks en D66 over Wilders gerechtvaardigd is, maar het is ook vanuit een strategisch standpunt begrijpelijk: door te polariseren met Wilders, versterken GroenLinks en D66 het culturele conflict. GroenLinks en D66 hebben hier een uitgesproken tolerante, progressieve, multiculturele positie, de PVV een uitgesproken anti-islamitische, monoculturele positie. De PvdA heeft geen heldere positie op de culturele dimensie. Iedere minuut dat er op televisie over de islam, integratie en immigratie gepraat wordt gaan er stemmen van de PvdA naar de PVV, D66 en GroenLinks.

De onderliggende theorie is er een van issue ownership: kiezers stemmen op die partij waarvan ze denken dat ze de beste oplossing hebben op het onderwerp waar de verkiezingen over gaan. Verkiezingen zijn eigenlijk een soort referendum. Gaan de verkiezingen over economie en de verzorgingsstaat dan hebben de PvdA, de SP en de VVD daar voordeel van omdat veel kiezers denken dat zij daar de beste (linkse of rechtse) oplossingen voor hebben. Gaan de verkiezingen over normen en waarden, dan is dat goed voor het CDA, CU en D66. Gaan de verkiezingen over milieu is dat goed voor GroenLinks en de PvdD.

Deelt mening over islam met ...

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Idealisme, communisme, dictatuur

Huis van de Leraar
Vorige week was ik in Oost-Berlijn: de geschiedenis van Oost-Duitsland is daar nog goed zichtbaar. Tussen de beelden van Marx, de straten vernoemd naar Rosa Luxembourg en Karl Liebknecht en de andere overblijfsels uit de DDR-tijd doemde er een vraag bij me op: geloofde de DDR-leiding zelf in hun arbeidersparadijs?

Ik denk dat de Nazi-leiding zelf wel geloofde in hun anti-semitisme en hun nationalisme. Waarom zouden ze anders in het geheim zoveel tijd en werk besteden aan hun verschrikkelijke daden? Dat kan alleen als ze zelf echt geloofden dat de Joden een gevaar waren voor Duitsland. Het is een verschrikkelijke ideologie en het heeft geleid tot verschrikkelijke misdaden. Maar hoe zit het met de DDR-leiding: geloofden zij in een communistische ideologie? De algemeen secretaris van de Socialistische Eenheidspartij, Honecker, was vanaf zijn 10e lid van verschillende communistische jongerenorganisaties. Hij is gevormd, opgevoed als communist. Zijn voorganger Ubricht koos er in 1917 voor om uit de SPD te stappen en zich aan te sluiten bij de kleinere revolutionaire USPD. Niet de keuze van iemand die verblind is door macht.

En in Oost-Duitsland was deze communistische ideologie voor een deel praktijk: de lonen van arbeiders lager hoger dan die van wetenschappers. De economie werd gepland, zodat er werk was voor iedereen en de prijs van levensonderhoud betaalbaar bleef. Rijen en rijen huurcomplexen waar mensen betaalbaar in konden leven. Het tekort aan grondstoffen zorgde ervoor dat Oost-Duitsland een specialist werd op het gebied van recycling. En dit alles werd ondersteund door idealistische socialistische propaganda die een beter Duitsland beloofde. Arbeiders met rode vlagen, boeren met vredesduiven.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Eigen verantwoordelijkheid

Het kabinet-Rutte is het kabinet van de eigen verantwoordelijkheid. In de zorg komt dit het helderst naar voren: het kabinet wil besparen op de zorgkosten, mensen meer zelf laten betalen voor hun zorg en mensen hun zorg en mensen meer voor elkaar laten doen. Eigen verantwoordelijkheid zegt Rutte dan, Sabine Uitslag lacht erbij “iets doen voor een ander.

Als liberaal ben ik een groot voorstander van eigen verantwoordelijkheid, maar je moet een correcte balans slaan tussen gemeenschappelijke verantwoordelijkheden en individiduele verantwoordelijkheden. Individuele verantwoordelijkheden moet je zelf dragen en gemeenschappelijke verantwoordelijkheden moeten we gemeenschappelijk dragen.

Dit kabinet maakt dat onderscheid niet: het persoonsgebonden budget wordt voor allerlei mensen afgeschaft. Waarom je zo’n budget nodig hebt, maakt eigenlijk niet uit. Als niet permanent zorg nodig hebt, maak je geen aanspraak op een budget waarmee je op de markt zorg kan kopen en ben je gebonden aan de lokale zorgmonopolis. Als iemand door zijn eigen gedrag gehandicapt is geworden, dan wordt hij uit hetzelfde potje betaald als iemand die buiten zijn schuld om gehandicapt is geworden. Het uitgangspunt in de verdeling van zorgmiddelen is dus nood en niet verantwoordelijkheid. Dat lijkt me niet liberaal.

Je kan, in na volging van de Amerikaanse links-liberale filosoof Dworkin,een onderscheid maken tussen drie soorten risicio’s: risico’s die je zelf neemt, risico’s die verzekerbaar zijn en onverzekerbare risico’s. Je kan je benen kwijt raken door je eigen gedrag, bijvoorbeeld door te hard motor te rijden en te vallen. Dat kan ook door een verzekerbaar risico: bijvoorbeeld als bent aangereden worden door een motorrijder. Het kan ook door een onverzekerbaar risicio, als je bent geboren zonder benen. Ik denk dat je bij zorgkosten van dit principe uit moet gaan: als je zelf een risico loopt, moet je daar zelf voor betalen. Het kan toch niet zo zijn dat als je door je eigen gedrag allerlei letsel oploopt, dat je kosten daarvan afwentelt op de rest van de samenleving. Het plezier is voor jou, maar de kosten zijn voor de samenleving. Bij verzekerbare risico’s geldt dat iedereen een gelijk risico loopt en daar dus gelijk voor zou moeten betalen. Bij onverzekerbare risico’s geldt dat sommige mensen met grote talenten zijn geboren en andere mensen met grote handicaps. De mensen die zijn geboren met talenten hebben daar niets voor gedaan, even zeer als mensen die zijn geboren met handicaps. We zullen dus de kosten van de zorg moeten herverdelen tussen mensen die door hun handicaps grote zorgkosten hebben, en mensen die door hun toevallig gekregen gezondheid geen zorgkosten hebben.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De Luxemburgisering van het Europees Parlement

In hoeverre lijken Europese partijsystemen op elkaar? Door de uitslagen van de Europese verkiezingen in de verschillende Europese landen met elkaar te vergelijken kunnen we inzicht krijgen hoe Europese partijsystemen van elkaar verschillen en hoe het Europese partijsysteem is ontwikkeld.

De methode is een simpele correspondentie-analyse op de matrixen van de samenstelling van Europees Parlementsdelegaties naar staat. Dus hoe dichter twee landen naast elkaar staan des te meer ze op elkaar lijken qua partijsysteem en hoe dichter twee partijen bij elkaar staan hoe vaker ze in dezelfde landen sterk zijn.

In 1979 zijn er twee sterke tegenstellingen: op de horizontale dimensie aan de ene kant staan alle landen en aan de andere kant Engeland en de Conservatieve Europese Democraten. Op de verticale dimensie staan alle landen en aan de andere kant Frankrijk en de Gaullistische Europese Progressieve Democraten. De verdeling is dus met name tussen rechtse partijen. De rechtse krachten zijn verdeelt: de Conservatieve, de Gaullisten en de Christen-Democratische EPP zijn de drie uiterste. Omdat de meeste Europese landen Christen-democratische partijen hebben staan deze allemaal aan de kant EPP: Luxemburg, Nederland, Belgie, Duitsland en Italie. Deze Europese landen hebben “typische” Europese partijsystemen met Christen-democraten, liberalen en sociaal-democraten. Hierop was het originele partijsysteem van het Europees Parlement (stammend uit 1958) gebaseerd. Dit partijsysteem is in de meest pure vorm in Luxemburg te vinden. Frankrijk, Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken met andere centrumrechtse partijen staan op de buitenrand: conservatieven in het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, en Gaullisten in Ierland en Frankrijk.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Het meten van Italiaanse partijposities door regeringsdeelname

Je kan de posities van politieke partijen meten door te kijken naar expert-inschattingen, politieke teksten, parlementair gedrag. Maar je kan ook kijken naar politieke samenwerking. In dit geval kijk ik naar de samenwerking van Italiaanse partijen in kabinetten.

We kijken naar Italie om twee redenen. Tussen 1946 en 1993 namen zes partijen deel aan de regering, die gedurende de hele periode bestonden. Ze namen deel aan verschillende soorten kabinetten: minderheidskabinetten van DC, kabinetten over rechts, kabinetten over links en in de jaren ’80 de pentapartito: een coalitie van alle vijf partijen behalve de communisten. Omdat het gemiddelde kabinet minder dan een jaar zat, is er veel variatie in de kabinetten.

Er zijn zes partijen die sterk doen denken aan de Nederlandse partijen:

Rplot

Ik heb gekeken hoelang bepaalde partijen in de regering hebben gezeten met andere partijen en op basis hiervan afstanden tussen partijen berekend en deze afstanden in een multi-dimensionale schalingsanalse gebruikt. Een twee dimensionaal model geeft op zo’n efficient mogelijk manier. Er zijn twee dominante tegenstellingen: de eerste is de tegenstelling tussen de rechtse partijen (sociaal-democraten, de liberalen en de Christen-democraten) en de linkse partijen (republikeinen, communisten en socialisten). Het interessante is dat de sociaal-democraten ruim in de rechter kollom worden geplaatst. De PSDI was gevormd door de tak van de PSI die iedere vorm van samenwerking met de communisten weigerden. En daarom gingen ze samenwerken met de andere grote partij in Italie: Christen-democraten.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Fractieleider in de media en jonge Kamerleden in de Kamer?

De NRC heeft in samenwerking met Maarten Marx een mooie data set online gezet. Van alle kamerleden, van het laatste jaar de deelname aan plenaire parlementaire debatten, inclusief woordgebruik, en deelname aan radio en televisie programma’s en mentions in de NRC. Leuke data om naar te kijken. Op advies van Liesbeth van Tongeren ga ik eens kijken naar de positie van GroenLinks.
Aantal debatten per Kamerlid/fractiegrootteDe activiteit van Kamerleden hangt sterk af van hun lidmaatschap van een fractie: leden van kleine fracties zijn aanzienlijker actiever. Een SGP’er doet 60 debatten, een PvdD’er doet er 40. PvdA’er of een VVD’er doet er gemiddeld maar een stuk of 10. De andere partijen liggen tussen die twee extreme. Wat opvalt is dat een aantal partijen het minder doen dan andere ongeveer even grote partijen. Een PvdD’er zit ver onder een SGP’er. Een CDA’er doet meer dan een PVV’er, een PvdA meer dan een VVD’er en een D66 doet meer dan een GL’er. De SGP loopt alle debatten af, de PvdD is selectiever. De PvdA zal als oppositiepartij aan meer debatten mee doen dan de VVD. GroenLinks is (net iets) minder actief dan D66. Dat lijkt zo omdat Niels van den Berge niet in de data set zit omdat hij maar voor een aantal maanden Kamerlid was als plaatsvervanger van Mariko Peters.Multidimensionale schalingsanalyseDeze figuur is gebaseerd op een multidimensionale schalingsanalyse van de data over debat en mediadeelname. De zwarte lijnen geven weer hoe bepaalde onderwerpen samenhangen met het model.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Wes Anderson: Extraordinarily Quirky

“When one man, for whatever reason, has an opportunity to lead an extraordinary life, he has no right to keep it to himself”

Ik ben een groot fan van de films van Wes Anderson. De Amerikaanse filmmaker maakt films die met een woord te beschrijven zijn “quirky“: de karakters zijn allemaal excentriek, ze hebben al jong grote talenten of grote dromen, al hun onderlinge familie- en liefdesrelaties zijn dysfunctioneel. Dat maakt de films tragisch, komisch en absurdistisch tegelijkertijd.

Dat wordt gecombineerd met een aantal terugkerende stijlkenmerken een herhaling van acteurs in verschillende films (Owen Wilson speelt in alle films), close ups, duikscenes, muziek uit de jaren ’70. Mijn grootste favoriete stijlfiguren zijn de korte staccato dialogen: mensen communiceren nauwelijks met elkaar, nauwelijks reageren op de gebeurtenissen om hen heen.

Anderson heeft zes bijzondere films gemaakt. In deze films komen een aantal thema’s terug: excentrieke, ongewone mensen met excentrieke ongewonen dromen. Veel karakters willen een bijzonder level leiden of doen dat al en houden dat niet voor zich zelf. In Bottle Rocket hebben twee broers de droom om meestercriminelen te worden. In The Life Aquatic heeft een filmmaker nog maar een droom over zijn Moby Dick verslaan, een jaguar shark. In Darjeeling Limited neemt een broer zijn broers mee op een spirituele reis naar India. In The Fantastic Mr. Fox volgt een zoon zijn vader in diens grote droom: een meesterdief worden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Historici en de Textual Revolution

Afgelopen week woonde ik een workshop bij over e-history op het NIOD, het voormalige Nederland Instituut voor Oorlogsdocumentatie. In het prachtige, historische pand in Amsterdamse grachtengordel praatten historici over de digitale revolutie die steeds meer hun vakgebied beïnvloedt. Ik was mee gekomen op de slippen van de net gepromoveerde doctor in de Politieke Wetenschap, Tom Louwerse, om een paper te presenteren over parlementair gedrag.

In de politieke wetenschappen vond 40 jaar geleden een revolutie plaats: de samenwerkende staatsjuristen, politiek-historici en politiek-theoretici werden opgeschikt door iets wat de behavioural revolution werd genoemd. Politicologen moesten niet alleen maar de politieke instituties beschrijven, maar ze moesten ook verklaren waarom die zo waren in gesteld en voorspellen hoe die zich zouden ontwikkelen. Plotseling moesten er modellen gemaakt worden, data statistisch geanalyseerd en surveys uitgezet. Kwantitatieve methodologie sloeg aan in de sociale wetenschappen. Statistiek werd een basisvak in het programma. En in politicologische journals werden termen als r-squared, t-test en h-waarde voor common knowledge aangenomen. Ook bij de geschiedenis werd op de deur geklopt. De historici lachten daarom: tellen? Dat doen wij niet! Wij lezen teksten en interpreteren deze om zo een begrip te krijgen van een tijdsperiode. Behalve een paar sociaal-economische historici bleef het effect van de behavioural revolution grotendeels uit in de geschiedenis.

De politicologie kon daarom goed inspelen op ontwikkelingen in omliggende velden: door haar verbinding met statistici en data-specialisten voelden zij goed aan wat de Internet-revolutie kon betekenen voor de politicologie. Nog nooit was er zoveel tekst beschikbaar om te analyseren. Dit stond politicologen toe om een aantal van hun vaste variabelen geavanceerder te meten. Het meten van partijposities bijvoorbeeld, kon door de internetrevolutie plotseling met grotere precisie, betrouwbaarheid, accuraatheid gemeten door methoden als NOMINATE (op basis van parlementaire stemmingen), WordFish of WordScores (op basis van politieke teksten). Politicologen deden al aan kwantitatieve tekstanalyse. Deze methoden werden nu alleen een stuk minder arbeidsintensief.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Modellen van Stemgedrag

Eigenlijk weten we het allemaal wel: in de Biblebelt stemt men SGP, in studentensteden als Nijmegen wordt er veel GroenLinks gestemd en op het platteland wordt er bovengemiddeld veel CDA gestemd. Maar toch: de geografische patronen in stemgedrag zijn, steeds meer onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. Kan een analyse van de geografische patronen in stemgedrag ons informeren over de recente verkiezingen? En over de nieuwe tegenstelling tussen populistische (SP en PVV) en progressieve partijen (GL en D66) die steeds meer opgeld doet in de media en de wetenschap? Recent gaf de Kiesraad het boek uit “Verkiezingen op de kaart 1848-2010. Tweede Kamerverkiezingen vanuit geografisch perspectief“. Prachtig kaartmateriaal, waarvan de data voor iedereen toegankelijk is op internet. Neem de verkiezingen van 2010. Welke patronen liggen daar in het stemgedrag? Wonen mensen die op verschillende partijen stemmen in verschillende plaatsen?

geografische verschillen in stemgedrag (klik voor grotere versie)
In het hiernaast staande model (klik voor vergroting) zijn de geografische verschillen in stemgedrag zichtbaar gemaakt met correspondentie analyse voor zeven partijen: als partijen dicht bijelkaar staan wonen hun stemmers in dezelfde gemeenten. Stemmers op de SP en de PVV wonen vaak in dezelfde gemeenten, namelijk in krimpende gemeenten in de periferie (Boxmeer of Kerkrade). GroenLinks en D66 stemmers wonen ook vaak in dezelfde gemeenten: denk aan studentensteden als Utrecht. De VVD en de PvdA staan ver uit elkaar, ze spreken kiezers aan die in verschillende plaatsten wonen: in Wassenaar en Blaricum wordt bovengemiddeld vaak VVD gestemd, maar weinig PvdA. Kortom correspondentie analyse construeert zelf een model van verschillen in (in dit geval) stemgedrag tussen gemeenten op basis waar er relatief vaak op de ene of op de andere partij wordt gestemd. De assen hebben a priori geen betekenis, dat is een kwestie van wetenschappelijke interpretatie.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onderwijs in een driehoek

Wat is het doel van onderwijs? Wat willen we dat eruit komt? Waartoe wil je de kinderen vormen? Dat is denk ik, sterk afhankelijk van je politieke oriëntatie: conservatieven, liberalen, sociaal-democraten hebben daar allemaal andere ideeën over. Ik denk dat je drie verschillende doelen kan onderscheiden: onderwijs kan van kinderen goede werknemers maken, van kinderen goede burgers of kan kinderen zichzelf leren te worden.

Werknemers
Het eerste wat onderwijs kinderen leert zijn vaardigheden die nodig zijn om een goede werknemer te zijn. Je leert kinderen lezen, schrijven, rekenen omdat in bijna iedere baan nodig is. Kunnen ze dat een beetje dan kan je je onderwijs gaan inrichten op het beroep dat bij kinderen past: je maakt van jongeren goede vaklieden, je maakt van pas geslaagde middelbare schoolleerlingen artsen, wetenschappers of juristen. Onderwijs heeft een heldere functie: specialisten in het vak dragen hun kennis over. Gedeeltelijk leer je natuurlijk door te doen: dus veel stages en praktijkopdrachten. Dit is duidelijk waarom een klassiek-liberaal om onderwijs geeft. Onderwijs is goed voor de economie. Een investering in onderwijs zorgt ervoor dat we een beter opgeleide beroepsbevolking hebben. Dat betekent meer productiviteit, meer innovatie, ergo meer winst en welvaart. Maar ook een vakbondssocialist geeft hierom om onderwijs: goed onderwijs zorgt ervoor dat iedereen werk kan vinden. Een goede opleiding geeft perspectief op een goede baan en dus op een zeker inkomen.

Burgers
Maar je kan ook je meer richten op algemene kennis en vaardigheden: vakken als geschiedenis en aardrijkskunde oriënteren mensen op de maatschappij om hen heen. Vakken als natuurkunde en biologie oriënteren mensen op de wereld om hen heen. Door Frans, Engels en Duits kom je in contact met andere landen. Maar waarom? De reden is dat je van kinderen goede burgers wil maken. Dat ze niet allen kunnen mee draaien in een bedrijf maar ook in de maatschappij. Om mee te doen aan maatschappelijke discussies of om mee te kunnen beslissen zal je verstand moeten hebben van de natuurlijke omgeving, van culturele verschillen en politieke instituties. Dit ligt veel meer in een progressief-liberale of cultuursocialistische traditie: het gaat om de vorming van mensen tot verantwoordelijke burgers. Maar ook Christen-democraten en andere conservatieven koesteren een ideaal van onderwijs als opvoeding tot een verantwoordelijk leven. Dat betekent dat het niet alleen gaat om kennis, maar bovenal om vaardigheden die nodig zijn voor burgerschap: mediawijsheid, een maatschappijkritische houding, historische inzicht, onderling begrip, milieuvriendelijkheid, spaarzin, sociale vaardigheden, tolerantie, verantwoordelijkheidsgevoel, respect. Burger zijn is meer dan weten, het gaat bovenal om doen. Maar wat een burger wel en niet moet weten en doen hangt af van je politiek perspectief: volgens een Christen-democraat kan je niet in Nederland functioneren zonder kennis van Bijbelse verhalen, volgens een progressieve liberaal moet iedereen toch eigenlijk wel Nederlands, Engels en Arabisch spreken om goed te functioneren in Nederland.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

ChristenUnie & GroenLinks: Policy, Votes of Office

Waarom praten ChristenUnie parlementariërs zo weinig over abortus, euthanasie en het homo-huwelijk? Dat laat toch zien dat Nederland in moreel verval is? Het is toch wetgeving die ze liever vandaag dan morgen omdraaien? Waarom heeft GroenLinks van die “rechtse” opvattingen over de arbeidsmarkt, het ontslagrecht, de WW, en de pensioenen? Waarom staat zij niet samen met haar linkse collega’s van SP en PvdA op de bres voor de verworven rechten van werknemers?

Je kan zulke bewegingen op drie manieren verklaren. In de klassieke typologie van Strom kunnen politieke partijen drie doelen na streven: policy (beleid), votes (stemmen) of office (kabinetsposten). Dus je kan zeggen dat GroenLinks en de ChristenUnie hun standpunten hebben aangepast omdat ze over tijd hadden geleerd dat andere middelen beter waren om hun idealen te realiseren: voor GroenLinks gold dat ze het op wilde nemen voor de flex-werkers, de jongeren, de ZZP’ers, die nu buiten de muren van de verzorgingsstaat staan. Het doel van eerlijk delen bleef, maar in plaats van het verdelen van inkomen tussen rijk en arm, gaat het nu om het verdelen van rechten tussen insiders en outsiders. En de ChristenUnie streeft nog steeds naar een morele samenleving. Echter ze accepteert nu dat getrouwde homo’s daarbij horen. Door een beter jeugd- en gezinsbeleid te voeren probeert ze abortussen te voorkomen en kinderen uit homo-huwelijken op het rechte pad te houden.

Maar misschien vind je de draaien net iets te opzichtig, net iets te strategisch ruiken en met name een net iets te grote breuk met het verleden. Misschien dat de partijen proberen hun standpunten te matigen om meer kiezers te trekken. Voor de ChristenUnie valt daar heel wat voor te zeggen: als moderne gezinspartij trekt ze waarschijnlijk meer twijfelende CDA’ers over de lijn dan als orthodoxe anti-abortuspartij. Maar het is wel een gok: aan de andere kant staat de SGP klaar om alle Christenen die de CU te gematigd en progressief vinden, op te vangen. Voor GroenLinks is dit minder overtuigend: GroenLinks is misschien meer naar het midden geschoven, en daar zou je zeggen, zijn meer kiezers. Echter de meeste kiezers in Nederland zijn centrum-links en willen niets weten het afschaffen van verworven rechten op het gebied van WW of AOW. En terwijl de SP net meer dan 15 zetels twijfelende PvdA’ers had binnen gesleept, (we spreken 2006) met het SP-verhaal over het behouden van de verzorgingsstaat, zou GroenLinks om electorale redenen afstand hebben genomen van de SP-lijn? Dat zou wel absurd dom zijn.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Is Nederland een Particratie?

“Een onderdeel van de Nederlandse consensusdemocratie is dat de verdeling van posten als de vice-voorzitter van de Raad van State, de voorzitter van de Eerste Kamer en de voorzitter van de Tweede Kamer gebeurt op basis van een proportionele verdeling tussen partijen. Het is niet zo dat de coalitie alle posten bezet, maar dat dit soort functies tussen alle partijen worden verdeeld, waarbij rekening wordt gehouden met hun onderlinge grootte.”

Dat leren standaard-politicologieboekjes ons: eerlijke verdeling van belangrijke functies. De Nederlandse verzuilde democratie zou daarmee aansluiten bij wat in Oosterrijk Proporz-demokratie heet en in Belgie particratie wordt genoemd. Belangrijke functies worden verdeeld onder alle partijen. Dat is verkieslijker dan het Amerikaanse winner takes it all systeem, waarbij de grootste partij alle benoemingen controleert: van voorzitter van het Huis van Afgevaardigden tot postrondbrenger op het ministerie van Health en Human Services. To the victor the Spoils.

Maar is dit echt zo? Laten we eens kijken naar de vier centrale voorzittersfuncties in ons politieke systeem: de voorzitter van de ministerraad (de premier), de voorzitter van de Eerste Kamer, de voorzitter van de Tweede Kamer en de vice-voorzitter van de Raad van State (de belangrijkste adviseur op het gebied van kabinetsformaties en wetgeving).

Verdeling-echt

Vorige Volgende