Bij Nader Inzien

33 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Bij Nader Inzien presenteert inzichten uit de academische filosofie voor een breed publiek. Actuele maatschappelijke kwesties worden van filosofische analyse en reflectie voorzien. Recente ontwikkelingen in de academische filosofie worden toegankelijker gemaakt voor niet-specialisten
Foto: Retha Ferguson Studio, via Pexels.

Is er plek voor de wetenschappelijke expert in de democratie?

ESSAY - door Lucas Dijker (University College Dublin)

Coronavirus, stikstofcrisis, kunstmatige intelligentie – onze samenleving staat bol van complexe problemen die alleen experts kunnen begrijpen. Toch verwachten wij in een liberale democratie dat burgers direct of via hun gekozen vertegenwoordigers deelnemen aan de besluitvorming over dit soort zaken. In een democratie ligt de uiteindelijke politieke macht immers bij het volk. Maar wanneer besluitvorming steeds afhankelijker wordt van wetenschappelijke experts, wat blijft er dan over van de democratie?

In veel opzichten staan wetenschap en democratie lijnrecht tegenover elkaar: democratische besluitvorming gebeurt door te stemmen, terwijl wetenschappers niet stemmen over wat waar is. De wetenschap zegt, of probeert te zeggen, wat de feiten zijn. Zoals filosofe Hannah Arendt schreef: feiten staan los van “overeenstemming, discussie, mening of instemming.” Het democratisch debat daarentegen draait juist om instemming, onenigheid en verschillende meningen.

Twee uitersten

De liberale democratie is min of meer een geïnstitutionaliseerd besluitvormingsproces waarin burgers op basis van gelijkheid collectief beslissen, met respect voor grondwettelijk beschermde individuele rechten. Maar omdat wij deze besluitvorming ook toepassen op complexe vraagstukken, zijn wij vaak afhankelijk van deskundigen.

Als de democratie zo sterk afhankelijk wordt van experts, riskeert zij een technocratie te worden – een elitaire vorm van epistocratie waarin alleen experts publieke besluiten nemen.

Foto: Boekomslag De politiek van vruchtbaarheid, ISVW 2024

Mannen steriliseren: een vrouwenzaak?

door Suzanne Roes

Ik lig met mijn partner op bed terwijl ik mijn zoveelste beklag doe over anticonceptie. Na dertien jaar giert er voor het eerst geen hormonaal voorbehoedsmiddel meer door mijn lichaam en ik ben er blij mee.

Al heel wat jaren ben ik ervan overtuigd dat ik geen kinderen wil en mijn (cisgender en mannelijke) partner heeft in de vier jaar dat we samen zijn altijd hetzelfde gezegd, maar ons gesprek verliep niet zo vloeiend als ik had verwacht. Hij leek verbaasd toen ik over sterilisatie begon. Een ding werd direct duidelijk: hij zou niet onder het mes gaan. Waarom zou je de optie om kinderen te krijgen wegnemen? Meer opties is in de meeste gevallen beter.

Hoewel we beiden feministisch in het leven staan, werd in dit gesprek duidelijk dat ik door in een vrouwenlichaam* geboren te zijn aan het kortste eind trok. Ik heb goede redenen om de optie weg te nemen, want ik kan zwanger worden en dat wil ik niet. Hij heeft goede redenen om zijn opties open te houden, want met het uitstellen van de beslissing om wel of geen kinderen te nemen verliest hij niets. Hij hoeft geen jaren te leven met ongezonde hormonen, of angst voor potentiële zwangerschappen te doorleven, en enkel als ik, zijn partner, niets anders gebruik, zal hij door het gebruik van een condoom wat minder voelen tijdens seks.

Foto: risingthermals (cc)

Waarom identiteitspolitiek noodzakelijk blijft

ESSAY - van Katrien Schaubroeck (Universitair hoofddocent Universiteit Antwerpen)

Identiteitspolitiek is een scheldwoord geworden. Iets waar je liever niet aan doet, want dan krijg je een hoop rotzooi over je heen. Niets dat zo polariseert als een mening over identiteit. Maar zogenaamde identiteitsstrijden zijn in oorsprong gevechten tegen onderdrukking. Vanuit moreel opzicht is het dan ook merkwaardig dat daar zo veel ophef over is ontstaan.

De Zwarte feministen van het Combahee River Collective

Dat de term identiteitspolitiek een stevige ‘bad rap’ heeft gekregen komt doordat publieke intellectuelen zoals Francis FukuyamaGreg Lukianoff en Jonathan Haidt en dichter bij huis mensen als Sid Lukkassen zich de term identiteitspolitiek toegeëigend hebben om er hun cultuurkritiek op te bouwen.

Maar als we teruggaan naar de geboorte van het begrip, moeten we kijken naar het Combahee River Collective, een collectief van Zwarte feministen dat in de jaren zeventig actief was in Boston. In de missieverklaring van het collectief, gepubliceerd in 1977, lezen we dit:

“This focusing upon our own oppression is embodied in the concept of identity politics. We believe that the most profound and potentially most radical politics come directly out of our own identity, as opposed to working to end somebody else’s oppression.”

Foto: duncan c (cc)

Jongeren moeten geen voorrang krijgen op de IC

Het draaiboek van ‘code zwart’ rammelt aan alle kanten, betoogde ethicus Fleur Jongepier afgelopen juni al. Nu de discussie hierover weer oplaait en minister Van Ark een wetsvoorstel heeft aangekondigd om het voorgestelde leeftijdscriterium te verbieden, plaatsen we het betoog van Jongepier opnieuw.

COLUMN - Er is een draaiboek dat artsen moeten gaan gebruiken bij het maken van keuzes in het geval er in de toekomst schaarste zou ontstaan op de ic’s. Het meest controversiële punt van het draaiboek gaat over wat te doen in ‘fase 3’. In fase 3 is de schaarste zo ernstig dat beslissingen mogelijk moeten worden genomen op ‘niet-medische’ gronden, dat wil zeggen: op ethische gronden.

In het draaiboek staat onomwonden dat de ‘jongere generatie een sterkere morele aanspraak’ heeft op levensreddende zorg, en dat het ‘rechtvaardig’ is om hun ‘voorrang te geven, omdat jongere generaties nog een lang leven voor zich hebben, terwijl dat voor oudere generaties minder opgaat’. Lees: iemand van 81 jaar krijgt sowieso géén ic-bed wanneer iemand van 33 ook een bed nodig heeft en er niet genoeg bedden zijn.

De opstellers benadrukken dat het draaiboek is bedoeld om een publiek debat op gang te brengen. Het valt vanuit ethisch oogpunt te betwijfelen of een draaiboek een wenselijk startsignaal is voor het voeren van een constructief publiek debat, maar laat ik bij deze bijten: het morele fundament onder het draaiboek rammelt aan alle kanten. Ik beperk mij tot vijf punten.

Foto: © NOS schermafbeelding persconferentie 12 maart 2020

Waarom Rutte de natiestaat als lichaam presenteert

ESSAY - door Levi van Veurs (Redacteur Kosmos Uitgevers)

“Nederland is nu een patiënt. En die patiënt moet behandeld worden,” zei premier Rutte afgelopen 12 maart tijdens een persconferentie over de maatregelen tegen het coronavirus. Rutte haakt daarmee in op een metafoor die in ons cultureel geheugen gegrift staat en ons denken beïnvloedt, namelijk: de figuurlijke relatie tussen natiestaat en lichaam.

Deze metafoor baant een weg voor politieke besluiten. Hoe dient ze Ruttes agenda?

Als je het ene zegt, maar het andere bedoelt

Als je ooit Il Postino (1995) over Pablo Neruda hebt gezien, kun je je waarschijnlijk het glunderende gezicht van Massimo herinneren als bij hem het kwartje valt na Neruda’s uitleg van het begrip ‘metafoor’: “Een metafoor, dat is als je het ene zegt, maar het andere bedoelt.”

Een talig trucje dus. Leuk voor een dichter, maar geen directe aanduiding van de dingen zelf. Waarom zegt Rutte niet gewoon waar het op staat?

Neruda’s uitleg impliceert dat er bij het gebruik van een metafoor een beweging van het figuurlijke naar het letterlijke gemaakt moet worden om de betekenis te snappen. Maar is het wel zo dat we, als we het gordijn van de metafoor opzij trekken, de naakte waarheid aantreffen? Hoewel metaforisch taalgebruik door de eeuwen heen door verschillende denkers als ‘leugen’ werd bestempeld, zijn er ook filosofen die beweren dat metaforen juist constructief zijn voor ons denken.

Foto: ApolitikNow (cc)

Is online manipulatie oké als het niet effectief is?

ESSAY - door Fleur Jongepier (Universitair Docent Radboud Universiteit Nijmegen).

De concepten “individu” en “vrijheid” hebben in het digitale tijdperk geen betekenis meer (Yuval Noah Harari). Omdat algoritmes “ons beter begrijpen dan wij onszelf begrijpen, kunnen ze ons manipuleren op manieren die we niet kunnen begrijpen” (Jamie Bartlett). We worden door big tech bedrijven behandeld als een massa “gebruikers” die als een kudde “samengedreven” kan worden (Shoshana Zuboff).

Poeh, poeh, nou, nou, zo kan die wel weer. Wordt de soep werkelijk zo heet gegeten als die wordt opgediend? Jesse Frederik en Maurits Martijn (hierna: team FrederikMartijn) plaatsen in een stuk in de Correspondent terecht de nodige vraagtekens. Online advertenties (dat is waar het de meesten die alarm slaan om te doen is) zijn, stellen zij, de “nieuwe internetbubbel”.

Wordt ons brein “gehijacked”?

Team FrederikMartijn geeft goede reden om te twijfelen aan de effectiviteit van online advertenties en dus ook, zou je denken, aan de ernst van – dat wil zeggen, de morele bezwaren omtrent – online manipulatie. Ik moet eerlijk toegeven: ik ben door het stuk geturned. Aanvankelijk zat ik in het “onze autonomie staat mogelijk (!) op het spel”-kamp, en nu denk ik toch: ja, aan mij zul je toch geen stilettohakken kunnen slijten, hoeveel een algoritme ook over mij weet, en hoe vernuftig de advertenties ook zijn. Plus, de meeste van de belangrijke keuzes die ik in mijn leven maak (wat betreft carrière of sociaal leven) zijn voldoende autonoom. Ik heb bepaald niet het idee dat mijn “brein” in feite “gehijacked” wordt (Harari). Waar hebben we het dus precies over?

Foto: Clair Graubner (cc)

Vogelvrij in je eigen huis

ESSAY - door Matthé Scholten (Ruhr-Universität Bochum)

Sinds de jaarwisseling zijn mensen met psychische aandoeningen vogelvrij in hun eigen huis. Op 1 januari is namelijk de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg in werking getreden.

Onder voorganger Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen waren (zoals de naam van de wet al doet vermoeden) enkel gedwongen opnames in instellingen geregeld. Dat is niet meer van deze tijd – een tijd waarin mensen met psychische aandoeningen een plek midden in de maatschappij zouden moeten hebben. En niet onbelangrijk: een tijd waarin vanwege verregaande kostenbesparingen het aantal bedden in psychiatrische ziekenhuizen in rap tempo is afgebouwd.

De nieuwe wet maakt het daarom mogelijk om personen met psychische aandoeningen ook in de thuissituatie gedwongen te behandelen.

Aan goede bedoelingen geen tekort.

Zo moet de wet bijvoorbeeld vroegtijdige interventie mogelijk maken en de inspraak van betrokkenen vergroten. Verder is het uitgangspunt van de wet dat dwangmaatregelen alleen als uiterste middel mogen worden toegepast. Deze video van het ministerie vat de hoofdpunten van de nieuwe wet kort samen.

Alle goede bedoelingen ten spijt lijkt het erop dat mensen met psychische aandoeningen sinds de jaarwisseling in de meest ongelukkige combinatie van een nanny state en een politiestaat leven.

Foto: Knar Bedian (cc)

Waarom we zonder ‘zelfmoord’ zouden moeten

ESSAY - door Govert den Hartogh (Emeritus hoogleraar Universiteit van Amsterdam).

Zelfmoord. We komen het woord dagelijks tegen, in de krant, in het journaal. Maar is iemand die zijn eigen leven beëindigt eigenlijk wel een moordenaar?

Volgens het strafrecht is moord het doden met voorbedachten rade. En het is zeker zeldzaam dat iemand zichzelf zo impulsief doodt dat je niet van voorbedachten rade kunt spreken. Maar aan ‘moord’ zitten meer connotaties vast. In het Duitse wetboek van strafrecht is in de Hitler-tijd de volgende definitie van ‘moordenaar’ opgenomen: iemand die een mens doodt uit moordlust, ter bevrediging van de geslachtsdrift, uit hebzucht of uit enige andere minderwaardige beweegreden, heimelijk of gruwelijk of met middelen die gevaarlijk zijn voor anderen of om een misdrijf mogelijk te maken of te verdoezelen. Ja, de Nazi’s wisten waar ze het over hadden. Juristen kunnen weinig met deze definitie maar als opsomming van betekeniselementen van ‘moord’ in de dagelijkse taal is zij heel herkenbaar.

Ga het maar na, van bijna geen enkel van die elementen is normaal sprake bij ‘zelfmoord’.

Het belangrijkste verschil is wel dat iemand die zichzelf doodt in elk geval op dat moment denkt dat de dood voor hem te verkiezen is boven het leven. Hij heeft geen ‘minderwaardige beweegreden.’ We associëren zelfmoord weliswaar met het gebruik van gruwelijke middelen: jezelf ophangen, verdrinken, van een hoog gebouw of voor de trein werpen, of door het hoofd schieten. Maar oude en zieke mensen kunnen ook een eind maken aan hun leven door op te houden met eten en drinken, en dat is bij voldoende voorbereiding en begeleiding een humane dood. De middelen die de dokter gebruikt voor hulp bij zelfdoding kun je ook zelf via internet in Mexico bestellen. Ook dat zijn geen gruwelijke middelen.

Foto: bixentro (cc)

Er zit een ‘kloof’ tussen burgers en bestuurders. Maar welke?

COLUMN - In de bijdrage van 4 februari 2019 op Bij Nader Inzien, concludeert politiek filosoof Teun Dekker dat de Nederlandse politiek zich de afgelopen twintig jaar heeft bewogen “tussen de regenten van het tweede Paarse kabinet en het populisme van ‘de nieuwe politiek’”, waarmee “de relatie tussen burgers en bestuurders ernstig verstoord” is geraakt. Hiermee probeert Dekker de veelbesproken kloof te verklaren. Uit deze verklaring volgt een remedie: wederzijds respect tussen burgers en bestuurders. Of eigenlijk, als eerste stap, wederzijds begrip. Het betoog is echter gebaseerd op een inconsistente analyse van het – vermeende – probleem van de kloof tussen burgers en bestuurders.

De ‘kloof’ als vertrouwensbreuk

Dekker heeft het enerzijds over het gebrek aan vertrouwen in de ‘hoge heren’ van het bestuur en anderzijds over het gebrek aan de wil bij bestuurders om hun beleid uit te leggen aan de mensen. Die tweede component heeft meer onderbouwing nodig dan de stellige bewering dat het zo is. Op welke manier zijn bestuurders nu minder bereid hun beleid uit te leggen dan twintig jaar geleden? Of minder open wat betreft dat beleid? Een meer principieel probleem schuilt echter in de eerste vermeende component: het gebrek aan vertrouwen.

Foto: Martin Tod (cc)

Kunst op Zondag | Kunst hoef je helemaal niet te ‘snappen’

ANALYSE - Vandaag in Kunst op Zondag een gastbijdrage van Clinton P. Verdonschot, een artikel dat eerder verscheen op Bij Nader Inzien.

Toen afgelopen 5 mei Childish Gambino (a.k.a. Donald Glover) de single “This is America” uitbracht, ontplofte het internet. Iedereen, zo leek, had vrij genomen voor een bijzondere sessie muziekvideo bingewatchen. Dat leek mij niet eens zo gek: de eerste keer dat ik de clip zelf zag, voelde als een lawine van subtiele en minder subtiele verwijzingen naar de kwestie van racisme in de V.S. Ik heb meteen die avond de video nog minstens drie keer bekeken, daarna heb ik een nieuwsartikel gelezen over de vele verwijzingen in de clip, en toen heb ik de clip nóg maar een keer gekeken. Dit is de clip, voor degenen die hem nog niet hebben gezien:

Waar ik het nu vooral over wil hebben is dat nieuwsartikel en de talrijke interpretaties die worden aangeboden op YouTube. Die variëren namelijk van zinnige observaties tot wilde fan-theorieën over de ‘diepere’ betekenis van de song.

Nu wil ik niemand het plezier ontzeggen om eindeloos te speculeren over wat Childish Gambino misschien wel/niet bedoelde te zeggen met (bijvoorbeeld) zijn vreemde danspasjes, maar ik wil wel beargumenteren dat die mindset niet noodzakelijk is om de clip te bekijken. Met andere woorden, je hoeft de clip helemaal niet te zien als een uitdaging om allerlei verborgen verwijzingen te ontdekken. Sterker nog, ik denk dat die mindset je soms ook blind kan maken voor wat de kracht van een kunstwerk kan zijn.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De waarde van privacy(schendingen)

COLUMN - door Esther Keymolen

cc commons.wikimedia.org Marion ManolaWat heeft zangeres Marion Manola (zie foto), die furore maakte op Broadway aan het eind van de 19de eeuw, gemeen met voetballer Robin van Persie en realityster Barbie (aka Samantha De Jong)? Alle drie beroemdheden zijn geconfronteerd met privacy-inbreuken. Marion Manola werd belaagd door fotografen toen ze in haar weinig verhullend kostuum op het podium stond. Haar werkgever, die het plan had opgevat de foto’s als reclame te publiceren in de krant had daartoe opdracht gegeven maar had dit niet van te voren aan Marion Manola voorgelegd. Zij was furieus en stapte naar de rechter om de publicatie van de foto’s tegen te houden. De rechter gaf haar gelijk en de foto’s mochten niet zonder haar toestemming worden afgedrukt.

Deze gebeurtenis was één van de aanleidingen voor de juristen Samuel Warren en Louis Brandeis om hun legendarische artikel “The Right to Privacy” te schrijven. In dit artikel definiëren ze privacy als “the right to be let alone”, het recht om met rust gelaten te worden.

De noodzaak om zo een recht te formuleren kwam niet uit de lucht vallen maar is rechtstreeks verbonden met de opkomst van het fototoestel en het verdienmodel van de tabloids (ook wel yellow journalism genoemd, naar de kleur van het papier waarop het gedrukt werd). Deze (riool)journalistiek was erop gericht smeuïge en niet noodzakelijk waarheidsgetrouwe nieuwtjes te publiceren, het liefst vergezeld van een prikkelende foto. Tegen zulke journalistieke wanpraktijken moesten burgers beschermd worden, zo meenden Warren en Brandeis. Als je je op straat begeeft of je ergens anders in de publieke ruimte bevindt, moet je erop kunnen vertrouwen dat je niet gelijk met foto en al de volgende dag op de voorpagina van de krant prijkt. Wat Marion Manola overkwam als celebrity, zo voorzagen Warren en Brandeis, kon immers iedereen gebeuren.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

‘Illusies voor gevorderden. Of waarom waarheid altijd beter is’ van Maarten Boudry

RECENSIE - © Uitgeverij Polis Cover Illusies voor gevorderden van Maarten Boudrydoor Hans van Eyghen (PhD, Vrije Universiteit Amsterdam)

Waarheid is altijd beter. Deze boude claim vormt de kern van wat Maarten Boudry in zijn boek Illusies voor gevorderden. Of waarom waarheid altijd beter is (Uitgeverij Polis) betoogt. Wie het boek leest, merkt dat Boudry deze claim niet echt beargumenteert. Hij argumenteert hoogstens dat waarheid meestal beter is en laat enkele illusies met beperkte impact toe. Boudry gebruikt de term ‘illusie’ min of meer als synoniem voor ‘onwaarheid’. In een wereld waar waarheid (meestal) beter is, is geen plaats voor illusies. Boudry geeft drie argumenten: de catch 22 van illusies, de meeste illusies hebben geen nut, en illusies die nut lijken te hebben, hebben dat in feite niet. In wat volgt bespreek ik deze drie argumenten. Ik eindig met enkele algemene opmerkingen over het boek.

De catch 22 van illusies

Boudry’s belangrijkste argument tegen onwaarheid noemt hij de catch 22 van illusies.[1] Boudry merkt op dat het onmogelijk is onwaarheden voor waar aan te nemen. Zelfs als er nuttige illusies zouden zijn  (wat Boudry ontkent in zijn tweede argument), is het onmogelijk deze voor waar aan te nemen wanneer men weet dat ze illusies zijn en nuttige illusies kunnen hun nut niet uitoefenen als ze niet voor waar worden aangenomen. Als we Boudry’s argument reconstrueren lijkt hij te stellen dat een nuttige illusie de mens voor twee keuzes stelt, of zij verwerpt de illusie of zij neemt hem aan. In het eerste geval heeft ze vanzelfsprekend geen baat van de illusie. In het tweede geval ook niet omdat ze weet dat de illusie niet waar is (het is nu eenmaal een illusie).

Volgende