Bijzinnen

53 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De seniorenprins en -prinses (1)

Een paar dagen nadat mijn moeder was uitgegleden en haar enkel had gebroken, werd ze uitgeroepen tot Prinses Tiny I, seniorenprinses carnaval van het dorp.
Per post ontvingen we het statieportret, dat van alle prinsenparen wordt gemaakt. Ze kijkt uitzonderlijk vrolijk op de foto. Haar rolstoel is even verruild voor een soort schavot dat bekleed is met zwart fluweel. Mijn vader, Prins Herman II, staat naast haar. In zijn gezicht is zoveel geluk samengebald, dat ik vermoed dat overal ter wereld plotselinge tekorten optraden en mensen overvallen werden door onbegrepen gevoelens van somberheid. Iedereen die de foto ziet, weet vanaf dat moment: het geluk draagt een steek. Dat is de naam van het hoofddeksel dat gereserveerd is voor de carnavaleske aristocratie.

Ik belde mijn moeder en vroeg of het wel ging, carnaval vieren in een rolstoel. Dat ging heel goed, bleek. Ze werd uitstekend verzorgd, zei ze. Ze klonkt zo tevreden dat ik de indruk kreeg dat de rolstoel een positieve bijdrage leverde aan haar nieuwe status. Daar zat een zekere logica in. Aristocratie is een vorm van invaliditeit, van gedwongen verzorging. Of het wordt opgelegd door een enkelbreuk of een familielijn, is een subtiel verschil.

Vorig weekeinde reisden we af om de officiële receptie mee te maken. Het fenomeen seniorenprins en –prinses bestond niet in het tijdperk dat ik nog deelnam aan carnaval. Er was een prins en een jeugdprins. De seniorenprins is een kwestie van voortschrijdende emancipatie.
Ik vroeg mijn vader wat er verder veranderd was aan carnaval. Er was geen kinderoptocht meer, geen oudwijvenbal en geen revue. De carnavalsvereniging had bijna zelf het loodje gelegd.
Ik vroeg hoe dat kwam.
‘De tweeverdieners.’ Hij roerde in zijn koffie. ‘Ik begrijp het wel. Ze hebben nergens tijd voor en als ze tijd hebben, willen ze zich nergens op vastleggen.’
Ik sprak recent een gebiedsmanager van een grote Vinexwijk. Ze gaf hetzelfde antwoord als mijn vader op de vraag waarom de wijk afgleed naar een probleemgebied. Het waren niet de buitenlanders, de losbandige jeugd of de hufters. Aan de bron van alle ellende stonden de tweeverdieners. Dat komt me voor als een buitengewoon sympathieke diagnose.
Maar het carnaval is een venijnige institutie. Er kwamen nieuwe feesten, die minder voorbereiding vergden. De tweeverdieners kwamen massaal. En men richtte zich op een nieuwe groep: de senioren. Dat was mij al die jaren ontgaan, totdat mijn moeder me belde om te vertellen dat ze op het punt stonden uitgeroepen te worden als Herman II en Tiny I.
De ernst van dat nieuws drong pas tot me door toen we – mijn vrouw, de kinderen en ik – afreisden naar het dorp en mijn ouderlijk huis zagen.

(Wordt vervolgd.)

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voortschrijdende indoctrinatie

Een kwartiertje voor de vergadering, mail ik mijn twee Iraanse medewerkers met het verzoek of ze zich stipt op tijd in mijn kantoor willen melden. Normaal gesproken komen ze vijf minuten te laat. Soms voeren we filosofische gesprekken over de vraag of vijf minuten te laat komen niet een contradictie is. Een van hen heeft ooit de stelling verdedigd dat vijf minuten te laat eigenlijk te vroeg is.

Deze keer zal een onderzoeker van Harvard per telefoon aan het gesprek deelnemen en ik wil hem niet laten wachten. In zijn tijdzone is het zeven uur in de ochtend.

Een minuut voor aanvang melden de twee medewerkers zich in mijn kamer.
‘Hoe gaat het?’ vraag ik.
‘Gaat wel,’ zegt een van hen bedeesd.

Vroeger dacht ik dat er iets mis was wanneer hij dit antwoord gaf. Inmiddels weet ik dat het Nederlandse standaardantwoord, ‘Goed’, hem onbegrijpelijk voorkomt. Hoe kun je ooit je leven samenvatten met het woord ‘goed’? Na enkele experimenten in de eerste maanden van zijn aanstelling, heeft hij geconcludeerd dat ‘gaat wel’ het meest handzame antwoord is.
Wanneer ze klaar zitten met hun laptop op schoot, grinnikt hij. Ik vraag wat er grappig is.
‘Ik zie net je mail,’ zegt hij.
‘En toch ben je voor het eerst op tijd,’ zeg ik. ‘Heel interessant.’ Onder het mom van ironie indoctrineer ik hen met onze lokale tradities als punctualiteit en het veinzen van belangstelling voor de medemens. Ik constateer dat de indoctrinatie zijn vruchten begint af te werpen.
‘Ik ben eerder vanwege onze gast. Het leek me onbeleefd om hem te laten wachten.’
‘Aha,’ zeg ik. ‘Dus als ik het goed begrijp is het onbeleefd om een gast te laten wachten, maar niet om je baas te laten wachten.’
Hij schiet in de lach. Een hoog, enigszins manisch geluid, met een zweem van paniek. Hij kijkt me taxerend aan.
Dan zegt hij: ‘Jij bent extended family. Bij familie kun je nooit te laat komen.’
‘Aha.’ Ik schik de vergaderstukken. ‘Vermoedelijk is dat een compliment,’ zeg ik tegen niemand in het bijzonder.
De indoctrinatie schrijdt voort, maar het is nog onduidelijk bij wie.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Afspraak is afspraak

De telefoonwinkel was verlaten, op een jonge medewerker na. Terwijl ik mijn verhaal deed, keek hij af en toe langs me heen. Ik keek om. Achter me stonden twee jongens die na mij waren binnengekomen. Ze bogen zich over een telefoon, de ruggen naar ons toe gekeerd.
Toen ik op het punt stond om het gesprek af te ronden, sprong de medewerker op. Hij schreeuwde iets en rende achter de toonbank vandaan, richting de uitgang. Ik zag nog net de twee jongens naar buiten sprinten. De medewerker zette de achtervolging in: ‘Hé jongens, terugkomen!’

Zelfs in de verwarring van het moment, viel me op dat de uitroep nogal beleefd geformuleerd was.
Een meter of twintig buiten de winkel, staakte de medewerker de achtervolging. Hij liep terug. Via een deur achterin de winkel kwam een vrouwelijke medewerker kijken wat er aan de hand was. ‘Wat hebben ze meegenomen?’ vroeg ze.
‘Een iPhone,’ antwoordde de man. ‘Ik hield ze nog in de gaten. Ik vertrouwde het al niet helemaal. Verdomme.’ Hij schudde het hoofd. ‘Sorry,’ zei hij tegen mij.
Ik had met hem te doen. Het verlies van een telefoon was een kleinigheid voor de winkelketen. Maar die abstractie leek weinig troost te bieden.
Vreemd genoeg voelde ik me zelf ook enigszins geschoffeerd door de dieven. Eerst dacht ik dat het kwam uit empathie met de medewerker. Maar mijn burgerlijk fatsoen is veel beter ontwikkeld dan mijn vermogen tot empathie. Dat is de vloek van het fatsoen van de middenklasse: elke inbreuk op de bestaande orde voelt als een persoonlijke bedreiging of belediging. Het antwoord op het persoonlijk affront is ook duidelijk: ressentiment jegens iedereen die afwijkt. Dit neurotische patroon wordt soms vergoelijkend aangeduid met de frase ‘afspraak is afspraak’.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Peak Wealth

Op een borrel stond ik naast een econoom uit de babyboomgeneratie. Hij constateerde dat zijn kinderen harder werkten dan hijzelf had gedaan, en voor minder geld.
‘Ik heb met ze te doen,’ zei hij. ‘Bij mijn generatie kwam het allemaal aanwaaien.’
Ik vroeg hem of hij zich daar schuldig over voelde.
Dat vond hij een merkwaardige vraag. ‘Je kunt je niet schuldig voelen over het tijdsgewricht waarin je geboren bent.’

In de krant las ik dat het Sociaal en Cultureel Planbureau had geconstateerd dat kinderen steeds vaker achterblijven bij hun ouders.
In de energiesector spreekt men al jaren over “peak oil” – het moment waarop de wereldwijde olieproductie op zijn hoogtepunt is, waarna deze onomkeerbaar zal afkalven. Volgens het International Energy Agency passeerden we dat moment al in 2006. Misschien moeten we eveneens over peak wealth gaan spreken. Er zijn tekenen dat ook dat moment al achter ons ligt.

Meer op Bijzinnen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Een dorp is een manier van denken

Zondagmiddag was ik Obbicht, het dorp waarin ik ben opgegroeid, om de Ecrevisseprijs te ontvangen. Mijn vrouw kon er niet bij zijn. Na afloop probeerde ik tevergeefs de uitreiking voor haar te omschrijven. Er zat een aangenaam soort dubbelzinnigheid in. Het comité sprak ernstig over het behoud van de lokale cultuur, terwijl ze zelfgemaakte papieren hoedjes droegen. Misschien moet je katholiek zijn om dat een begrijpelijke combinatie te vinden. De onderstaande tekst las ik voor als dankwoord.

de harmonie in obbichtGisteravond zat ik voor het eerst sinds tien, vijftien jaar weer eens in de bus naar Obbicht.
Ooit is het normaal geworden dat pap me komt ophalen in Sittard. Ouderschap lijkt soms verdacht veel op een taxibedrijf.
Gisteravond kon pap me niet komen halen. Er was een feestavond van het zangkoor.

Behalve mij is er één andere passagier in de bus. Een vrouw van een jaar of dertig. Een vriendin had haar met de fiets naar de bushalte bij het station in Sittard gebracht en was daar blijven staan wachten bij de bus, in de kou, zoals je iemand uitzwaait die gaat emigreren.
De vrouw stapt uit in Born.
Het laatste stuk ben ik alleen met de chauffeur. Zwijgend draaien we door de bochten van de donkere dorpen. Straten zijn leeg. In een enkel huis brandt gelig licht. Maar hele stukken ogen verlaten. Hoe langer ik hier weg ben, hoe mysterieuzer het gebied op me overkomt. Even heb ik het gevoel dat ik op het punt sta wakker te worden uit een droom.

Vorige